ECLI:NL:RBDHA:2022:15079
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag van Nigeriaanse eiser met eerdere internationale bescherming in Italië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 december 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de niet-ontvankelijkheid van een asielaanvraag van een Nigeriaanse eiser. De eiser had op 14 januari 2020 een asielaanvraag ingediend, die was afgewezen omdat hij al internationale bescherming genoot in Italië. Op 14 september 2022 diende hij een opvolgende asielaanvraag in, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 29 november 2022 niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft op 13 december 2022 de zaak behandeld, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.
De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat de eiser geen nieuwe feiten of elementen had ingebracht die relevant waren voor de beoordeling van de opvolgende aanvraag. De eiser had aangevoerd dat zijn verblijfsrecht in Italië was verlopen, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat de Italiaanse autoriteiten de verleende internationale bescherming hadden ingetrokken. De rechtbank benadrukte dat het verlopen van een verblijfsvergunning niet automatisch betekent dat de internationale bescherming eindigt, en dat dit alleen kan worden vastgesteld na een individuele beoordeling.
De rechtbank concludeerde dat de procedure zorgvuldig was verlopen en dat de staatssecretaris niet verplicht was om de eiser opnieuw te horen, aangezien hij voldoende gelegenheid had gehad om zijn zienswijze naar voren te brengen. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en bevestigde de niet-ontvankelijkheid van de asielaanvraag. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de uitspraak kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.