Uitspraak
1.Het verzoek tot aanvulling
2.De beoordeling
Overuren
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de kantonrechter op 22 december 2022 een aanvulling gegeven op een eerdere beschikking van 26 september 2022, waarin de vergoeding van overwerkuren door de werkgever aan de werknemer werd besproken. De werknemer, vertegenwoordigd door mr. M.C. van Deventer, had verzocht om aanvulling van de beschikking, omdat er geen beoordeling was gegeven over de vergoeding van 334 overuren, vermeerderd met wettelijke verhoging en rente. De werkgever, vertegenwoordigd door mr. A.H.M. Booijink, verzocht de werknemer niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoek tot aanvulling.
De kantonrechter constateerde dat in de eerdere beschikking geen beoordeling was gegeven over de vordering van de overwerkuren, ondanks dat het dictum een afwijzing van het 'meer of anders' gevorderde bevatte. De rechter oordeelde dat de aanvulling op basis van artikel 32 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) gerechtvaardigd was, omdat een deel van de vordering over het hoofd was gezien. De kantonrechter wees de vordering van de werknemer af, omdat er geen feitelijke onderbouwing was voor de gevorderde overuren. De werknemer had in een gewijzigd petitum een vordering van 334 overuren ingediend, maar had niet voldoende feiten en omstandigheden geschetst om deze vordering te onderbouwen.
De beslissing van de kantonrechter was om de aanvulling van de beschikking van 26 september 2022 te bevestigen, de vordering voor de overuren af te wijzen en de eerdere beschikking voor het overige te handhaven. De aanvulling werd ter openbare terechtzitting uitgesproken en aan de minuut van de eerdere beschikking gehecht.