ECLI:NL:RBDHA:2022:15097

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
C/09/607435 / HA ZA 21-163
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van samenwerkingsovereenkomst en geheimhoudingsovereenkomst met onrechtmatige daad en schadevergoeding

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, heeft eiseres, [eiser01] B.V., gedaagden, waaronder [gedaagde 01] B.V. en [gedaagde 02] B.V., aangeklaagd wegens schending van een samenwerkingsovereenkomst en een geheimhoudingsovereenkomst. De zaak betreft een geschil dat voortkwam uit een samenwerking tussen [eiser01] en de gedaagden, waarbij eiseres stelt dat gedaagden vertrouwelijke informatie hebben misbruikt en onrechtmatig hebben gehandeld door concurrerende software aan te bieden aan hun klanten zonder medeweten van eiseres. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagden de exclusiviteitsbepaling in de samenwerkingsovereenkomst hebben geschonden door samen te werken met een concurrent van eiseres, en dat [gedaagde 01] de geheimhoudingsovereenkomst heeft geschonden door vertrouwelijke informatie te gebruiken voor eigen gewin. De rechtbank heeft geoordeeld dat gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die eiseres heeft geleden als gevolg van deze schendingen. De vorderingen van eiseres tot schadevergoeding en boetes zijn gedeeltelijk toegewezen, en de rechtbank heeft een verwijzing naar de schadestaatprocedure gerechtvaardigd. De zaak benadrukt de noodzaak van naleving van contractuele verplichtingen en de gevolgen van onrechtmatig handelen in een zakelijke context.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/607435 / HA ZA 21-163
Vonnis van 7 december 2022
in de zaak van
[eiser01] B.V.te [plaats01] ,
eiseres,
advocaat mr. E.P. Groenewegen-Caris te Den Haag,
tegen

1.[gedaagde 01] B.V. te [plaats02] ,

2.
[gedaagde 02] B.V.te [naam01] Nb,
3.
[gedaagde 03] B.V.te [plaats03] ,
4.
[gedaagde 04]te [plaats04] ,
gedaagden,
advocaat mr. R.A.J. Zomer te Oosterhout Nb.
Eiseres wordt hierna [eiser01] en gedaagden worden hierna ieder afzonderlijk [gedaagde 01] , [gedaagde 02] , [gedaagde 03] en [gedaagde 04] en gezamenlijk gedaagden genoemd. [gedaagde 02] en [gedaagde 03] worden gezamenlijk [gedaagden 2 en 3] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 9 februari 2021, met producties 1 t/m 37;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 t/m 4;
  • het tussenvonnis van 20 april 2022, waarbij een mondelinge behandeling is bevolen;
  • de akte overlegging producties van [eiser01] , met producties 38 t/m 41;
  • de akte overlegging producties van gedaagden, met producties 5 t/m 7;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 28 september 2022. De griffier heeft aantekening gehouden van het verhandelde ter zitting.
1.2.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser01] is een softwareontwikkelaar die gespecialiseerde software ontwikkelt voor (onder andere) bedrijfsprocessen. [naam01] is (indirect) aandeelhouder en enig bestuurder van [eiser01] . [naam02] is
business developerbij [eiser01] .
2.2.
[gedaagde 01] levert onder meer consultancy diensten, met name op het gebied van logistieke dienstverlening. Enig aandeelhouder en bestuurder van [gedaagde 01] is [bedrijf01] B.V. (hierna: [bedrijf01] ), waarvan [gedaagde 04] enig aandeelhouder en bestuurder is.
2.3.
[gedaagde 02] houdt zich onder andere bezig met marktonderzoek in de petroleum en petrochemie branche. Enig aandeelhouder van [gedaagde 02] is [bedrijf01] . [gedaagde 04] is enig bestuurder van [gedaagde 02] .
2.4.
[gedaagde 03] houdt zich bezig met het produceren, verkopen en publiceren van informatie met betrekking tot tankterminals. Enig bestuurder van [gedaagde 03] is [bedrijf01] .
2.5.
[gedaagde 02] exploiteert de website www. [platform 01] (hierna: [platform 01] ), een online platform voor informatie en nieuws over de tank terminal sector, met (onder andere) een online database met tank terminal gegevens zoals steigers en aanlegplaatsen.
2.6.
[eiser01] heeft in 2016 en 2017 het softwareprogramma [software 01] (hierna: [software 01] ) ontworpen, dat het automatiseren van het clearance proces voor (zee)schepen tot doel heeft.
2.7.
In juni 2018 heeft [eiser01] contact gezocht met [gedaagde 02] , met het oog op een samenwerking. In het kader hiervan is op 7 augustus 2018 een zogenoemde samenwerkingsvisie tussen [software 01] en [platform 01] opgesteld. Gelijktijdig met de verdere gesprekken over de samenwerking hebben [eiser01] en [gedaagden 2 en 3] een Non-Disclosure Agreement gesloten. Daarin is onder meer het volgende opgenomen:
“(…)
2. Undertakings concerning confidential information
In consideration of each Party supplying its Confidential Information to the other Party the Parties undertake as follows:
1. To keep the other Party’s Confidential Information confidential and, without prejudice to the generality of the foregoing, to exercise no lesser security measures and degree of care in relation to the Confidential Information than those which it applies to its own confidential information;
2. Not to use the other Party’s Confidential Information except for the Purpose and shall not otherwise use or exploit any of the other Party’s Confidential Information for its own or any other person’s gain, benefit or purpose and, in particular but without limitation, it will not use any of the Information for commercial or competitive purposes; and
3. Not to disclose the other Party’s Confidential Information to any third party and to use all reasonable efforts to prevent any such disclosure except as permitted under Clause 3.
(…)
6. Term
1. This Agreement shall come into effect on the date of this Agreement and shall continue in full force and effect for a period of 5 years (notwithstanding whether the parties cease to pursue the Purpose or enter into other arrangements in respect of their purposes), unless and to the extent that this Agreement is superseded by a new agreement containing confidentiality provisions in relation to any contract between the Parties with regard to the fulfilment of the Purpose. (…)”
2.8.
Op 30 november 2018 hebben [eiser01] en [gedaagden 2 en 3] een samenwerkingsovereenkomst gesloten (hierna: de Samenwerkingsovereenkomst). Daarin is onder meer het volgende overeengekomen:
“(…)
a. Dat [gedaagden 2 en 3] programmatuur heeft ontwikkeld welke beschikbaar is via [platform 01] . Het is een online platform voor informatie en nieuws over de wereldwijde tank terminal sector. Momenteel is de belangrijkste tool, welke toegankelijk is via de website, een online database met tank terminal gegevens. (…)
b. (…)
c. dat [eiser01] programmatuur heeft ontwikkeld met de naam [software 01] ( [software 01] ), die het clearance proces van schepen bij Terminals ondersteunt.
d. dat enerzijds de informatie, die beschikbaar komt bij het gebruik van de programmatuur van [eiser01] , waardevol is voor [gedaagden 2 en 3] en anderzijds de programmatuur van [gedaagden 2 en 3] een bruikbaar platform vormt voor [eiser01] om haar diensten aan de bieden
e. dat de programmatuur van Partijen complementair is en dat Partijen onderkennen dat samenwerking de marktpositie van beide kan versterken en dat zij daarom een link willen leggen tussen hun programma’s.
