In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2022 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen partijen, waarbij de vrouw en de man betrokken zijn. De vrouw heeft op 6 oktober 2020 een verzoek tot echtscheiding ingediend, en de rechtbank heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder verweerschriften en verzoekschriften van beide partijen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, hetgeen door de man niet is betwist, en heeft het verzoek tot echtscheiding toegewezen.
Daarnaast zijn er nevenvoorzieningen getroffen met betrekking tot de alimentatie voor de kinderen en de partneralimentatie. De rechtbank heeft bepaald dat de vrouw aan de man een kinderalimentatie van € 456,-- per maand voor de minderjarige [minderjarige 2] en € 211,-- per maand voor de minderjarige [minderjarige 1] zal betalen. Tevens is de partneralimentatie vastgesteld op € 2.990,-- bruto per maand, te betalen door de vrouw aan de man.
De rechtbank heeft ook de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en de verdeling van de eenvoudige gemeenschap besproken. Partijen zijn gehuwd onder huwelijkse voorwaarden en hebben een finaal verrekenbeding. De rechtbank heeft bepaald dat de echtelijke woning getaxeerd moet worden en dat de vrouw de mogelijkheid heeft om deze woning over te nemen. Indien dit niet mogelijk is, zal de woning verkocht moeten worden. De rechtbank heeft ook de kosten van de huishouding en de schulden van beide partijen besproken, en heeft bepaald dat beide partijen voor de helft draagplichtig zijn voor bepaalde schulden. De proceskosten zijn gecompenseerd, en de rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.