ECLI:NL:RBDHA:2022:14988
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake terugkeerbesluit en inreisverbod
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 oktober 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een Japanse vrouw geboren in 1979, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit en een inreisverbod dat op 4 mei 2022 door de Staatssecretaris was opgelegd. Eiseres was niet verschenen op de zitting, maar haar gemachtigde was wel aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 5 oktober 2022 met onbekende bestemming is vertrokken, wat de vraag opriep of het beroep ontvankelijk was.
De rechtbank overwoog dat uit de beroepsgronden van eiseres niet kon worden afgeleid dat zij daadwerkelijk met onbekende bestemming was vertrokken, en dat het onduidelijk was of er nog contact was tussen eiseres en haar gemachtigde. Eiseres stelde dat het besluit van 4 mei 2022 niet op de juiste wijze was uitgereikt, omdat dit pas op 15 september 2022 in het digitale dossier was geplaatst. De rechtbank oordeelde echter dat het besluit conform de Vreemdelingencirculaire was bekendgemaakt, aangezien er geen gemachtigde bekend was en eiseres de opvanglocatie had verlaten.
Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat de termijn voor het indienen van beroep was verstreken. De uitspraak werd gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, en is op 19 oktober 2022 openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na bekendmaking.