ECLI:NL:RBDHA:2022:15243

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 oktober 2022
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
NL22.19305
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet in behandeling nemen van asielaanvraag op grond van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 oktober 2022 uitspraak gedaan in een beroep van een eiser tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. De Staatssecretaris baseerde dit besluit op de Dublinverordening, waarin is vastgesteld dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft aangevoerd dat Italië niet langer kan worden vertrouwd op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat hij meent dat asielzoekers in Italië aan hun lot worden overgelaten. Hij verwijst naar een rapport van SFH/OSAR ter onderbouwing van zijn standpunt en stelt dat hij een jaar in detentie heeft gezeten in Italië.

De rechtbank heeft overwogen dat de Staatssecretaris in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Italië. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in eerdere uitspraken bevestigd dat dit beginsel van toepassing is. Eiser is er niet in geslaagd om aan te tonen dat zijn situatie uitzonderlijk is en dat er redenen zijn om van dit beginsel af te wijken. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de bewering van eiser over zijn detentie in Italië niet klopt, en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Italië niet de bescherming heeft gekregen die hij nodig had.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen een week na bekendmaking van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.19305
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. K. Benchaïb),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. L.H.H.P.M. Kelderman).

Procesverloop

Bij besluit van 27 september 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL22.19306, op 18 oktober 2022 op zitting behandeld. Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw); daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Italië een verzoek om terugname gedaan. Italië heeft dit verzoek aanvaard.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
2. Eiser voert aan dat ten aanzien van Italië niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden, omdat Italië zodanig veel problematiek kent dat asielzoekers aan hun lot worden overgelaten. Eiser verwijst ter onderbouwing hiervan naar het recente rapport van SFH/OSAR. Daarnaast voert eiser aan dat hij een jaar is opgesloten in Italië.
3. De rechtbank overweegt dat verweerder in zijn algemeenheid ten opzichte van Italië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) heeft dit nog bevestigd in de uitspraken van onder meer 19 april 20211, 26 november 20212, 6 januari 20223, 10 januari 20224 en 26 augustus 20225. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat in zijn geval niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. Eiser is daarin niet geslaagd.
4. De ABRvS is in de uitspraak van 10 januari 2022 specifiek ingegaan op het eerdere SFH/OSAR rapport van 10 juni 2021 en heeft geoordeeld dat het rapport geen aanleiding geeft om ten aanzien van Italië niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit te gaan. Het SFH/OSAR rapport van 17 februari 2022 waar eiser naar verwijst is niet eerder meegenomen in een beoordeling door de ABRvS. Dit rapport gaat met name over de terugkeer van kwetsbare personen. Uit het SFH/OSAR rapport maakt de rechtbank op dat, indien een Dublin-terugkeerder (intensieve) psychische/psychiatrische zorg nodig heeft, deze zorgbehoefte niet kan worden gegarandeerd in Italië. Dit is niet op eiser van toepassing. Eiser heeft daarom niet aannemelijk gemaakt dat de situatie in Italië anders ligt dan de feitelijke situatie waarop de uitspraken van de ABRvS zijn gebaseerd. Daarnaast garandeert Italië met het claimakkoord om het asielverzoek van eiser in behandeling te nemen en daarbij de Europese richtlijnen op het gebied van asiel toe te passen. Als eiser toch problemen ervaart bij het verkrijgen van toegang tot de asielprocedure of opvangvoorzieningen in Italië, kan en dient hij daarover zijn beklag te doen bij de daartoe geëigende instanties, dan wel bij de (hogere) Italiaanse autoriteiten. Dat hij eerder in Italië is geslagen en mishandeld, betekent niet dat klagen voor hem onmogelijk of bij voorbaat zinloos is.
5. Verder volgt de rechtbank niet dat eiser een jaar opgesloten is geweest in Italië. Het aanmeldgehoor van 30 april 2022 vermeldt onder andere het volgende:

Hebt u opvang gehad in Italië? Ja.
Hebt u in detentie gezeten? Nee.
Wanneer hebt u Italië verlaten?
Ik denk dat het 2,3 á drie maanden van nu ben vertrokken uit Italië.
6. Uit de verklaringen van eiser volgt dat hij niet voor een jaar in detentie heeft gezeten in Italië. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat dit een kennelijke verschrijving betreft. De beroepsgrond slaagt niet.
Artikel 17 Dublinverordening
7. Eiser doet een beroep op artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. Eiser voert aan dat de situatie zoals bedoeld in dat artikel, dat er sprake is van bijzondere en individuele omstandigheden, op hem van toepassing is. Hij is in Italië slecht behandeld en betwist dat hij bescherming heeft genoten in Italië.
8. De rechtbank overweegt als volgt. Verweerder heeft in de omstandigheden van eiser geen aanleiding hoeven zien om toepassing te geven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening door de asielaanvraag in behandeling te nemen. De omstandigheden die eiser heeft aangevoerd zijn niet zo bijzonder en individueel dat verweerder een uitzondering had moeten maken. De rechtbank volgt verweerder dan ook dat deze omstandigheden niet zodanig zijn dat overdracht van een onevenredige hardheid zou getuigen.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
21 oktober 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.