In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 5 oktober 2022, wordt het beroep van eiseres behandeld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend, maar verweerder had niet tijdig beslist. Op 25 juli 2022 heeft verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen, maar eiseres wenst dat de rechtbank de bestuurlijke dwangsom vaststelt en verweerder in de proceskosten veroordeelt. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen daarmee instemden.
De rechtbank overweegt dat, hoewel verweerder inmiddels een besluit heeft genomen, het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is. Dit komt doordat eiseres geen belang meer heeft bij haar oorspronkelijke beroep, nu verweerder heeft gedaan wat eiseres wilde. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat verweerder een bestuurlijke dwangsom heeft verbeurd, omdat de relevante wetgeving niet van toepassing is op asielaanvragen voor bepaalde tijd.
Desondanks oordeelt de rechtbank dat verweerder wel in de proceskosten van eiseres moet worden veroordeeld, omdat het bestreden besluit te laat is genomen. De proceskosten worden vastgesteld op € 379,50, waarbij rekening is gehouden met de wegingsfactor voor de aard van de zaak. De rechtbank verklaart het beroep tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk en het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond, maar veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten.