ECLI:NL:RBDHA:2022:15163

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 oktober 2022
Publicatiedatum
8 februari 2023
Zaaknummer
NL22.19434
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielprocedure met betrekking tot detentie in Tunesië

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 27 oktober 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een Tunesische asielzoeker. De verzoeker had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. De verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. A. Spel, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de zaak op 20 oktober 2022 behandeld, waarbij de verzoeker aanwezig was en werd bijgestaan door een tolk.

De verzoeker heeft aangevoerd dat hij in Tunesië nog een openstaande gevangenisstraf van één jaar moet uitzitten, en dat hij vreest voor zijn veiligheid bij terugkeer naar Tunesië vanwege eerdere conflicten met een medeleerling. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker een begin van bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat hij nog een gevangenisstraf moet uitzitten. De rechter heeft geoordeeld dat de verzoeker de gelegenheid moet krijgen om originele documenten over te leggen die zijn stelling ondersteunen.

De voorzieningenrechter heeft het bestreden besluit geschorst en bepaald dat de verzoeker niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het beroep. Tevens heeft de rechter de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 1.518,00. De uitspraak is openbaar gemaakt op 27 oktober 2022 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.19434
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. A. Spel),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. L.M.F. Verhaegh).

Procesverloop

Bij besluit van 27 september 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Daarnaast heeft verweerder aan verzoeker geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd of uitstel van vertrek verleend. Verweerder heeft tevens aan verzoeker een vertrektermijn onthouden, zodat hij Nederland onmiddellijk dient te verlaten.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, tezamen met de zaak NL22.19433, op 20 oktober 2022 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen de heer A. Biada. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verzoeker heeft de Tunesische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1994.
2. Verzoeker heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in 2007 problemen heeft gekregen met een medeleerling op school en dat hij naar deze jongen een steen heeft gegooid. Als gevolg daarvan is verzoeker in hoger beroep veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar. Hij moet deze straf nog uitzitten in Tunesië. Verzoeker heeft verder aangegeven dat hij ook niet terug kan naar Tunesië, omdat hij te vrezen heeft van de familie van [A] en van [A] zelf. [A] heeft verzoeker in Nederland meermaals met een mes gestoken. [A] en zijn familie nemen het verzoeker kwalijk dat hij hiervan
aangifte heeft gedaan. Familieleden van [A] hebben familieleden van verzoeker in Tunesië in dit verband opgezocht.
3. Het asielrelaas van verzoeker bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
4. de identiteit, nationaliteit en herkomst;
5. de openstaande gevangenisstraf van één jaar; en
6. de steekpartij in Nederland en de daaruit voortvloeiden problemen in Tunesië.
4. Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat de verklaringen van verzoeker omtrent zijn identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig worden geacht. Verweerder acht niet geloofwaardig dat verzoeker nog een openstaande gevangenisstraf heeft van één jaar. Verder acht verweerder de steekpartij in Nederland geloofwaardig, maar acht verweerder de daaruit voortvloeiende problemen ongeloofwaardig. Daarnaast heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat Tunesië wordt beschouwd als een veilig land van herkomst en dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat Tunesië ten aanzien van hem zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als kennelijk ongegrond.
5. In de beroepsfase heeft verzoeker twee kopieën van documenten overgelegd ter onderbouwing van zijn stelling dat hij in Tunesië nog een openstaande gevangenisstraf heeft van één jaar. Verzoeker heeft aangegeven dat hij nog niet beschikt over de originele documenten. Door een onjuiste adressering zouden deze stukken hem niet hebben bereikt. Verzoeker heeft zijn familie verzocht om de documenten opnieuw te versturen. De gemachtigde van verzoeker tracht via de advocaat van verzoeker in Tunesië ook in het bezit van de bewuste documenten te komen. Tevens heeft zij de Tunesische advocaat verzocht om een toelichting te geven op de inhoud en strekking van de documenten. Verzoeker heeft aangevoerd dat Tunesië voor hem geen veilig land van herkomst is gelet op de detentieomstandigheden.
6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker aan de hand van de, gedeeltelijk vertaalde, kopie-documenten een begin van bewijs heeft geleverd van zijn stelling dat hij in Tunesië nog een gevangenisstraf van één jaar dient uit te zitten. De voorzieningenrechter acht het van belang dat verzoeker de gelegenheid krijgt om de originele documenten over te leggen en zo nodig te laten onderzoeken op authenticiteit. Het kan zijn dat verzoeker erin slaagt om aannemelijk te maken dat het om authentieke documenten gaat én hieruit afdoende blijkt dat hem bij terugkeer in Tunesië inderdaad nog een gevangenisstraf van één jaar boven het hoofd hangt. Verweerder zal zich dan nader moeten uitlaten over de vraag of Tunesië specifiek voor verzoeker een veilig land van herkomst is. Dit gelet op de detentieomstandigheden in Tunesië en het feit dat verzoeker eerder al enkele jaren in Tunesië in detentie heeft doorgebracht.1 Gelet hierop kan de voorzieningenrechter niet op voorhand uitsluiten dat aan het bestreden besluit een motiveringsgebrek kleeft.
7. Daarom heeft verzoeker er belang bij om de uitkomst van het beroep in Nederland te kunnen afwachten. De voorzieningenrechter wijst om die reden het verzoek om voorlopige voorziening toe, schorst het bestreden besluit en bepaalt dat verzoeker niet mag
1. Vgl. de uitspraak van deze rechtbank van 16 november 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:12639.
worden uitgezet totdat op het beroep tegen het bestreden besluit is beslist. Partijen worden nog geïnformeerd over de voortgang van de beroepsprocedure.
8. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,00 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat verzoeker niet mag worden uitgezet totdat is beslist op het beroep;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.518,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van L.S. Lodder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
27 oktober 2022

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.