Artikel 3 SAMENWERKING
3.1
De beoogde samenwerking heeft tot doel voor:
a. [eiser01] , dat het programma [software 01] onder de aandacht wordt gebracht van Product Owners en Terminal Operators met het oogmerk dat zij het gaan gebruiken
b. [gedaagden 2 en 3] , dat Product Owners en Terminal Operators naar haar website ([platform 01]) navigeren en haar programmatuur gaan gebruiken (…)
3.2
De samenwerking wordt in eerste instantie gerealiseerd doordat partijen in hun programmatuur een link opnemen die (automatisch) verwijst naar de website van de andere partij. (…)
Artikel 7 EXCLUSIVITEIT
7.1
Gedurende de periode van 1 jaar na ondertekening van deze overeenkomst werken partijen samen op basis van exclusiviteit. Dat houdt in, dat gedurende de periode dat de exclusiviteit van toepassing is, [eiser01] haar programmatuur niet integreert met programmatuur van een andere partij of op enige ander wijze samenwerkt met een partij voor zover de andere partij als een concurrent van [gedaagden 2 en 3] is te beschouwen. Evenzo zal gedurende die periode [gedaagden 2 en 3] haar programmatuur niet integreren met de programmatuur van een andere partij of op enige andere wijze samen werken met een partij, voor zover die partij als een concurrent van [eiser01] is te beschouwen.
7.2
De periode van exclusiviteit wordt telkens automatisch verlengd met 1 jaar tenzij een der partijen tenminste 3 maanden voor afloop van de periode de andere partij informeert dat zij de exclusiviteit wil beëindigen.
7.3
De exclusiviteit laat onverlet dat partijen ieder zelfstandig hun programmatuur onder de aandacht kunnen brengen van Product Owners en Terminal Operators en andere geïnteresseerde partijen. (…)
Artikel 9 GEHEIMHOUDING
9.1
Partijen zullen hetgeen hen in verband met de uitvoering van deze overeenkomst door de andere Partij ter beschikking wordt gesteld alleen gebruiken voor het doel waarvoor het is verstrekt.
9.2
Partijen zullen deze overeenkomst en al hetgeen waarvan zij in verband met de uitvoering van deze overeenkomst kennis krijgen en waarvan zij het vertrouwelijk karakter kennen of redelijkerwijs kunnen vermoeden, op generlei wijze bekend maken, behalve voor zover dat voor de uitvoering van deze overeenkomst noodzakelijk is of enig wettelijk voorschrift hen tot bekendmaking verplichten.”
2.9.
[gedaagde 04] heeft in een e-mailbericht van 24 februari 2019 aan [naam02] voorgesteld een joint venture op te richten met betrekking tot [software 01] .
2.10.
[naam02] reageerde als volgt:
“Het is goed om hier alvast over na te denken maar ik denk dat we er eerst voor moeten zorgen dat het een succes wordt. Mijn voorstel is om nu eerst even onze energie te steken in het krijgen van een grote gebruikers groep. Zodra dit van de grond gekomen is kunnen we verder gaan kijken naar de mogelijkheden van een joint venture. Hier staan we opzich wel voor open.”
2.11.
Begin 2020 heeft [eiser01] besloten [software 01] te verkopen. [gedaagde 01] was een van de potentiële kopers. Voorafgaand aan het verkoopproces sloten [eiser01] en [gedaagde 01] een Geheimhoudingsovereenkomst. In de overeenkomst is onder meer het volgende opgenomen:
“(…)
A. Geïnteresseerde belangstelling heeft om tegen nader overeen te komen voorwaarden het product [software 01] ( [software 01] ) van de Vennootschap te verwerven
B. De Vennootschap voornemens is de Geïnteresseerde in dat kader vertrouwelijke informatie te verstrekken (de “
Vertrouwelijke informatie”)
Verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
Artikel 1 – Restrictief gebruik
Geïnteresseerde zal de Vertrouwelijke informatie uitsluitend gebruiken voor het voeren van gesprekken en onderhandelingen met betrekking tot het aanschaffen [van] het product [software 01] van de Vennootschap als bedoeld in overweging (A) van deze overeenkomst.
Artikel 2 – Geheimhouding
2.1
Geïnteresseerde zal de Vertrouwelijke informatie geheimhouden en alle maatregelen nemen die redelijkerwijs van hem verwacht mogen worden om deze geheimhouding te waarborgen.
2.2
Geïnteresseerde zal ervoor zorgdragen dat de Vertrouwelijke informatie strikt vertrouwelijk wordt behandeld en uitsluitend ter beschikking wordt gesteld of bekend wordt gemaakt aan die werknemers of door haar ingeschakelde derden, voor wie het noodzakelijk is dat zij daarvan kennis nemen, mede gelet op het doel van het gebruik van de Vertrouwelijke informatie zoals opgenomen in deze overeenkomst.
Artikel 3 – Mededelingen aan derden
Onverminderd het in artikel 2 bepaalde, zal de Geïnteresseerde zonder voorafgaande toestemming van de Vennootschap geen enkele mededeling doen aan derden over de inhoud van de overeenkomst of de inhoud of strekking van de gesprekken tussen partijen.
Artikel 4 – Retournering informatie
Geïnteresseerde zal op eerste verzoek van de Vennootschap of na beëindiging van de gesprekken tussen Partijen, de Vertrouwelijke informatie binnen drie dagen aan de Vennootschap retourneren zonder hiervan afschriften te bewaren en zonder nog langer over de Vertrouwelijke informatie te kunnen beschikken.
Artikel 5 – Boete
5.1
Indien Geïnteresseerde na ingebrekestelling in strijd handelt met de artikelen 2 of 3 van deze overeenkomst, dan is hij aan de Vennootschap een direct opeisbare boet[e] verschuldigd van EUR 50.000 (…) per overtreding, onverminderd haar verplichting de volledige door de Vennootschap geleden schade te vergoeden.
5.2
Indien Geïnteresseerde na ingebrekestelling in strijd handelt met artikel 4 van deze overeenkomst, is zij aan de Vennootschap een direct opeisbare boete verschuldigd van EUR 15.000 (…) per dag dat zij in gebreke is met het retourneren van de Vertrouwelijke informatie, onverminderd haar verplichting de volledige door de Vennootschap geleden schade te vergoeden. (…)”
2.12.
Op 25 mei 2020 heeft [gedaagde 01] van Solvaid Consultants (hierna: Solvaid), die het verkoopproces voor [eiser01] begeleidde, een ‘Informatiememorandum software transportsector’ ontvangen.
2.13.
Op 8 juni 2020 heeft [eiser01] aan [gedaagde 01] (digitaal) een managementpresentatie over [software 01] gegeven. Bij deze presentatie waren van de zijde van [gedaagde 01] aanwezig [gedaagde 04] en [naam03] , een technisch medewerker van [gedaagde 01] . Dezelfde dag heeft [gedaagde 04] aan [eiser01] een e-mail gestuurd met de volgende inhoud:
“ (…) Bedankt voor de presentatie en uitleg deze morgen. Ik heb nog wat vragen:
1. [naam02] , zou je me in detail kunnen vertellen wat het laatste commerciële voorstellen richting Vesta, Oiltanking en overige potentiele klanten zijn?
2. Het viel me op dat er geen melding gemaakt is van de overeenkomst tussen [eiser01] IT en [gedaagde 02] b.v. (…)
a. Waarom is hier geen melding van gemaakt in het IM? Erkennen jullie deze mogelijke verplichting niet?
b. Hoe gaan we hier mee om na de verkoop? Wordt deze verplichting overgedragen aan de kopende partij of blijft [eiser01] IT dit betalen zolang Vesta/Oiltanking klant blijven?
c. Stel dat wij [software 01] kopen, hoe willen jullie deze verplichting ‘doorvertalen’ in de [software 01] koopprijs?
d. Zijn er nog meer overeenkomsten met derden die niet genoemd zijn in het IM maar die wel relevant zijn? (…)”
2.14.
