ECLI:NL:RBDHA:2022:15651

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 oktober 2022
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
AWB 22/3811
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met medische klachten

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 oktober 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van een asielzoeker, die medische klachten heeft. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J.E.P. Pijnenburg, heeft tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid bezwaar gemaakt. Dit besluit, genomen op 25 mei 2022, hield in dat verzoeker niet in aanmerking kwam voor toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Verzoeker heeft verzocht om uitstel van vertrek vanwege zijn medische situatie, waaronder diabetes en slechtziendheid.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 22 september 2022, waarbij ook andere zaken aan de orde kwamen. De rechter heeft overwogen dat verzoeker in afwachting van een beslissing op zijn aanvraag eerder uitstel van vertrek had gekregen, maar dat het bestreden besluit van de Staatssecretaris is gebaseerd op adviezen van het Bureau Medisch Advisering (BMA). Deze adviezen gaven aan dat het voor verzoeker mogelijk was om te reizen, mits er begeleiding en medicatie aanwezig waren. Verzoeker heeft echter betoogd dat de noodzakelijke medische zorg in Ethiopië niet beschikbaar is.

Na het afwegen van de argumenten van beide partijen, heeft de voorzieningenrechter geconcludeerd dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat de medische zorg in Ethiopië ontoegankelijk is. De rechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM is, omdat verzoeker niet zal worden uitgezet voordat aan de voorwaarden voor fysieke overdracht is voldaan. De voorzieningenrechter heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/3811

uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 oktober 2022 in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker

V-nummer: [V Nummer]
(gemachtigde: mr. S.B. Kleerekooper),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.E.P. Pijnenburg).

