ECLI:NL:RBDHA:2022:15252

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 oktober 2022
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
NL22.10854
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag op grond van Dublinverordening met aandacht voor medische omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 oktober 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij de asielaanvraag van eiser niet in behandeling is genomen. De reden hiervoor was dat Frankrijk volgens de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser, van Iraanse nationaliteit, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft de zaak op verschillende momenten behandeld, waarbij ook medische omstandigheden van eiser aan de orde kwamen. Eiser heeft psychische problemen en de rechtbank heeft in overweging genomen dat de overdracht aan Frankrijk alleen kan plaatsvinden als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan die zijn gezondheid waarborgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en dat er geen procesbelang meer is bij de beoordeling van zijn beroep. De rechtbank heeft geconcludeerd dat verweerder niet gehouden is om bij Frankrijk na te gaan of een eventuele overdracht mogelijk zou zijn, omdat eiser niet meer in Nederland verblijft. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard, met de overweging dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.10854
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. F.C. Stoop),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. L.H.H.P.M. Kelderman).

Procesverloop

Bij besluit van 9 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, op de grond dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan..
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De zitting heeft, samen met de behandeling van de zaak NL22.10854, plaatsgevonden op 28 juni 2022.
Op 28 juni 2022 heeft de rechtbank het verzoek tot een voorlopige voorziening, met zaaknummer NL22.10855, toegewezen en bepaald dat verzoeker niet mag worden overgedragen aan Frankrijk totdat is beslist op het beroep tegen het bestreden besluit. De rechtbank heeft de verdere behandeling van het beroep aangehouden zodat eiser nadere medische informatie kon indienen.
Vervolgens heeft de rechtbank het beroep op 12 juli 2022 wederom op zitting behandeld. De rechtbank heeft toen het beroep wederom aangehouden, nu in afwachting van een BMA- advies in verband met de ontvangen medische stukken van eiser.
De rechtbank heeft na ontvangst van het BMA-advies het beroep op 18 oktober 2022 op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Iraanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1999.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen. De reden daarvoor is dat volgens verweerder op grond van de Dublinverordening Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. In dit geval heeft verweerder op 20 mei 2022 een terugnameverzoek naar Frankrijk verstuurd. Op 3 juni 2022 heeft Frankrijk dit verzoek geaccepteerd en is het claimakkoord vast komen te staan.
3. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij zijn beroep. Dit is ingegeven door de mededeling van verweerder dat eiser op 26 juli 2022 het [instelling] te [plaats] heeft verlaten met een aanzegging dat eiser zich kan melden bij het COA. Uit navraag bij het COA is niet gebleken dat eiser zich inmiddels weer heeft gemeld. Eiser is daarom met onbekende bestemming vertrokken.
4. De gemachtigde van eiser betwist niet dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken, maar voert aan dat er toch sprake is van procesbelang. Eiser heeft psychische problemen en volgens het advies van Bureau Medische Advisering (BMA) kan eiser alleen worden overgedragen aan Frankrijk als aan een aantal voorwaarden wordt voldaan die zijn gezondheid waarborgen. Verweerder heeft weliswaar toegezegd zich aan die voorwaarden te zullen houden maar heeft niet bij Frankrijk nagevraagd of zij aan deze voorwaarden kunnen voldoen. Hiermee handelt verweerder in strijd met het C.K. arrest1, omdat daarin is geoordeeld dat verweerder navraag moet doen bij de ontvangende lidstaat of overdracht mogelijk is. Daarnaast voert de gemachtigde van eiser aan dat er in de toekomst geen mogelijkheid bestaat om het bestreden besluit aan te vechten, ook daarom is er sprake van procesbelang.
5. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) blijkt dat, als een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel vanuit gegaan moet worden dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.2
6. De rechtbank overweegt als volgt. Omdat eiser gezien de mededeling van verweerder genoemd in overweging 3 en het feit dat de gemachtigde van eiser evenmin contact met hem heeft (zie overweging 4) met onbekende bestemming is vertrokken, kan er geen sprake zijn van een aanstaande overdracht aan Frankrijk. Verweerder is daarom niet gehouden om bij Frankrijk na te gaan of een eventuele overdracht mogelijk zou zijn. In die zin is er geen schending van het C.K. arrest. Mocht eiser zich weer melden en worden overgedragen aan Frankrijk, dan dient verweerder zich te houden aan de voorwaarden voor overdracht zoals die zijn gesteld in het advies van het BMA. Ter zitting heeft verweerder
1. Uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 16 februari 2017, ECLI:EU:C:2017:127.
2 Uitspraak van de ABRvS van 22 februari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:579).
benadrukt dat hij zich hieraan houden en dat hij eiser niet zullen overdragen als niet aan deze voorwaarden kan worden voldaan. Daarnaast staat bij een toekomstige overdracht aan Frankrijk een beroep tegen de feitelijk overdacht open. De rechtbank is dan ook van oordeel dat eiser geen belang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep.
7. Gelet op het voorgaande is het beroep niet-ontvankelijk.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
24 oktober 2022

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.