Op 12 juni 2020 heeft Solvaid namens [eiser01] inhoudelijk gereageerd op de vragen van [gedaagde 04] .
2.15.
Op 17 juni 2020 heeft [gedaagde 04] wederom een e-mail gestuurd aan [eiser01] en Solvaid. Daarin staat het volgende:
“(…) Ik was bezig met het narekenen van de omzet gerelateerd aan de [software 01] op basis van de prijsafspraken die gemaakt zijn met [eiser01] en de lopende contractonderhandelingen.
Wat ik weet is dat de standaard prijzen als volgt zijn:
• Eenmalige set-up fee: €2500 per terminal
• Vaste service fee: €250 per terminal per maand
• Fee per clearance: €5 per clearance (…)
Omdat Vesta, Total en Oiltanking mee doen aan een pilot (zie bijgevoegd bestand) is de eenmalige set-up fee niet van toepassing. Verder kreeg ik van [naam02] de volgende informatie over de laatste stand van zaken:
1) Vesta Antwerpen zal waarschijnlijk akkoord gaan met een prijs tussen de €250 (bod Vesta) en €400 (tegenbod [software 01] ) per maand. Dit is een all-in prijs en er komt dus geen extra omzet bij.
2) Oiltanking Amsterdam heeft het standaard aanbod gekregen.
3) Total heeft volgens mij het aanbod van ons gekregen volgens de standaard prijs: €250/maand + €5/clearance
4) EVOS zal wel de eenmalige set-up prijs moeten betalen en de standaard prijs: €250/maand + €5/clearance
Anyway, als ik het een en ander nareken dan kom ik tot de conclusie dat jullie andere prijzen lijken te hanteren. Klopt dit? Wellicht zijn mijn prijs aannames niet correct. (…)”
2.16.
Op 19 juni 2020 heeft [gedaagde 04] een inhoudelijke reactie ontvangen op zijn vragen uit de e-mail van 17 juni 2020.
2.17.
Diezelfde dag heeft [gedaagde 04] namens [bedrijf01] een indicatief bod van € 40.000 gedaan voor de aankoop van [software 01] . Onderdeel van dit bod was dat 30% van de omzet in de eerste vier jaar na overdracht van [software 01] aan [eiser01] zou worden betaald.
2.18.
Solvaid heeft op 23 juni 2020 namens [eiser01] te kennen gegeven dat het bod niet werd geaccepteerd en dat met [gedaagde 01] niet verder zou worden onderhandeld.
2.19.
Op 18 augustus 2020 heeft [naam02] telefonisch aan [gedaagde 04] medegedeeld dat het verkooptraject niet succesvol was afgerond en dat [eiser01] zelf zou doorgaan met [software 01] .
2.20.
Op 5 november 2020 heeft [eiser01] aan Evos een aanbod gedaan voor een jaarcontract voor [software 01] voor € 750 per maand. Op 24 november 2020 heeft Evos aan [eiser01] laten weten andere aanbiedingen te hebben ontvangen.
2.21.
Bij e-mail van 4 december 2020 aan [naam02] en [naam01] heeft [gedaagde 04] medegedeeld de samenwerking tussen [platform 01] en [eiser01] per direct te willen beëindigen.
2.22.
Op 10 december 2020 heeft Evos [eiser01] bericht dat zij heeft gekozen voor een andere aanbieder vanwege de kosten. Bij e-mail van 18 december 2020 aan [eiser01] heeft Evos daartoe het volgende geschreven:
“Zoals ook al telefonisch toegelicht hebben we een vergelijkbaar voorstel ontvangen van [gedaagde 01] . De maandelijkse kosten die hieraan verbonden zijn (…) significant lager wat voor ons de doorslag heeft gegeven. (…)”
2.23.
Op 10 december 2020 heeft [eiser01] gedaagden aangeschreven met het volgende:
“(…) Ons is ter ore gekomen dat u een programma, dat sterke gelijkenis vertoont met ons product [software 01] ( [software 01] ), aanbiedt bij onder meer onze klanten. (…) In alle drie de overeenkomsten komen bepalingen voor die u met uw handelen overtreedt. Derhalve stellen wij u in gebreke.
Wij wijzen erop dat u handelt c.q. heeft gehandeld in strijd met de intentie van alle drie de
overeenkomsten en meer specifiek heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in de artikelen 2 en 3 van de geheimhoudingsovereenkomst. Reeds daardoor verbeurt u de boetes genoemd in art. 5 van de geheimhoudingsverklaring. Wij gebieden u iedere inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten van [eiser01] met betrekking tot de software en de daarop betrekking hebbende bescheiden onmiddellijk te staken en gestaakt te houden (op straffe van de boete in art. 5 Geheimhoudingsovereenkomst). Daarnaast verbieden wij u om klanten te benaderen met het doel om de software aan te bieden of daar zelfs maar over te praten. Bij geconstateerde overtredingen zullen wij zonder verdere aankondiging een beroep doen op art. 5 Geheimhoudingsovereenkomst en de (direct opeisbare) boete die daarbij gesteld is opeisen. (…)
Wij geven u een
termijn van 7 dagen vanaf hedenom schriftelijk te reageren en passende maatregelen te nemen. Wij behouden ons nadrukkelijk het recht voor om (rechts)maatregelen te treffen, waaronder – maar niet beperkt tot – het leggen van beslag (…).”
2.24.
De advocaat van gedaagden heeft bij brief van 14 december 2020 gereageerd, waarbij gedaagden zich – kort gezegd – op het standpunt hebben gesteld dat geen sprake was van enige overtreding van de overeenkomsten. Ook heeft de advocaat van gedaagden aan [eiser01] medegedeeld de Samenwerkingsovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden.
2.25.
[naam02] heeft in een e-mail van 22 december 2020 aan [naam01] het volgende geschreven:
“(…) Vandaag heb ik [naam04] (Vesta Terminals) gesproken. Op dit moment maken ze 6 maanden gebruik van [software 01] . Hij heeft aangegeven dat ze zijn benaderd door [gedaagde 04] met de vraag of hij software wilt testen met vergelijkbare functionaliteiten als [software 01] . Hij heeft daarbij gezegd dat hij dit product goedkoper kan leveren.
Daarnaast heeft [gedaagde 04] hem verteld dat [de] toekomst van [eiser01] onzeker is omdat [naam01] (directeur) ermee gaat stoppen en het bedrijf wordt verkocht. (…)”
2.26.
De advocaat van [eiser01] heeft gedaagden op 28 december 2020 nogmaals een sommatie gestuurd en aanspraak gemaakt op de contractuele boete. Gedaagden hebben hier geen gevolg aan gegeven.

3.Het geschil

3.1.
[eiser01] vordert om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I.
