ECLI:NL:RBDHA:2022:15959

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 februari 2022
Publicatiedatum
19 juni 2023
Zaaknummer
NL21.13459
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van biseksuele geaardheid en geloofwaardigheid van het relaas

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 februari 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, afkomstig uit Nigeria, heeft een asielaanvraag ingediend op basis van zijn biseksuele geaardheid en de problemen die hij in Nigeria heeft ondervonden. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat de gestelde problemen niet geloofwaardig waren. Eiser heeft in zijn beroep aangevoerd dat verweerder niet voldoende rekening heeft gehouden met zijn referentiekader, dat zijn verklaringen over zijn biseksualiteit niet geloofwaardig zijn bevonden en dat er sprake is van een cirkelredenering in de beoordeling van zijn relaas. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verweerder in zijn besluit voldoende gemotiveerd heeft waarom de verklaringen van eiser niet geloofwaardig zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de relevante elementen van eisers relaas, zoals zijn identiteit en de problemen die hij heeft ondervonden, niet voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag als ongegrond verklaard en het beroep van eiser verworpen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 14 februari 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.13459
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. T. Volckmann), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: D. Berben).

Procesverloop

Bij besluit van 25 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 19 november 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen V. Emechete. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is afkomstig uit Nigeria en is geboren op [geboortedatum] 1974. Hij heeft op 28 januari 2020 een asielaanvraag ingediend.
Aanvraag
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij biseksueel is en dat hij in Nigeria in verband hiermee problemen heeft ondervonden. Eiser licht toe dat zijn vriend [A] tijdens de kerst van 2019 was overgekomen uit Amerika en de dag voor zijn vertrek graag iets met eiser wilde gaan drinken in een hotel. Eiser en zijn vriend [A] werden in het hotel in de toiletruimte betrapt toen ze elkaar aan het kussen waren. Hierna kwamen er meer mensen bij, waaronder ook beveiliging en later politie. Eiser en zijn vriend moesten de politie betalen, omdat ze anders overhandigd zouden worden aan jongens die met hun zouden afrekenen. De politie vroeg meer dan “500.000”. Eisers vriend gaf zijn geld en wat buitenlandse valuta. Dat was niet genoeg. De politie boeide hen en nam hun mee in de auto.
Onderweg is de politie gestopt en werd hen gezegd dat ze moesten vluchten. Ze zijn gevlucht naar Lagos. Eisers vriend is terug gegaan naar Amerika en zou een manier proberen te vinden om eiser het land uit te krijgen. Eiser is in januari 2020 naar Nederland gereisd op een vals paspoort.
Besluit
3. Volgens verweerder bevat het relaas van eiser de volgende relevante elementen:
4. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
5. Discriminatie omdat betrokkene Bini is;
6. Seksueel misbruik door oom;
7. Biseksuele geaardheid;
8. Problemen naar aanleiding van biseksuele geaardheid.
Verweerder acht de eerste drie relevante elementen geloofwaardig.
Eisers verklaringen over zijn biseksuele geaardheid (relevant element 4) en over de door hem naar aanleiding daarvan ondervonden problemen (relevant element 5) acht verweerder niet geloofwaardig. Om die reden wijst verweerder de asielaanvraag van eiser af als ongegrond.
Gronden
4. Eiser voert aan dat verweerder niet is ingegaan op de zienswijze en dat deze als volledig herhaald en geïnsereerd moet worden beschouwd.
5. De rechtbank overweegt dat verweerder in het bestreden besluit is ingegaan op de zienswijze en dat het aan eiser is om in de beroepsgronden aan te geven op welke punten hij het niet eens is met het bestreden besluit. Deze grond slaagt niet.
6. Eiser voert verder aan dat zijn asielrelaas ten onrechte niet geloofwaardig is bevonden. Het voornemen en het bestreden besluit zijn innerlijk tegenstrijdig en verweerder heeft onvoldoende rekening gehouden met eisers referentiekader. Eiser is op tienjarige leeftijd door zijn oom misbruikt en dat heeft volgens eiser zijn geaardheid geïnstigeerd. Dit is een relevant onderdeel van het referentiekader. Dat verweerder dit niet betrekt bij de besluitvorming klemt te meer, omdat het misbruik geloofwaardig is bevonden. Ter onderbouwing van zijn standpunt wijst eiser op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, van 10 augustus 2021, (ECLI:NL:RBDHA:2021:9018) en de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch van 30 juli 2021, (ECLI:NL:RBDHA:2021:8423).
