ECLI:NL:RBDHA:2022:15962

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
21 juni 2023
Zaaknummer
NL22.25545
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 december 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, die stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben en geboren te zijn op [geboortedatum] 2000. De maatregel van bewaring was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 25 oktober 2022, en eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, met een verzoek om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft de processtukken beoordeeld.

De rechtbank heeft overwogen dat, indien de maatregel van bewaring in strijd zou zijn met de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) of niet gerechtvaardigd zou zijn, zij het beroep gegrond zou verklaren en de maatregel zou opheffen of wijzigen. Eiser betwistte het zicht op uitzetting naar Marokko, maar de rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd geoordeeld dat er wel degelijk zicht op uitzetting was. De Staatssecretaris had een aanvraag voor een laissez passer ingediend bij de Marokkaanse autoriteiten, en de rechtbank concludeert dat de enkele omstandigheid dat er nog geen reactie was ontvangen van deze autoriteiten, niet voldoende is om te concluderen dat de uitzetting niet mogelijk zou zijn.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het moment van het sluiten van het onderzoek en dat er geen aanleiding was om het beroep gegrond te verklaren. Het verzoek om schadevergoeding werd eveneens afgewezen, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 23 december 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.25545
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. E. El Assrouti), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. R. Hopman).

Procesverloop

Verweerder heeft op 25 oktober 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd. Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [geboortedatum] 2000.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 10 november 2022 (in de zaak NL22.21924) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die
uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser betwist het zicht op uitzetting naar Marokko.
5. De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond geen doel treft. In de uitspraak van 14 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3269) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat het zicht op uitzetting binnen redelijke termijn naar Marokko niet ontbreekt. Verweerder heeft op 8 november 2022 ten behoeve van eiser een aanvraag voor een laissez passer (lp) ingediend bij de Marokkaanse autoriteiten. Voorts heeft verweerder op 2 december 2022 nog gerappelleerd. In de enkele omstandigheid dat de Marokkaanse autoriteiten tot op heden geen reactie hebben gegeven, ligt geen aanknopingspunt voor het oordeel dat deze autoriteiten niet tot verlening van de lp voor eiser zullen overgaan.
6. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek niet op enig moment onrechtmatig was.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
N.J.R. Kalaykhan, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
23 december 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.