ECLI:NL:RBDHA:2022:15417

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 november 2022
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
NL22.23102
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de maatregel van bewaring van een Nigeriaanse vreemdeling in het kader van uitzetting

In deze zaak gaat het om de verlenging van de maatregel van bewaring van een Nigeriaanse vreemdeling, eiser, die op 2 mei 2022 in bewaring is gesteld. De rechtbank Den Haag heeft op 28 november 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen het verlengingsbesluit van 27 oktober 2022, waarbij de maatregel van bewaring met maximaal twaalf maanden is verlengd. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet heeft meegewerkt aan zijn uitzetting en dat de weigering om een covid-test te ondergaan voor zijn rekening en risico komt. De rechtbank oordeelt dat de gemachtigde van eiser te laat was met het indienen van de zienswijze en dat de gronden voor de verlenging van de maatregel voldoende zijn gemotiveerd door verweerder. De rechtbank concludeert dat er zicht op uitzetting bestaat, ondanks de tijdelijke belemmeringen die eiser heeft aangevoerd. De rechtbank wijst het beroep van eiser ongegrond en stelt vast dat de maatregel van bewaring rechtmatig is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.23102
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. A. Berends),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. F. van de Kamp).
Procesverloop
Verweerder heeft op 2 mei 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Bij besluit van 27 oktober 2022 heeft verweerder de maatregel van bewaring met ten hoogste twaalf maanden verlengd (verlengingsbesluit) op grond van artikel 59, zesde lid, van de Vw.
Eiser heeft tegen het verlengingsbesluit (het bestreden besluit) beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 21 november 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen P. Berry. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Eiser stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1976.
Toetsingskader
2. Verweerder moet in het verlengingsbesluit conform het beleid van paragraaf A5/6.8 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) nagaan of er voldaan is aan de voorwaarden voor verlenging, of er nog voldoende gronden voor de bewaring zijn, of de bewaring voor de vreemdeling onredelijk bezwarend is en of er zicht op uitzetting bestaat.
Als dit voldoende gemotiveerd is, wordt hiermee voldaan aan alle uit de Terugkeerrichtlijn en het arrest Mahdi1 voortvloeiende vereisten voor het nemen van een verlengingsbesluit.2
Zienswijze
3. De gemachtigde van eiser stelt dat de ingediende zienswijze van 27 oktober 2022 had moeten worden betrokken bij de beoordeling van het verlengingsbesluit. Het bestreden besluit is op 28 oktober 2022 aan eiser uitgereikt en dus pas op dat moment in werking getreden. De zienswijze had dus wel in behandeling genomen kunnen en moeten worden.
4. Ter zitting stelt verweerder zich op het standpunt dat de gemachtigde van eiser te laat was met het indienen van de zienswijze. In het vertrekgesprek van 20 oktober 2022 heeft verweerder aan eiser zijn voornemen medegedeeld. Verweerder heeft in het
e-mailbericht van 21 oktober 2022 de gemachtigde van eiser in kennis gesteld van het voornemen en medegedeeld dat binnen vijf dagen een zienswijze kenbaar gemaakt kan worden. Dat heeft de gemachtigde van eiser niet gedaan.
5. De rechtbank oordeelt als volgt. Tijdens het vertrekgesprek op 20 oktober 2022 heeft verweerder zijn voornemen om de maatregel van bewaring te verlengen kenbaar gemaakt aan eiser. Eiser heeft toen de mogelijkheid gekregen te reageren op dit voornemen. Verder is tijdens dit vertrekgesprek ook vermeld dat dit voornemen via een e-mail kenbaar wordt gemaakt aan de gemachtigde van eiser en dat binnen vijf dagen een zienswijze kan worden ingediend. De rechtbank oordeelt dat deze termijn niet als onredelijk kort kan worden aangemerkt. De zienswijze is op 27 oktober 2022 kenbaar gemaakt, dat is dus te laat. Op 27 oktober 2022 is het verlengingsbesluit, gezien de datum die vermeld staat op dit besluit, genomen en in werking getreden. De door de gemachtigde van eiser ingediende zienswijze is daarom terecht niet meegenomen door verweerder. De beroepsgrond slaagt niet.
Voorwaarden voor verlenging
6. De rechtbank stelt voorop dat eiser ten aanzien van de voorwaarden voor de verlening van de maatregel van bewaring geen specifieke beroepsgronden heeft gericht.
7. Volgens artikel 59, zesde lid, van de Vw mag de maatregel van bewaring met nog eens twaalf maanden worden verlengd, als uitzetting wellicht meer tijd zal vergen (alle redelijke inspanningen ten spijt) als de vreemdeling niet meewerkt aan zijn uitzetting of de daartoe benodigde documentatie uit derde landen nog ontbreekt.
8. De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat is voldaan aan de voorwaarden voor verlenging. Eiser heeft niet meegewerkt aan zijn vertrek. Er zijn negen vertrekgesprekken met hem gevoerd, die niet hebben geleid tot het daadwerkelijke vertrek van eiser. Uit meerdere vertrekgesprekken blijkt dat eiser niet mee wil werken aan zijn terugkeer naar Nigeria. Zo zegt hij bijvoorbeeld dat hij daar geen toekomst heeft3 en dat hij niet zal meewerken aan de covid-test.4 Verder heeft verweerder gemotiveerd waarom de