Primair
A. te verklaren voor recht dat gedaagden de tussen partijen overeengekomen NDA, Samenwerkingsovereenkomst en Geheimhoudingsovereenkomst hebben geschonden en dat gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door [eiser01] als gevolg van deze schending geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
B. gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een verbeurde boete ad € 75.000 voor het schenden van de Geheimhoudingsovereenkomst;
Subsidiair
C. te verklaren voor recht dat [gedaagde 02] en [gedaagde 03] de tussen partijen gesloten NDA en Samenwerkingsovereenkomst hebben geschonden door zonder medeweten van [eiser01] potentiële klanten te benaderen met een aanbod tot het afnemen van aan [software 01] vergelijkbare software tegen een (veel) lagere prijs, dat [gedaagde 02] en [gedaagde 03] tevens de NDA en Samenwerkingsovereenkomst hebben geschonden door vertrouwelijke informatie voor eigen commercieel gewin te gebruiken en met derden te delen en dat [gedaagde 02] en [gedaagde 03] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door [eiser01] als gevolg van deze schending geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
D. te verklaren voor recht dat [gedaagde 01] de tussen partijen gesloten Geheimhoudingsovereenkomst heeft geschonden door vertrouwelijke informatie uit het verkoopproces voor eigen gewin te gebruiken en met derden te delen en dat [gedaagde 01] aansprakelijk is voor de door [eiser01] als gevolg van deze schending geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
E. [gedaagde 01] en [gedaagde 04] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de verbeurde boete ad € 75.000 voor het schenden van de Geheimhoudingsovereenkomst;
II.
Primair
A. te verklaren voor recht dat gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld jegens [eiser01] door gedurende de samenwerking zonder medeweten van [eiser01] potentiële klanten te benaderen met een aanbod tot het afnemen van aan [software 01] vergelijkbare software tegen een (veel) lagere prijs en dat gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door [eiser01] als gevolg van dit onrechtmatig handelen geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
Subsidiair
B. te verklaren voor recht dat [gedaagde 01] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser01] door gedurende de samenwerking zonder medeweten van [eiser01] potentiële klanten te benaderen met een aanbod tot het afnemen van aan [software 01] vergelijkbare software tegen een (veel) lagere prijs en dat [gedaagde 01] aansprakelijk is voor de door [eiser01] als gevolg van dit onrechtmatig handelen geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
III. te verklaren voor recht dat de ontbinding van de Samenwerkingsovereenkomst door [gedaagde 02] en [gedaagde 03] niet rechtsgeldig is;
IV. gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke (incasso)kosten van € 1.525, te vermeerderen met de wettelijke rente;
V. gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Aan haar vorderingen legt [eiser01] – kort samengevat – het volgende ten grondslag. Gedaagden hebben misbruik gemaakt van het identiteitsverschil tussen de verschillende vennootschappen waarmee [eiser01] diverse overeenkomsten heeft gesloten. Dat levert een grond op voor vereenzelviging, zodat [gedaagde 01] en [gedaagde 04] mede gebonden zijn aan de NDA en de Samenwerkingsovereenkomst en [gedaagden 2 en 3] en [gedaagde 04] mede gebonden zijn aan de Geheimhoudingsovereenkomst. Gedaagden hebben de Samenwerkingsovereenkomst, meer in het bijzonder de exclusiviteitsbepaling, geschonden. Het stond gedaagden niet vrij om eigen, met [software 01] vergelijkbare, software genaamd [software 02] (hierna: [software 02] ) op te zetten en met [eiser01] te concurreren. Tevens hebben gedaagden diverse geheimhoudingsbedingen geschonden door (vertrouwelijke) informatie met derden te delen en voor eigen gewin te gebruiken. Als gevolg daarvan zijn gedaagden boetes verschuldigd aan [eiser01] . Gedaagden hebben voorts onrechtmatig gehandeld jegens [eiser01] door bij het ontwikkelen van hun eigen software technische informatie over [software 01] te gebruiken en door aan potentiële klanten van [eiser01] voor een lagere prijs vergelijkbare programmatuur aan te bieden. Gedaagden zijn gehouden tot vergoeding van de schade die [eiser01] door de schending van de overeenkomsten dan wel het onrechtmatig handelen van gedaagden lijdt en zal lijden. [eiser01] maakt eveneens aanspraak op buitengerechtelijke incassokosten.
3.3.
Gedaagden voeren verweer. Hun conclusie strekt tot afwijzing van de vorderingen van [eiser01] , met veroordeling van [eiser01] in de proceskosten en de nakosten.
3.4.
Gedaagden betwisten dat zij de NDA, de Samenwerkingsovereenkomst en de Geheimhoudingsovereenkomst hebben geschonden. Hiertoe voeren zij – kort samengevat – het volgende aan. De NDA is niet meer van toepassing, omdat deze is vervangen door de Samenwerkingsovereenkomst. Bij geen van genoemde overeenkomsten is [gedaagde 04] partij, zodat hij reeds om die reden niet aansprakelijk is jegens [eiser01] . Ook is er geen grond voor vereenzelviging. De Samenwerkingsovereenkomst bevat, anders dan [eiser01] stelt, geen relatiebeding en/of concurrentiebeding dat verbiedt dat gedaagden zelfstandig hun eigen programmatuur onder de aandacht van klanten brengen. De tussen partijen overeengekomen exclusiviteit is niet geschonden. Verder was de door [eiser01] verstrekte informatie geenszins vertrouwelijk en is deze informatie ook niet in strijd met de overeenkomsten gedeeld met derden. Betwist wordt voorts dat [eiser01] schade lijdt.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

vordering I primair onder A

4.1.
Tussen partijen is in geschil (a) of gedaagden in strijd hebben gehandeld met de exclusiviteitsbepaling in de Samenwerkingsovereenkomst en/of (b) de geheimhoudingsbedingen in de NDA, de Samenwerkingsovereenkomst en de Geheimhoudingsovereenkomst en (c) of zij hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door [eiser01] als gevolg van die schending geleden schade.
(a) schending exclusiviteit
4.2.
[eiser01] verwijt gedaagden dat zij de in de Samenwerkingsovereenkomst overeengekomen exclusiviteit hebben geschonden. Gedaagden betwisten dat daar sprake van is.
4.3.
De rechtbank overweegt dat in artikel 7.1 van de Samenwerkingsovereenkomst onder meer is bepaald dat [gedaagden 2 en 3] haar programmatuur niet zal integreren met de programmatuur van een andere partij of op enige andere wijze zal samenwerken met een partij die als concurrent van [eiser01] is te beschouwen. Met programmatuur wordt van de zijde van [eiser01] [software 01] bedoeld. Ter zitting heeft [gedaagden 2 en 3] desgevraagd bevestigd dat met programmatuur van [gedaagden 2 en 3] [platform 01] wordt bedoeld en dat [platform 01] te allen tijde van [gedaagde 02] is gebleven. De samenwerking tussen partijen verplichtte partijen dus niet enkel en alleen tot het plaatsen van een link op elkaars websites om
trafficte genereren, zoals [gedaagden 2 en 3] aanvoeren, maar verplichtte partijen ook om exclusief voor elkaar te zijn voor wat betreft hun programmatuur. Artikel 7.1 heeft in die zin naar het oordeel van de rechtbank, anders dan [gedaagden 2 en 3] meent, wel de functie van een non-concurrentiebeding, nu het partijen verbiedt om met concurrenten van de contractspartij samen te werken.
4.4.
Vaststaat dat [gedaagde 01] een met [software 01] vergelijkbare software, [software 02] , heeft ontwikkeld en reeds in november 2020 een aanbieding heeft gedaan aan een potentiële klant van [eiser01] (zie 2.20 en 2.22). [gedaagde 01] was op dat moment als een concurrent van [eiser01] te beschouwen, die haar product op de markt zette via het platform ( [platform 01] ) van [gedaagden 2 en 3] De stelling van [gedaagden 2 en 3] dat er geen concurrenten van [eiser01] betrokken zijn, is dus onjuist.
4.5.