Procesverloop

Bij besluit van 25 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder ambtshalve besloten dat verzoeker niet in aanmerking komt voor toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 22 september 2022 op zitting behandeld, gelijktijdig met een verzoek respectievelijk beroep inzake Rva-verstrekkingen (zaaknummers 22/3814 en 22/5761). Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker, [naam] als begeleider van verzoeker, N. Fictoor als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Inleiding
Deze zaak gaat over het verzoek om uitstel van vertrek in de zin van artikel 64 van de Vw vanwege medische klachten. Verzoeker lijdt onder andere aan diabetes, is slechtziend en hij woont in een voorziening voor slechtzienden en blinden.
Op 28 september 2021 is de asielaanvraag van verzoeker afgewezen. Tegelijkertijd
is in afwachting van een beslissing op de ambtshalve beoordeling om toepassing van artikel 64 Vw 2000 voorlopig uitstel van vertrek verleend van 28 september 2021 tot uiterlijk 28 maart 2022. Vervolgens is het voorlopig uitstel van vertrek verlengd tot 28 september 2022.
Het bestreden besluit
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de ambtshalve beoordeling om
toepassing van artikel 64 van de Vw afgewezen. Verweerder heeft aan dit besluit het advies van 11 februari 2022 en het aanvullend advies van 25 april 2022 van het Bureau Medisch Advisering (BMA) ten grondslag gelegd. Hieruit volgt dat het voor verzoeker onder voorwaarden - begeleiding en medicatie tijdens de reis en een fysieke overdracht aan de behandelaar in Ethiopië - mogelijk is om te reizen. Volgens verweerder bestaat er geen aanleiding om op voorhand te concluderen dat verzoeker bij aankomst in Ethiopië niet aan een medische instelling zal kunnen worden overgedragen. Verder blijkt uit het advies dat er bij het uitblijven van medische behandeling een medische noodsituatie op korte termijn wordt verwacht en dat de noodzakelijke medische behandeling in Ethiopië aanwezig is. Omdat verzoeker zijn identiteit en nationaliteit voldoende heeft aangetoond, is het aan verzoeker om aannemelijk te maken dat de medische zorg in Ethiopië voor hem niet toegankelijk is. Volgens verweerder heeft verzoeker dit niet aannemelijk gemaakt. Hij wijst verzoeker op de contactgegevens van Addis Hiwot Center of the Blind (AHCB) die wel bereikbaar zijn. Ook volgt uit het bestreden besluit dat verzoeker niet zal worden uitgezet voordat aan de reisvoorwaarde van fysieke overdracht kan worden voldaan. Daarom is een medische noodsituatie op korte termijn uitgesloten en is er geen sprake van een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM om medische redenen.
Het standpunt van verzoeker
4. Verzoeker is het niet eens met het bestreden besluit en voert hiertegen aan dat de
medische behandeling in Ethiopië niet beschikbaar is. Inmiddels heeft een behandelaar van verzoeker contact gehad met het AHCB en ter onderbouwing van voorgaand standpunt overlegt verzoeker een e-mailwisseling tussen Koninklijke Visio en het AHCB. Uit de reactie van 10 augustus 2022 van het AHCB volgt dat zij alleen revalidatietrainingen aanbieden en dat ze geen onderdak of thuiszorg bieden. Verder overlegt verzoeker een e-mail van 5 augustus 2022 van zijn behandelend oogarts om nogmaals de ernst van de medische situatie van verzoeker te benadrukken.
Het (voorlopig) oordeel van de voorzieningenrechter
5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter
uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
6. De voorzieningenrechter overweegt het volgende. Het besluit van verweerder is
gebaseerd op de BMA-adviezen. Volgens vaste rechtspraak is een advies van het BMA een deskundigenadvies. [1] Als een BMA-advies op een onpartijdige en objectieve wijze tot stand is gekomen, dan kan daarvan worden uitgegaan, tenzij er concrete aanknopingspunten zijn voor twijfels over de juistheid of de volledigheid van de inhoud van het advies.
7. Tussen partijen is de medische situatie van verzoeker niet in geschil. Evenmin is in geschil dat er bij het uitblijven van de noodzakelijke medische behandeling een medische noodsituatie zal ontstaan. Partijen verschillen van mening over de vraag of de voor verzoeker noodzakelijke zorg beschikbaar is in Ethiopië.
8. Anders dan verweerder stelt, vormt de e-mail van 10 augustus 2022 van het AHCB wel een aanwijzing dat de vereiste medische zorg in Ethiopië niet beschikbaar is in één van de twee instellingen die in het BMA-advies zijn genoemd. In die e-mail staat immers onder meer:
“[…] Unfortunately our Center only provides rehabilitative skill trainings for those who lost their sight after grown up for fixed period of time and doesn’t provide shelter or home care services. Therefore, we regret to inform you that we can not accept him. […]”Uit de relevante passages in het BMA-advies van 11 februari 2022 volgt dat het BMA er vanuit ging dat:
“Fysieke overdracht wordt geadviseerd om voortzetting van de behandeling te garanderen. De combinatie van slechtziendheid en hoge leeftijd maakt het niet waarschijnlijk dat betrokkene dit zelfstandig zal kunnen regelen. Hij kan worden overgedragen aan de behandelaar van het Addis Hiwot Center Of The Blind (AHCB), […]”en
“[…] Een woonvoorziening voor slechtzienden/blinden is beschikbaar, namelijk het Addis Hiwot Center of The Blind (AHCB) […]”
9. Verweerders stelling ter zitting dat het BMA zorgvuldig onderzoek doet en dat niet zeker is dat degene die de e-mail heeft gestuurd ook bevoegd is om te beslissen wie wordt toegelaten bij het AHCB acht de voorzieningenrechter onvoldoende om de gerezen twijfel over de beschikbaarheid van de benodigde zorg weg te nemen. Als verweerder dit standpunt wil handhaven in de bezwaarfase, dan ligt het op de weg van verweerder om nader onderzoek te (doen) verrichten naar de beschikbaarheid van de voor verzoeker benodigde medische zorg bij het AHCB.
10. Het voorgaande betekent echter niet dat getwijfeld moet worden aan de rechtmatigheid van de eindconclusie van het bestreden besluit. Verweerder heeft namelijk ook, in navolging van het BMA-advies, gesteld dat verzoeker kan worden opgenomen in een regulier verpleeghuis, Mekedonia Homes. Ook is behandeling door een huisarts (en/of internist) beschikbaar bij het Tikur Anbessa Teaching Hospital en behandeling door een oogarts is beschikbaar bij Menelik II Hospital, alle in Addis Ababa. Daarmee blijven, zoals verweerder vooralsnog heeft mogen stellen, behandelmogelijkheden over die beschikbaar zijn in Ethiopië. Over de beschikbaarheid van medische zorg bij deze instellingen en de door hem benodigde medicatie heeft verzoeker geen standpunt naar voren gebracht, of aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid van het BMA-advies. Verzoeker heeft ter zitting erkend dat hij geen onderzoek heeft gedaan naar de beschikbaarheid van deze behandelmogelijkheden.

Conclusie en gevolgen

11. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat het
bezwaar van verzoeker op dit moment geen redelijke kans van slagen heeft. Gelet op de betrokken belangen ziet de voorzieningenrechter ook geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening omdat verweerder verzoeker niet zal uitzetten voordat aan de voorwaarden van de fysieke overdracht is voldaan. De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening daarom af.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. O. Veldman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.K.E. Pruntel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 oktober 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:272.