1.ECLI:EU:C:2014:1320.

3 Zie bijvoorbeeld het vertrekgesprek van 8 juni 2022.
4 Zie het vertrekgesprek van 5 augustus 2022.
nodige documentatie uit Nigeria nog op zich laat wachten. Verweerder heeft een laissez- passer (LP) aangevraagd, maar eiser heeft de eerste presentatie in persoon geweigerd.
Vervolgens heeft verweerder dan ook gekozen voor een schriftelijke presentatie. De Nigeriaanse autoriteiten hebben naar aanleiding van deze presentatie op 13 juli 2022 bevestigd dat eiser de Nigeriaanse nationaliteit heeft. Ondanks deze presentatie laat de nodige documentatie nog op zich wachten. Eiser heeft dus niet meegewerkt aan zijn uitzetting en de daartoe benodigde documentatie uit een derde land ontbreekt nog.
Bewaringsgronden
9. In het verlengingsbesluit staat dat eiser op 2 mei 2022 in bewaring is gesteld, omdat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en/of omdat eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Vervolgens staat in het verlengingsbesluit dat de volgende gronden voor bewaring uit artikel 5.1b van het Vreemdelingenbesluit ten grondslag liggen aan het besluit tot verlenging van de bewaringstermijn:
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer of aan zijn verplichting tot vertrek naar de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
10. De rechtbank stelt vast dat eiser deze gronden niet heeft betwist. Deze gronden zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende en kunnen het verlengingsbesluit dragen.
Zicht op uitzetting
11. Eiser stelt zich op het standpunt dat het zicht op uitzetting ontbrak ten tijde van het nemen van het verlengingsbesluit. De Nigeriaanse autoriteiten vereisten destijds nog steeds een negatieve covid-test en kennelijk was er ook geen ‘waiver’ verkregen. Verder heeft de gemachtigde van eiser informatie ontvangen over een speciale vlucht naar Nigeria op 14 september 2022, waarbij zes Nigeriaanse vreemdelingen zijn uitgezet die geweigerd hebben om mee te werken aan de covid-test. Eiser is toen niet uitgezet. Daarnaast is bij de rechtbank Amsterdam een procedure op grond van artikel 64 van de Vw aanhangig. Ter zitting vult eiser hierover nog aan dat op 21 november 2022 het verzoek om een voorlopige voorziening in de procedure op grond van artikel 64 van de Vw is toegewezen en het bestreden besluit wordt geschorst tot de uitspraak op het beroep. Dat betekent naar de mening van eiser dat zijn uitzetting die gepland staat op 22 november 2022, geen doorgang kan vinden.
12. De rechtbank oordeelt dat de omstandigheid dat eiser weigert mee te werken aan de verplichte covid-test voor zijn rekening en risico komt.5 Deze weigering is een tijdelijke belemmering en maakt niet dat er in zijn algemeenheid geen zicht op uitzetting meer is naar
5 Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:917
Nigeria. Verder heeft verweerder ter zitting medegedeeld dat er voor eiser ook een ‘waiver’ is aangevraagd. Dat blijkt uit een interne e-mail van de regievoerder waar de gemachtigde van verweerder ter zitting uit heeft geciteerd. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan deze mail en de mededeling van de gemachtigde van verweerder dat een ‘waiver’ is aangevraagd. Dat eiser op 14 september 2022 niet is meegegaan op de vlucht naar Nigeria, maakt niet dat het zicht op uitzetting ontbreekt. Dat de voorlopige voorziening in de procedure op grond van artikel 64 van de Vw is toegewezen, maakt ook niet dat het zicht op uitzetting naar Nigeria ontbreekt. Dit is een toekomstige, onzekere, tijdelijke belemmering. De beroepsgrond slaagt niet.