In de periode waarin [gedaagde 01] [software 02] op de markt aanbood, gold tussen [eiser01] en [gedaagden 2 en 3] nog de Samenwerkingsovereenkomst, meer in het bijzonder de exclusiviteit tussen partijen. [gedaagde 04] heeft immers pas op 4 december 2020 namens [gedaagden 2 en 3] aan [eiser01] medegedeeld de samenwerking te willen beëindigen. [gedaagden 2 en 3] heeft, door haar programmatuur ( [platform 01] ) te integreren met de (nieuwe) software van [gedaagde 01] ( [software 02] ) en met haar samen te werken, in strijd gehandeld met artikel 7.1 van de Samenwerkingsovereenkomst. Voornoemde bepaling beoogde een dergelijke situatie juist te voorkomen. Of de software van [gedaagde 01] op dat moment al operationeel was doet naar het oordeel van de rechtbank niet ter zake; er was immers al sprake van een samenwerking tussen [gedaagden 2 en 3] en [gedaagde 01] . Indien het al zo zou zijn, zoals [gedaagden 2 en 3] aanvoert, dat de toekomst van de samenwerking met [eiser01] onzeker was en zij dergelijke software blijvend wilde integreren in haar programmatuur, dan had het op haar weg gelegen om eerst de exclusiviteit met [eiser01] te beëindigen alvorens een dergelijke samenwerking met een concurrent van [eiser01] aan te gaan.
4.6.
De schending van artikel 7.1 van de Samenwerkingsovereenkomst levert een tekortkoming in de nakoming van de Samenwerkingsovereenkomst op. Artikel 6:74 lid 1 BW bepaalt dat iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis de schuldenaar verplicht de schade die de schuldeiser lijdt te vergoeden, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend. Het is evident dat deze tekortkoming [gedaagden 2 en 3] kan worden toegerekend. Verzuim aan de zijde van [gedaagden 2 en 3] is geen vereiste omdat nakoming over de periode waarin de exclusiviteit is geschonden, blijvend onmogelijk is.
4.7.
Schending van de exclusiviteitsbepaling in de Samenwerkingsovereenkomst door [gedaagde 04] en/of [gedaagde 01] is niet aan de orde omdat zij geen partij zijn bij die overeenkomst. [eiser01] meent dat [gedaagde 04] en/of [gedaagde 01] ook aansprakelijk is/zijn voor de door [eiser01] als gevolg van de schending van de Samenwerkingsovereenkomst geleden schade, omdat sprake is van misbruik van identiteitsverschil en gedaagden daarom met elkaar kunnen worden vereenzelvigd. [gedaagde 04] zou als enige de feitelijke zeggenschap over de vennootschappen hebben en hij zou hebben gekozen wie welke overeenkomst met [eiser01] sloot, aldus [eiser01] . Wat daar ook van zij, deze stelling kan niet tot de conclusie leiden dat misbruik is gemaakt van het identiteitsverschil tussen [gedaagde 02] en [gedaagde 01] . Gesteld noch gebleken is immers dat [eiser01] dacht dat zij zaken deed met een ander dan [gedaagden 2 en 3] of dat [gedaagde 01] in de contractspositie van [gedaagde 02] was getreden. Uit de feitelijke gang van zaken valt af te leiden dat het voor [eiser01] te allen tijde duidelijk was dat zij de samenwerking met [gedaagden 2 en 3] had en dat [gedaagde 01] slechts als potentiële koper van [software 01] optrad. [eiser01] heeft onvoldoende concreet gemaakt op welke manier gedaagden volgens haar misbruik van identiteitsverschil hebben gemaakt. De stelling van [eiser01] dat [gedaagde 01] de rechtsopvolger van [gedaagde 02] is, is door gedaagden gemotiveerd betwist en is door [eiser01] onvoldoende onderbouwd, zodat aan die stelling voorbij wordt gegaan. Concluderend is van misbruik van identiteitsverschil niet gebleken. Voor vereenzelviging van gedaagden bestaat dan ook geen grond, al aangenomen dat misbruik van identiteitsverschil de conclusie zou rechtvaardigen dat de verschillende entiteiten vereenzelvigd kunnen worden. [gedaagde 04] en [gedaagde 01] zijn dus niet naast [gedaagden 2 en 3] aansprakelijk voor de schade als gevolg van de schending van de Samenwerkingsovereenkomst.
(b) schending geheimhouding/vertrouwelijkheid
NDA
4.8.
[eiser01] stelt dat gedaagden in strijd hebben gehandeld met de geheimhoudingsbedingen van de NDA en de Samenwerkingsovereenkomst. Gedaagden voeren als verweer aan dat de NDA is komen te vervallen, nu deze is vervangen door de Samenwerkingsovereenkomst. De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6 van de NDA is bepaald dat de NDA voor een periode van vijf jaar geldig is, tenzij deze wordt vervangen door een nieuwe overeenkomst die vertrouwelijkheidsbepalingen bevat met betrekking tot (kort gezegd) de samenwerking tussen partijen. Daarvan is hier sprake. Partijen hebben immers een nieuwe overeenkomst, de Samenwerkingsovereenkomst, gesloten waarin een geheimhoudingsbeding is opgenomen in artikel 9. De NDA is dan ook vervangen door de Samenwerkingsovereenkomst. De stelling van [eiser01] dat de NDA niet kan zijn vervallen omdat de informatie die in de periode vóór het sluiten van de Samenwerkingsovereenkomst met gedaagden is gedeeld óók vertrouwelijk is, maakt het voorgaande niet anders. Gedaagden voeren immers aan dat de geheimhoudingsbepaling in de Samenwerkingsovereenkomst zich ook uitstrekt tot die informatie. Het standpunt van [eiser01] kan dus niet leiden tot de conclusie dat de NDA nog bestaat. Schending van de NDA door gedaagden kan dan ook niet aan de orde zijn, zodat de vordering op dit punt niet toewijsbaar is.
Samenwerkingsovereenkomst
4.9.
[eiser01] verwijt gedaagden tevens de geheimhoudingsbepaling in de Samenwerkingsovereenkomst te hebben geschonden. Artikel 9.1 van de Samenwerkingsovereenkomst bepaalt dat partijen hetgeen hen in verband met de uitvoering van de overeenkomst door de andere partij ter beschikking wordt gesteld alleen zullen gebruiken voor het doel waarvoor het is verstrekt. Artikel 9.2 van de Samenwerkingsovereenkomst schrijft voor dat partijen al hetgeen waarvan zij in verband met de uitvoering van de overeenkomst kennis krijgen en waarvan zij het vertrouwelijke karakter kennen of redelijkerwijs kunnen vermoeden op geen enkele wijze bekendmaken. Volgens [eiser01] hebben gedaagden de met hen gedeelde informatie gebruikt voor een ander doel dan waarvoor het is verstrekt en ook vertrouwelijke informatie met derden gedeeld. Het zou volgens [eiser01] gaan om informatie over onder meer de werking van [software 01] , de functionaliteit, klantinformatie, prijsinformatie en de configuratie.
4.10.
