ECLI:NL:RBDHA:2022:15897

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 november 2022
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
C/09/637458 / HA ZA 22-917
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van betalingsverplichting uit vaststellingsovereenkomst

In deze civiele procedure, die plaatsvond bij de Rechtbank Den Haag, heeft eiseres FOOG B.V. een vordering ingesteld tegen gedaagde AGM VASTGOED B.V. De zaak betreft een verstekvonnis, aangezien gedaagde niet is verschenen. De procedure begon met een dagvaarding op 17 oktober 2022, gevolgd door een rolzitting op 2 november 2022, waar gedaagde verstek is verleend. Eiseres vorderde nakoming van een betalingsverplichting die voortvloeit uit een vaststellingsovereenkomst tussen partijen, waarbij een schadevergoeding van € 47.000 werd geëist. De rechtbank oordeelde dat deze vordering niet ongegrond of onrechtmatig was en heeft deze toegewezen. Daarnaast werd een contractuele boete van € 2.000 per week toegewezen, die gedaagde verschuldigd was omdat hij de schadevergoeding niet tijdig had betaald. De rechtbank wees echter de vordering tot betaling van wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten af, omdat eiseres niet had aangetoond dat er van de wettelijke bepalingen was afgeweken in de vaststellingsovereenkomst. Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, die door de rechtbank zijn begroot op € 5.915,93. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/637458 / HA ZA 22-917
Vonnis van 30 november 2022
in de zaak van
FOOG B.V.te Den Haag,
eiseres,
advocaat mr. D.A. Boor te Amsterdam,
tegen
AGM VASTGOED B.V.te Alphen aan den Rijn,
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 17 oktober 2022, tegen de eerste rolzitting van 2 november 2022, met producties 1 tot en met 13, alsmede een overzicht van de beslagstukken;
  • het ter rolzitting van 2 november 2022 tegen gedaagde verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Voor de ingestelde vorderingen en de daartoe gestelde feiten verwijst de rechtbank, gelet op artikel 230 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, kortheidshalve naar de aan dit verstekvonnis gehechte en gewaarmerkte kopie van de dagvaarding.
2.2.
Eiseres vordert in deze procedure nakoming door gedaagde van de betalingsverplichting die voortvloeit uit de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst. De verplichting behelst de betaling van een schadevergoeding van € 47.000. Deze vordering komt de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voor en zal dan ook worden toegewezen. Dit geldt ook voor de vordering tot betaling van de contractuele boete van € 2.000 per week die gedaagde volgens eiseres verschuldigd is omdat hij de schadevergoeding niet uiterlijk op 9 september 2022 aan eiseres heeft betaald en die tot de datum van dagvaarding was opgelopen tot € 12.000,-.
2.3.
De vordering tot betaling van de wettelijke (handels)rente en de buitengerechtelijke incassokosten zal de rechtbank echter afwijzen. Deze vorderingen stuiten af op het bepaalde in artikel 6:92 lid 2 Burgerlijk Wetboek. Eiseres heeft niet gesteld – en dat is ook niet gebleken – dat partijen in de vaststellingsovereenkomst van deze bepaling zijn afgeweken.
2.4.
Gedaagde zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van eiseres worden begroot op:
- dagvaarding € 103,33
- overige explootkosten € 747,60
- griffierecht € 2.837,-
- salaris advocaat
€ 2.228,-(2,0 punt × tarief IV)
totaal € 5.915,93
De over de proceskosten gevorderde rente zal worden toegewezen op de wijze zoals in het dictum vermeld.
2.5.
Voor afzonderlijke veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237). De rechtbank zal, zoals gevorderd, de nakosten begroten conform het daarop toepasselijke liquidatietarief.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiseres van € 59.000,-;
3.2.
veroordeelt gedaagde tot betaling van de contractuele boete van € 2.000,- per week te rekenen vanaf 22 oktober 2022 tot aan de dag van algehele voldoening;
3.3.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiseres tot op heden begroot op € 5.915,93, en op € 163,- aan nog te maken nakosten, te vermeerderen met € 85,- in geval van betekening, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen te rekenen vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening van de proceskosten;
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L. Harmsen en in het openbaar door mr. P. Dondorp, rolrechter, uitgesproken op 30 november 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 309/2341