7. De rechtbank overweegt het volgende. Met referentiekader wordt bedoeld de capaciteiten die een persoon heeft om over gebeurtenissen, ervaringen en gevoelens te verklaren. Verweerder heeft er op gewezen dat het referentiekader van eiser beperkt is vanwege eisers beperkte scholing en wegens tijdsverloop. Anders dan in de door eiser genoemde uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, heeft verweerder rekening gehouden met het referentiekader, dit in de besluitvorming genoemd en gemotiveerd hoe dit in de geloofwaardigheidsbeoordeling doorwerkt. Zo heeft verweerder sommige verklaringen van eiser die algemeen van aard zijn niet tegengeworpen als ze gingen over ervaringen en gevoelens van lang geleden of als er van eiser niet meer verwacht kon worden.
8. Naar de rechtbank begrijpt betoogt eiser dat ook het seksueel misbruik op jeugdige leeftijd van invloed is geweest op zijn referentiekader en dus zijn vermogen om hierover te verklaren Verweerder heeft hierover naar het oordeel van de rechtbank terecht gesteld dat
eiser deze stelling niet heeft onderbouwd. Het door eiser in dit verband in de zienswijze genoemde wetenschappelijke onderzoek heeft geen betrekking op eiser en kan daarom niet bijdragen aan eisers standpunt. Ook de door eiser genoemde uitspraak van 30 juli 2021 draagt hier niet aan bij. De situatie in die uitspraak is niet vergelijkbaar met de onderhavige situatie. Het ging om een persoon die slachtoffer was van ernstig en langdurig misbruik, in een situatie van dwang, misbruik en ongelijkwaardigheid. Dat is bij eiser niet de situatie. Eiser heeft op tien jarige leeftijd seksuele contacten gehad met zijn oom. Eiser heeft verklaard daar geen negatieve gevoelens aan overgehouden te hebben. Bij de verdere relaties die eiser stelt te hebben gehad, met zowel mannen als vrouwen, is sprake geweest van gelijkwaardigheid en is niet gebleken van misbruik. Verder heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank kunnen overwegen dat het seksuele misbruik niet kan bijdragen aan de geloofwaardigheid van de biseksuele geaardheid van eiser, omdat daar onvoldoende informatie over bekend is. Van een innerlijke tegenstrijdigheid is de rechtbank tot slot niet gebleken. Verweerder heeft toegelicht dat de zinsnede dat ’het seksuele misbruik niet in de beoordeling wordt betrokken’ abusievelijk in het voornemen is opgenomen en dat uit de daaraan voorafgaande alinea blijkt hoe verweerder het misbruik heeft beoordeeld en waarom dat niet kan bijdragen aan de geloofwaardigheid van zijn seksuele geaardheid. De beroepsgrond slaagt niet.
11. Eiser voert ook aan dat hij zijn verklaringen over zijn relatie met [B] toen hij 17 was in de zienswijze aan de hand van wetenschappelijk materiaal inzichtelijk heeft gemaakt en uiteen heeft gezet dat verweerders overwegingen op dit punt zijn gebaseerd op misvattingen over zijn biseksuele geaardheid. Verweerder gaat er kennelijk vanuit dat er naast een fysieke en romantische beleving geen gevoelens van verwantschap en vertrouwen kunnen bestaan. Verweerder gaat er echter aan voorbij dat [B] toentertijd de enige was die een veilige omgeving voor eiser kon creëren. Daarom en omdat eiser toen nog jong was, is het niet bevreemdend dat eiser alle facetten van contact in één persoon zocht en vond. Verweerder stelt ten onrechte dat in de zienswijze niet op dit onderdeel is ingegaan en handhaaft zijn eendimensionale visie op dit element. Eisers verklaringen zijn op ignorante wijze beoordeeld en daarom is de beschikking ondeugdelijk gemotiveerd. Dit alles aldus eiser.
12. De rechtbank overweegt het volgende. Verweerder stelt in het bestreden besluit dat eiser de relatie met [B] beschrijft als een relatie met een broer, een vriend of een familielid, maar er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat er sprake was van een liefdesrelatie. Met deze stelling miskent verweerder niet dat er in een relatie sprake kan zijn van gevoelens van verwantschap en vertrouwen, maar stelt verweerder dat eiser de liefdesrelatie niet aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat verweerder dit niet ten onrechte
stelt. Eiser heeft verklaard dat hij van [B] hield, dat het voelde of ze bloedverwanten waren, dat ze close waren en dat ze elkaars kleding droegen. Op de vraag hoe de relatie een liefdesrelatie werd antwoordde eiser dat ze veel samen deden en daardoor close werden en dat er meer is dan vriendschap als mensen altijd samen zijn en dingen samen willen doen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder kunnen overwegen dat deze verklaringen over [B] verklaringen zijn die ook over een goede vriend afgelegd kunnen worden en dat die geen inzicht bieden in het antwoord op de vraag waarom het ging om een meer dan vriendschappelijke relatie. Dit mag wel verwacht worden van eiser, omdat dit zijn eerste relatie was met een man in een homofoob land.
