ECLI:NL:RBDHA:2022:15090
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Dublinverordening en interstatelijk vertrouwensbeginsel in asielprocedure Roemenië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 november 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. L.M. Straver, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. I. Vugs, had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Roemenië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, stellende dat Roemenië niet kan worden vertrouwd vanwege meldingen van pushbacks en systeemfouten in de asielprocedure daar.
De rechtbank heeft de zaak op 1 november 2022 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk. De rechtbank overweegt dat de Staatssecretaris in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Roemenië, zoals bevestigd door eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). Eiser heeft niet voldoende bewijs geleverd dat zijn situatie anders is dan de algemene situatie van asielzoekers in Roemenië.
De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris terecht heeft besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat er geen concrete aanknopingspunten zijn dat eiser bij terugkeer naar Roemenië in een onmenselijke situatie terecht zal komen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 4 november 2022, en tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de ABRvS.