ECLI:NL:RBDHA:2022:15561
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Oordeel over de meerderjarigheid van een asielzoeker en de toepassing van het interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 oktober 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van een asielzoeker, eiser, om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, had de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser betwistte zijn meerderjarigheid en stelde dat hij geboren was in 2006, terwijl de Italiaanse autoriteiten hem als meerderjarig registreerden met een geboortedatum in 2000. De rechtbank heeft de zaak behandeld op zitting, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.
De rechtbank overwoog dat verweerder niet onzorgvuldig had gehandeld bij de beoordeling van de leeftijd van eiser. De rechtbank concludeerde dat de twijfels over de opgegeven leeftijd van eiser voldoende waren onderbouwd door de Italiaanse autoriteiten, die bevestigden dat eiser als meerderjarig geregistreerd stond. Eiser had niet met voldoende bewijs kunnen aantonen dat hij minderjarig was, en de rechtbank oordeelde dat het aan eiser was om aannemelijk te maken dat de geregistreerde leeftijd onjuist was. De rechtbank verwees naar het interstatelijk vertrouwensbeginsel, dat inhoudt dat verweerder mag uitgaan van de zorgvuldigheid van de registratie in een andere lidstaat, in dit geval Italië.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 31 oktober 2022, en tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.