ECLI:NL:RBDHA:2022:15095
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in relatie tot Polen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 november 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. A.S. Sewman, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. I. Vugs, had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Polen verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat eiser niet heeft aangetoond dat Polen zijn verdragsverplichtingen niet zou nakomen. De rechtbank baseerde zich op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, dat inhoudt dat men ervan uitgaat dat andere EU-lidstaten hun verplichtingen nakomen. Eiser voerde aan dat de situatie voor asielzoekers in Polen verslechterd is, maar de rechtbank oordeelde dat hij onvoldoende bewijs had geleverd om deze claim te onderbouwen. De rechtbank verwees ook naar eerdere uitspraken waarin werd bevestigd dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Polen nog steeds van toepassing is. De rechtbank concludeerde dat er geen concrete aanwijzingen waren dat Polen zich niet aan zijn verplichtingen zou houden en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.