ECLI:NL:RBDHA:2022:15500
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvragen en overdracht naar Oostenrijk onder de Dublinverordening met betrekking tot de belangen van het kind
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 december 2022 uitspraak gedaan in de asielprocedures van drie eisers, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hadden aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvragen niet in behandeling genomen, omdat Oostenrijk volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvragen. De eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. C.J. Ullersma, hebben beroep ingesteld tegen deze besluiten. Tijdens de zitting op 20 december 2022 hebben de eisers aangevoerd dat de belangen van het kind, in dit geval [eiseres 2], onvoldoende waren meegewogen in de beslissing van de Staatssecretaris. Ze wezen op de risico's van bloedwraak en de stress die de situatie met zich meebracht, vooral voor [eiseres 2]. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de Staatssecretaris in redelijkheid kon besluiten dat de asielaanvragen niet in behandeling genomen hoefden te worden. De rechtbank concludeerde dat er geen concrete ontwikkelingsbedreigingen waren die een ander besluit rechtvaardigden. De rechtbank heeft de beroepsgronden van de eisers ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 29 december 2022 en tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.