ECLI:NL:RBDHA:2022:15131
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in relatie tot Roemenië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 november 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. V.M. Oliana, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd aanvroeg. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. I. Vugs, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Roemenië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat Roemenië niet voldeed aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel vanwege zorgelijke berichten over de behandeling van asielzoekers in dat land.
De rechtbank heeft de zaak op 1 november 2022 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk. De rechtbank overwoog dat verweerder op basis van de Dublinverordening en het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht concluderen dat Roemenië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd dat Roemenië niet in staat zou zijn om zijn asielaanvraag op een correcte manier te behandelen. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigden dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel in het algemeen van toepassing is op Roemenië.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep van eiser ongegrond is, omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat Roemenië zijn verdragsverplichtingen niet zou nakomen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de behandeling van de asielaanvraag door Nederland zelf op zich te nemen, en heeft de uitspraak openbaar gemaakt op 14 november 2022. Eiser kan binnen een week na bekendmaking in hoger beroep gaan tegen deze uitspraak.