Eisers stelling dat verweerder in het bestreden besluit stelt dat eiser in de zienswijze op het voorgaande niet is ingegaan berust op een onjuiste lezing van het bestreden besluit. Het onderdeel van het voornemen waar eiser in de zienswijze niet op is ingegaan is verweerders stelling dat eisers verklaring dat [B] van de een dag op de andere dag vertrokken is zonder
bericht achter te laten of eiser nog op te zoeken, afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van eiser over de liefdesverklaring. De beroepsgrond slaagt niet.
13. Eiser voert aan dat verweerder voor de geloofwaardigheid van de relatie met [A] en de door verweerder vermeende tegenstrijdigheden over het begin van deze relatie verwijst naar de overwegingen die verweerder ten aanzien van de relatie met [B] toen eiser 17 was heeft gemaakt. Dit standpunt van verweerder berust op dezelfde misvattingen van verweerder te aanzien van de relatie met [B] . Verder voert eiser aan dat hij tijdens het nader gehoor heeft verklaard eerdere vragen over de relatie met [A] niet te hebben begrepen. Uit zijn verklaringen blijkt dat hij naar aanleiding van een krantenartikel op een voor hem zo veilig mogelijke wijze heeft afgetast of hij met een gelijkgestemde van doen had. Hij heeft dus wel concreet verklaard over het ontstaan van (het vertrouwen in en) van de relatie.
14. De rechtbank is van oordeel dat verweerder heeft kunnen overwegen dat eiser de relatie met [A] niet aannemelijk heeft gemaakt. Verweerder heeft kunnen overwegen dat eisers verklaringen over [A] geen authentieke details bevatten die een liefdesrelatie aannemelijk maken. Zoals de rechtbank ook hiervoor heeft overwogen miskent verweerder hiermee niet dat er in een liefdesrelatie ook sprake kan zijn van gevoelens van verwantschap en vertrouwen. Dat eiser uiteindelijk met een concrete verklaring komt over het ontstaan van (het vertrouwen in en) van de relatie, neemt niet weg dat eiser eerder niet eenduidig verklaard heeft over de start van de relatie met [A] en dat hij daarvoor geen afdoende verklaring heeft gegeven. Dat mag wel verwacht worden, omdat dit eisers eerste volwassen relatie met een man was en deze relatie de gestelde aanleiding is geweest voor eisers vlucht naar Europa. De beroepsgrond slaagt niet.
15. Eiser voert aan dat verweerder een cirkelredenering hanteert door algemene verklaringen van eiser die niet aan hem worden tegengeworpen, toch niet op positieve wijze te laten meedragen aan de geloofwaardigheid van het relaas.
16. De rechtbank overweegt dat verweerder in verband met eisers beperkte referentiekader sommige algemene, vage of onduidelijke verklaringen van eiser in het kader van zijn asielrelaas niet heeft tegengeworpen. De rechtbank ziet niet in hoe dergelijke algemene, vage of onduidelijke verklaringen op positieve wijze zouden kunnen bijdragen aan de geloofwaardigheid van zijn relaas. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook niet gebleken van een cirkelredenering. Deze grond slaagt niet.
17. De rechtbank is van oordeel dat gelet op het voorgaande het bestreden besluit kan worden gedragen door de overwegingen van verweerder. Hierbij acht de rechtbank nog van belang dat verweerder zijn besluit ook heeft gebaseerd op andere aspecten waar eiser geen gronden tegen heeft gericht, zoals bijvoorbeeld de gebeurtenissen die vallen onder element 5, waarbij verweerder heeft gewezen op een reeks toevalligheden, inconsistenties en onwaarschijnlijkheden. Die overwegingen in samenhang bezien met de overwegingen in deze uitspraak maakt dat verweerder niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat eiser zijn biseksuele geaardheid en de daaruit voortvloeiende problemen onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt.
18. De aanvraag is dan ook terecht afgewezen als ongegrond. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
19. Het beroep is ongegrond.
20. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Janssens - Kleijn, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
En zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
14 februari 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.