In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Katwijk. De eiser, die samenwoont met zijn moeder en broer, ontving een bijstandsuitkering op basis van de Participatiewet (Pw). De gemeente heeft de uitkering per 1 oktober 2020 herzien naar de kostendelersnorm voor een driepersoonshuishouden en vorderde een bedrag van € 5.578,38 terug van de eiser, omdat deze ten onrechte te veel had ontvangen over de periode van 1 augustus 2019 tot 1 oktober 2020.
De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard. De eiser voerde aan dat hij niet had kunnen weten dat hij te veel bijstand ontving, en deed een beroep op de zesmaandenjurisprudentie. De rechtbank oordeelde echter dat de eiser redelijkerwijs had moeten begrijpen dat hij een te hoge uitkering ontving, gezien de omstandigheden van zijn gezinssamenstelling en de hoogte van de uitkering. De rechtbank concludeerde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien en dat de gemeente op goede gronden de terugvordering had ingesteld.
De uitspraak benadrukt het belang van de kostendelersnorm en de verantwoordelijkheden van de ontvanger van bijstandsuitkeringen om alert te zijn op de hoogte van hun uitkering. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de beslissing openbaar uitgesproken.