Vooropgesteld wordt dat [gedaagden 2 en 3] gemotiveerd heeft betwist dat de door [eiser01] in het kader van de Samenwerkingsovereenkomst verstrekte informatie vertrouwelijk was. Volgens [gedaagden 2 en 3] behoort die informatie tot het publieke domein en is die informatie onder meer te vinden in de verkoopbrochure van [software 01] die met derden (potentiële klanten) mocht worden gedeeld. Gelet op deze gemotiveerde betwisting van [gedaagden 2 en 3] lag het op de weg van [eiser01] om (voldoende) concreet te maken welke informatie wanneer, aan wie is verstrekt en ook waarom deze informatie vertrouwelijk is. Van [eiser01] mocht worden verwacht dat zij haar stellingen meer handen en voeten zou hebben gegeven door bijvoorbeeld toe te lichten welke informatie wel met afnemers van [software 01] mocht worden gedeeld. De stelling dat ‘alle’ met [gedaagden 2 en 3] gedeelde informatie vertrouwelijk is, is onvoldoende concreet en kan dan ook niet leiden tot de conclusie dat artikel 9 van de Samenwerkingsovereenkomst is geschonden. Voor zover [eiser01] heeft bedoeld te stellen dat [gedaagden 2 en 3] de informatie heeft gebruikt om eigen software te ontwikkelen en klanten van [eiser01] te benaderen, is dat niet komen vast te staan. Het is immers [gedaagde 01] geweest die [software 02] heeft opgezet. Ten overvloede wordt opgemerkt dat, voor zover al kan worden aangenomen dat artikel 9 van de Samenwerkingsovereenkomst is geschonden, daar geen boete op is gesteld en [eiser01] niet althans onvoldoende heeft gesteld dat zij anderszins schade heeft geleden.
Geheimhoudingsovereenkomst
4.11.
Ook is volgens [eiser01] sprake van schending van de vertrouwelijkheidsbepalingen in de Geheimhoudingsovereenkomst. In artikel 1 van de Geheimhoudingsovereenkomst is bepaald dat [gedaagde 01] de vertrouwelijke informatie die zij in het kader van het verkoopproces van [eiser01] ontvangt uitsluitend mag gebruiken voor het voeren van gesprekken en onderhandelingen met betrekking tot de aanschaf van [software 01] . Vaststaat dat [eiser01] in het verkoopproces aan [gedaagde 01] een informatiememorandum over [software 01] heeft verstrekt en ook een managementpresentatie over [software 01] heeft gehouden. Als onweersproken staat vast dat bij die presentatie (in ieder geval) een technisch medewerker van [gedaagde 01] aanwezig was die – al dan niet achteraf – kritische vragen heeft gesteld over (de technische kant van) de software. [eiser01] heeft in dit verband onweersproken gesteld dat zij onder andere (tot in detail) heeft laten zien hoe het product “aan de achterkant” werkt en hoe het is opgebouwd/geconfigureerd. Vaststaat ook dat [gedaagde 01] diverse keren naar aanleiding van vragen van [gedaagde 04] van [eiser01] informatie heeft gekregen met betrekking tot onder andere de prijs van [software 01] en klantcontacten (zie 2.13 en 2.15). [gedaagde 01] betwist dat de gedeelde (technische) informatie vertrouwelijk was. De rechtbank gaat hierin echter niet mee. Als de technische informatie over het product [software 01] in de visie van [gedaagde 01] al niet onder het bereik van de Geheimhoudingsovereenkomst valt, dan valt immers niet in te zien welke informatie daar dan wél onder zou moeten vallen.
4.12.
Kort nadat het verkoopproces – zonder succes – was afgerond, heeft [gedaagde 01] [software 02] op de markt gebracht. Gelet op de hiervoor geschetste gang van zaken kan niet anders worden geconcludeerd dan dat [gedaagde 01] de van [eiser01] in het verkoopproces verkregen informatie heeft gebruikt om de met [software 01] vergelijkbare software te bouwen en te verkopen. [gedaagde 01] wist namelijk dankzij [eiser01] hoe de software in elkaar zat, hoe het werkte en wat de kosten en baten waren. Ook was [gedaagde 01] op de hoogte van de prijsvoorstellen richting potentiële klanten. Op die manier kon [gedaagde 01] een financieel aantrekkelijker aanbod doen voor [software 02] dan [eiser01] voor [software 01] . Dat [gedaagde 01] zonder de gedetailleerde informatie van [eiser01] in staat was geweest om op zó een korte termijn dezelfde software te bouwen en ook nog eens een beter aanbod had kunnen doen, acht de rechtbank niet waarschijnlijk. Dat het programma vrij simpel in elkaar zat zoals [gedaagde 01] aanvoert, kan gelet op de toelichting van [eiser01] over de tijd (enkele jaren) en moeite die met name in de voorbereiding van de ontwikkeling van de software is gestoken, niet worden aangenomen. Als het maken van de software écht zo eenvoudig was als [gedaagde 04] tijdens de mondelinge behandeling heeft betoogd, dan valt ook niet in te zien waarom [gedaagde 04] er in 2018 voor heeft gekozen een samenwerking met [eiser01] aan te gaan teneinde van deze software te kunnen profiteren, in plaats van deze zelf te laten maken en de revenuen geheel voor zichzelf te kunnen houden. De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat [gedaagde 01] de van [eiser01] in het verkoopproces verkregen informatie heeft gebruikt om de met [software 01] vergelijkbare software te bouwen en te verkopen, wat de rechtbank tot het oordeel brengt dat [gedaagde 01] artikel 1 van de Geheimhoudingsovereenkomst heeft geschonden.
4.13.
Dit levert een tekortkoming in de nakoming van de Geheimhoudingsovereenkomst op. Artikel 6:74 lid 1 BW bepaalt dat iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis de schuldenaar verplicht de schade die de schuldeiser lijdt te vergoeden, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend. Dat de tekortkoming [gedaagde 01] kan worden toegerekend is evident. Verzuim aan de zijde van [gedaagde 01] is geen vereiste omdat nakoming over de periode waarin de geheimhouding is geschonden blijvend onmogelijk is.
4.14.
[eiser01] stelt verder dat [gedaagde 01] in haar pogingen om [software 02] te verkopen aan derden heeft medegedeeld dat de toekomst van [software 01] onzeker was omdat [naam01] (in verband met gezondheidsproblemen) zou stoppen met het bedrijf. [gedaagde 01] betwist dit. Wat daar verder ook van zij, de rechtbank acht deze informatie in verhouding tot de in 4.11 en 4.12 bedoelde informatie niet (dermate) vertrouwelijk dat [gedaagde 01] , als het al zo is, geacht moet worden in strijd te hebben gehandeld met artikelen 2 en 3 van de Geheimhoudingsovereenkomst door dergelijke mededelingen te doen aan derden.
4.15.
Verder stelt [eiser01] dat [gedaagde 01] de aan haar verstrekte informatie had moeten retourneren dan wel vernietigen op grond van artikel 4 van de Geheimhoudingsovereenkomst (zie 2.11) en dat [gedaagde 01] dat heeft nagelaten en daardoor een boete heeft verbeurd. De rechtbank gaat hier niet in mee. Hiertoe geldt dat [gedaagde 01] gemotiveerd heeft betwist dat zij ooit fysieke stukken van [eiser01] heeft ontvangen. Volgens [gedaagde 01] heeft zij enkel informatie via digitale weg ontvangen. [eiser01] heeft dat niet betwist, zodat niet is komen vast te staan dat [eiser01] fysieke stukken met vertrouwelijke informatie aan [gedaagde 01] heeft verstrekt. Een schending van artikel 4 van de Geheimhoudingsovereenkomst is dus niet aan de orde.
4.16.
Ook hier geldt dat schending van de Geheimhoudingsovereenkomst door [gedaagde 04] en/of [gedaagden 2 en 3] niet aan de orde kan zijn, omdat zij daarbij geen partij zijn. Zoals reeds in 4.7 is geoordeeld, is van misbruik van identiteitsverschil geen sprake en bestaat er dus geen grond voor vereenzelviging. Datzelfde geldt ook hier, zodat [gedaagde 04] en [gedaagden 2 en 3] niet naast [gedaagde 01] aansprakelijk zijn voor de schade als gevolg van de schending van de Geheimhoudingsovereenkomst.
