In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag is op 12 januari 2022 ingediend, en verweerder had uiterlijk zes maanden na ontvangst van de aanvraag, dus voor 12 juli 2022, moeten beslissen. Eiser heeft verweerder op 15 juli 2022 in gebreke gesteld, maar heeft pas meer dan twee weken later beroep ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep ontvankelijk en gegrond is.
De rechtbank heeft partijen gevraagd of een zitting nodig was, maar omdat partijen geen zitting hebben aangevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten zonder zitting. De rechtbank heeft overwogen dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet indienen. Aangezien eiser dit heeft gedaan, is het beroep ontvankelijk. De rechtbank legt verweerder een beslistermijn op van zestien weken, waarbij verweerder binnen acht weken na de uitspraak een eerste gehoor moet afnemen en binnen acht weken daarna een besluit moet nemen.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 379,50. De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson en is openbaar gemaakt op 15 december 2022. De rechtbank heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld in de proceskosten van eiser.