Lichter middel
Eiser voert aan dat de belangenafweging ten onrechte in zijn nadeel is uitgevallen. Het gaat er bij de belangenafweging niet alleen om of eiser de benodigde zorg in detentie kan ontvangen, maar ook om zijn fundamentele belang om niet langer van zijn vrijheid te zijn beroofd. Eiser heeft op 20 oktober 2022 tijdens het vertrekgesprek zijn zienswijze naar voren gebracht. Verweerder is, volgens eiser, ten onrechte niet inhoudelijk ingegaan op de door eiser genoemde feiten en omstandigheden. Zelfs indien verweerder meende dat het door eiser aangevoerde geen aanleiding was om af te zien van de verlenging, had verweerder dit kenbaar moeten motiveren in het verlengingsbesluit. Dat op eiser artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag van toepassing is, kan geen zwaarwegend belang zijn. Dit is namelijk twaalf jaar lang geen reden geweest om (actief) aan de uitzetting te werken. Verder heeft eiser diabetes en ervaart hij veel stress in detentie. Daarnaast is bij de rechtbank Amsterdam een procedure op grond van artikel 64 van de Vw aanhangig. Voor deze procedure moet eiser verschillende bewijsstukken aanleveren. Eiser is van mening dat het voor hem niet mogelijk is om dergelijke documenten vanuit bewaring te regelen en had er ook in dat kader belang bij om in vrijheid te worden gesteld.
13. De rechtbank oordeelt dat, gelet op de aan het verlengingsbesluit ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden, verweerder geen aanleiding heeft hoeven zien om te volstaan met het opleggen een lichter middel. Eiser heeft namelijk tijdens zijn inbewaringstelling geweigerd om actief en volledig mee te werken aan zijn terugkeer. Dat eiser niet in staat zou zijn om vanuit zijn detentie bewijsstukken te verkrijgen heeft hij niet nader onderbouwd terwijl dat wel op zijn weg lag. De medische zorg in het detentiecentrum is gelijkwaardig met die in de vrije maatschappij en er is niet gebleken van medische omstandigheden waardoor moet worden afgezien van het verlengingsbesluit. De diabetes en stress die eiser ervaart, maken niet dat het verlengingsbesluit onredelijk bezwarend is. Dat verweerder niet al hetgeen eiser heeft aangevoerd in zijn zienswijze heeft gemotiveerd in het verlengingsbesluit, maakt dit niet anders. Een lichter middel zal namelijk niet leiden tot het vertrek van eiser en zal dus niet doeltreffend zijn. Dat er een procedure op grond van artikel 64 van de Vw aanhangig is bij de rechtbank, maakt ook niet dat verweerder het verlengingsbesluit niet had mogen nemen. Dit is immers een onzekere toekomstige en tijdelijke belemmering. De beroepsgrond slaagt niet.
Ambtshalve toetsing
14. Tot slot overweegt de rechtbank dat zij ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is6 niet van oordeel is dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
15. Het beroep is ongegrond.
16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.

6.ECLI:EU:C:2022:858.

De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
28 november 2022
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.