(c) schade
4.17.
De rechtbank acht de mogelijkheid van schade als gevolg van de schendingen van de Samenwerkingsovereenkomst en de Geheimhoudingsovereenkomst zonder meer aannemelijk.
4.18.
[gedaagden 2 en 3] is in de periode van exclusiviteit immers een samenwerking aangegaan met [gedaagde 01] , op dat moment een concurrent van [eiser01] , en [gedaagde 01] heeft in die periode in ieder geval één overeenkomst gesloten met een klant die op de gezamenlijke ‘leadlijst’ van [eiser01] en [gedaagden 2 en 3] stond. De mogelijkheid dat [eiser01] daardoor schade heeft geleden en/of zal lijden, acht de rechtbank reëel.
4.19.
Bovendien heeft [gedaagde 01] door gebruikmaking van de vertrouwelijke informatie die zij in het verkoopproces van [eiser01] heeft verkregen, een grote voorsprong van wellicht enkele jaren (zie 4.12) voor zichzelf gecreëerd. In deze periode, die [gedaagde 01] anders waarschijnlijk nodig zou hebben gehad om haar eigen software te ontwikkelen, had [eiser01] een marktaandeel met [software 01] kunnen verwerven. Dat is door het handelen van [gedaagde 01] niet meer mogelijk, nu zij haar concurrerende software tegen een gunstigere prijs op de markt is gaan aanbieden. Ook de mogelijkheid dat [eiser01] hierdoor schade heeft geleden en/of zal lijden, acht de rechtbank reëel.
4.20.
Gelet op het voorgaande is een verwijzing naar de schadestaatprocedure gerechtvaardigd.
4.21.
[gedaagde 02] en [gedaagde 03] zijn aansprakelijk voor de schade die is veroorzaakt door schending van de Samenwerkingsovereenkomst (zie 4.18). De gevorderde hoofdelijkheid van [gedaagden 2 en 3] voor deze schade is op grond van artikel 6:102 lid 1 BW toewijsbaar.
4.22.
[gedaagde 01] is aansprakelijk voor de schade die is veroorzaakt door schending van de Geheimhoudingsovereenkomst (zie 4.19). Nu denkbaar is dat deze schade gedeeltelijk overlapt met de in 4.18 en 4.21 bedoelde schade die is veroorzaakt door [gedaagden 2 en 3] , is [gedaagde 01] voor dat deel van de schade met [gedaagden 2 en 3] hoofdelijk aansprakelijk. De overige schade als gevolg van de schending van de Geheimhoudingsovereenkomst – die dus niet overlapt met de in 4.18 en 4.21 bedoelde schade – kan echter niet aan [gedaagden 2 en 3] worden toegerekend, zodat voor dat deel slechts [gedaagde 01] aansprakelijk is. De gevorderde hoofdelijkheid zal in zoverre worden afgewezen.
conclusie
4.23.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat vordering I primair onder A wordt toegewezen in die zin dat voor recht wordt verklaard dat [gedaagde 02] en [gedaagde 03] de Samenwerkingsovereenkomst hebben geschonden en hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de als gevolg daarvan door [eiser01] geleden en nog te lijden schade, op te maken bij staat. Verder zal de rechtbank voor recht verklaren dat [gedaagde 01] de Geheimhoudingsovereenkomst heeft geschonden en dat zij aansprakelijk is voor de als gevolg daarvan door [eiser01] geleden en nog te lijden schade, op te maken bij staat, en dat deze aansprakelijkheid een hoofdelijke is met [gedaagde 02] en [gedaagde 03] voor zover de als gevolg van schending van de Geheimhoudingsovereenkomst veroorzaakte schade overlapt met de als gevolg van schending van de Samenwerkingsovereenkomst veroorzaakte schade.
vordering I primair onder B
4.24.
[eiser01] vordert gedaagden te veroordelen tot betaling van een boete van € 75.000 voor schending van de Geheimhoudingsovereenkomst. Zoals reeds hiervoor is geoordeeld, heeft enkel [gedaagde 01] de Geheimhoudingsovereenkomst, meer in het bijzonder artikel 1, geschonden. In artikel 5 van de Geheimhoudingsovereenkomst is weliswaar een boete overeengekomen, maar deze is alleen gesteld op schendingen van artikelen 2, 3 en 4. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake, zodat de gevorderde boete reeds om die reden niet toewijsbaar is.
vordering I subsidiair onder C, D en E
4.25.
De rechtbank komt niet toe aan de behandeling van de vorderingen onder C en D, omdat het primair gevorderde (deels) wordt toegewezen. Voor wat betreft de gevorderde boete onder E heeft de rechtbank reeds hiervoor geoordeeld dat deze niet toewijsbaar is.
vordering II primair onder A en subsidiair onder B
4.26.
[eiser01] vordert tevens een verklaring voor recht dat gedaagden althans [gedaagde 01] onrechtmatig jegens haar hebben/heeft gehandeld door gedurende de samenwerking zonder medeweten van [eiser01] potentiële klanten te benaderen met een aanbod tot het afnemen van aan [software 01] vergelijkbare software tegen een (veel) lagere prijs en dat gedaagden althans [gedaagde 01] hoofdelijk aansprakelijk zijn/is voor de als gevolg hiervan geleden en te lijden schade. Dit handelen is volgens [eiser01] in strijd met de maatschappelijke betamelijkheid.
4.27.
Vaststaat dat [gedaagde 01] de in het verkoopproces verkregen informatie heeft gebruikt om een met [software 01] vergelijkbare software te bouwen en op de markt te brengen (zie 4.11 en 4.12) en dat zij in ieder geval één potentiële klant van [eiser01] heeft benaderd met een aanbod van een aan [software 01] vergelijkbare software voor een lagere prijs dan [eiser01] (zie 2.22). Dit is allemaal achter de rug van [eiser01] om gebeurd. De rechtbank is met [eiser01] van oordeel dat het handelen van [gedaagde 01] in de gegeven omstandigheden in strijd is met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt. [eiser01] had er immers niet op bedacht hoeven zijn dat [gedaagde 01] de in het verkoopproces verkregen informatie voor eigen gewin zou gebruiken en daarmee (een van) haar concurrent(en) zou worden. Dat het doel achter de samenwerking met [gedaagden 2 en 3] was dat partijen exclusief zouden zijn, was ook bij [gedaagde 01] bekend. Dit heeft [gedaagde 01] er niet van weerhouden om op onrechtmatige wijze te concurreren met [eiser01] . Alles samengenomen moet worden geconcludeerd dat [gedaagde 01] onrechtmatig jegens [eiser01] heeft gehandeld. Van onrechtmatig handelen door [gedaagden 2 en 3] en/of [gedaagde 04] is niet gebleken, nu de verweten gedraging uitsluitend [gedaagde 01] betreft. Zoals hiervoor in 4.19 is geoordeeld, is de mogelijkheid dat [eiser01] als gevolg van het handelen van [gedaagde 01] schade lijdt of heeft geleden aannemelijk, zodat (in ieder geval) [gedaagde 01] gehouden is tot vergoeding van deze schade. Gelet op het voorgaande is een verwijzing naar de schadestaatprocedure gerechtvaardigd.
4.28.
[eiser01] stelt dat gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor haar schade. Hiervoor is reeds geoordeeld dat misbruik van identiteitsverschil (en daarmee vereenzelviging) in dit geval niet aan de orde is, zodat daaruit geen (hoofdelijke) aansprakelijkheid van [gedaagden 2 en 3] en [gedaagde 04] kan volgen (zie 4.7 en 4.16). De stellingen van [eiser01] geven niettemin aanleiding voor toepassing van artikel 6:166 BW, nu zij zich op het standpunt stelt dat gedaagden als één geheel hebben gehandeld. Daartoe geldt het volgende.
4.29.
Artikel 6:166 lid 1 BW bepaalt dat indien één van tot een groep behorende personen onrechtmatig schade toebrengt en de kans op het aldus toebrengen van schade deze personen had behoren te weerhouden van hun gedragingen in groepsverband, zij hoofdelijk aansprakelijk zijn indien deze gedragingen hen kunnen worden toegerekend. De regeling van artikel 6:166 BW voorziet in een individuele aansprakelijkheid van tot een groep behorende personen (deelnemers) voor onrechtmatig vanuit de groep toegebrachte schade. De mate van betrokkenheid van de afzonderlijke deelnemers bij het onrechtmatig handelen is niet van belang. Deze individuele aansprakelijkheid vindt haar rechtvaardiging in een ieders bijdrage aan het in het leven roepen van de kans dat zodanige schade zou ontstaan. Zij vindt haar begrenzing in de eis dat de kans op het aldus toebrengen van schade hen had behoren te weerhouden van hun gedragingen in groepsverband (vgl. Hoge Raad 2 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:2914).
4.30.
Met betrekking tot [gedaagde 02] is de rechtbank van oordeel dat zij de kans op het toebrengen van schade aan [eiser01] heeft vergroot door de samenwerking met [gedaagde 01] aan te gaan. Als zij [platform 01] niet beschikbaar had gesteld aan [gedaagde 01] , had [gedaagde 01] haar product via een andere weg moeten aanbieden en was het wellicht lastiger geweest om het product (op zo een korte termijn) op de markt te brengen. [gedaagde 02] heeft [gedaagde 01] gefaciliteerd en derhalve het groepsgedrag gestimuleerd. [gedaagde 02] had ook behoren te begrijpen dat dit optreden met [gedaagde 01] het gevaar op het ontstaan van de schade vergrootte. Dit brengt met zich dat [gedaagde 01] en [gedaagde 02] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade van [eiser01] .
4.31.
Ten aanzien van [gedaagde 04] geldt dat in de eerste plaats moet worden beoordeeld of [gedaagde 04] bij de aan hem verweten gedragingen heeft gehandeld als (middellijk) bestuurder van [gedaagde 02] en [gedaagde 01] . De persoonlijke aansprakelijkheid van een aangesproken bestuurder dient in beginsel aan de hand van het leerstuk van bestuurdersaansprakelijkheid te worden beoordeeld. De rechtbank is van oordeel dat dat hier het geval is, nu gesteld noch gebleken is dat [gedaagde 04] in privé heeft gehandeld. Voor aansprakelijkheid van [gedaagde 04] op grond van bestuurdersaansprakelijkheid is niets gesteld, zodat de vordering reeds om die reden niet toewijsbaar is jegens [gedaagde 04] . De vordering jegens [gedaagde 03] treft hetzelfde lot, nu [eiser01] niet heeft gesteld op welke manier [gedaagde 03] heeft bijgedragen aan de onrechtmatige (groeps)handeling.
4.32.
Voor zover [eiser01] (ter zitting) heeft gesteld dat sprake is van inbreuk op een auteursrecht, laat de rechtbank die stelling onbesproken. [eiser01] heeft aan die stelling immers geen vordering gekoppeld. De gestelde auteursrechtschending is niet opgenomen in het petitum en het onder II gevorderde kan ook niet zo worden begrepen.
4.33.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat vordering II primair onder A wordt toegewezen in die zin dat voor recht wordt verklaard dat [gedaagde 01] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser01] door gedurende de samenwerking zonder medeweten van [eiser01] potentiële klanten te benaderen met een aanbod tot het afnemen van aan [software 01] vergelijkbare software tegen een (veel) lagere prijs en dat [gedaagde 01] en [gedaagde 02] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door [eiser01] als gevolg van dit onrechtmatig handelen geleden en nog te lijden schade, op te maken bij staat.
vordering III
4.34.
[eiser01] vordert voor recht te verklaren dat de ontbinding van de Samenwerkingsovereenkomst door [gedaagden 2 en 3] niet rechtsgeldig is, omdat zij geen opeisbare vordering op [eiser01] heeft nu [eiser01] rechtsgeldig heeft opgeschort. [eiser01] heeft erkend dat de overeenkomst – zij het volgens haar onregelmatig – is opgezegd en heeft gesteld dat [gedaagden 2 en 3] schadeplichtig is. Bij deze stand van zaken heeft [eiser01] geen belang (meer) bij de gevorderde verklaring voor recht, zodat de vordering om die reden wordt afgewezen.
vordering IV
4.35.
[eiser01] stelt buitengerechtelijke kosten te hebben gemaakt en vordert voor het incasseren van de contractuele boete een bedrag van € 1.525. Nu de gevorderde contractuele boete wordt afgewezen, is geen plaats voor toewijzing van vordering tot voldoening van buitengerechtelijke kosten.
vordering V (proceskosten)
4.36.
[gedaagden 2 en 3] en [gedaagde 01] zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser01] worden begroot op:
- dagvaarding € 85,81
- griffierecht 2.076,00
- salaris advocaat
1.126,00(2,0 punten × tarief € 563,00)
Totaal € 3.287,81
4.37.
Nu alle vorderingen jegens [gedaagde 04] worden afgewezen, zal [eiser01] in de proceskosten van [gedaagde 04] worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde 04] worden begroot op nihil, nu hij dezelfde advocaat heeft als [gedaagden 2 en 3] en [gedaagde 01] en daarom geacht wordt geen extra kosten te hebben gemaakt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde 02] en [gedaagde 03] de Samenwerkingsovereenkomst en dat [gedaagde 01] de Geheimhoudingsovereenkomst heeft geschonden;
5.2.
verklaart voor recht dat [gedaagde 02] en [gedaagde 03] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door [eiser01] als gevolg van de schending van de Samenwerkingsovereenkomst geleden en nog te lijden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
5.3.
verklaart voor recht dat [gedaagde 01] aansprakelijk is voor de door [eiser01] als gevolg van de schending van de Geheimhoudingsovereenkomst geleden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, en verder dat deze aansprakelijkheid een hoofdelijke is met [gedaagde 02] en [gedaagde 03] voor zover de als gevolg van schending van de Geheimhoudingsovereenkomst veroorzaakte schade samenvalt met de schade die het gevolg is van de schending van de Samenwerkingsovereenkomst als bedoeld in 5.2;
5.4.
verklaart voor recht dat [gedaagde 01] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser01] door gedurende de samenwerking zonder medeweten van [eiser01] potentiële klanten te benaderen met een aanbod tot het afnemen van aan [software 01] vergelijkbare software tegen een (veel) lagere prijs en dat [gedaagde 01] en [gedaagde 02] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door [eiser01] als gevolg van dit onrechtmatig handelen geleden en nog te lijden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
5.5.
veroordeelt [gedaagden 2 en 3] en [gedaagde 01] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van [eiser01] tot op heden begroot op € 3.287,81, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.6.
veroordeelt [eiser01] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 04] tot op heden begroot op nihil;
5.7.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.C. Kranenburg en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 3151