ECLI:NL:RBDHA:2022:14914

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 oktober 2022
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
NL22.18627
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buiten behandeling stelling van asielaanvraag wegens vertrek eiseres naar onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 oktober 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiseres, een Turkse nationaliteit, die haar aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd buiten behandeling heeft gesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 28 juli 2022 met onbekende bestemming is vertrokken en de beslissing op haar aanvraag niet heeft afgewacht. Eiseres had op 27 juni 2022 asiel aangevraagd, maar heeft geen zienswijze ingediend na een verzoek om uitstel. De rechtbank oordeelt dat de buiten behandeling stelling van de aanvraag rechtmatig was, omdat eiseres niet beschikbaar was voor contact en geen geldige reden had voor haar vertrek. De rechtbank heeft ook overwogen dat het inreisverbod dat aan eiseres was opgelegd, niet in strijd was met artikel 8 van het EVRM, omdat eiseres zich niet beschikbaar hield en er geen informatie was over haar verblijfplaats. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 7 oktober 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.18627
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres],
geboren op [1986] , van Turkse nationaliteit,eiseres V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. V.M. Oliana),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S. Jalouqa).

Procesverloop

Bij besluit van 9 september 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd buiten behandeling gesteld.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 3 oktober 2022 op zitting behandeld. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met kennisgeving, niet ter zitting verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Bestreden besluit
1. Eiseres heeft op 27 juni 2022 asiel aangevraagd. Zij is vanuit Turkije naar Nederland gevlogen. Zij heeft aangegeven dat ze bij haar echtgenoot in Duitsland wil zijn. Eiseres heeft in Nederland asiel aangevraagd. Uit informatie van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) blijkt dat eiseres op 28 juli 2022 met onbekende bestemming is vertrokken. Eiseres heeft de beslissing op haar aanvraag niet afgewacht. In het voornemen heeft verweerder gesteld dat eiseres tot 16 augustus 2022 contact kon opnemen met de bevoegde autoriteiten.
2. Eiseres heeft op 11 augustus 2022 verzocht om uitstel voor het indienen van een zienswijze tot 6 september 2022. Aangezien eiseres geen zienswijze heeft ingediend, heeft verweerder de aanvraag op 9 september 2022 buiten behandeling gesteld.
3. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres procesbelang. De gemachtigde heeft contact met eiseres en zij wenst zij de procedure voort te zetten.
Buiten behandeling stelling
4. Voor zover het beroep inhoudt dat de buiten behandeling stelling van de aanvraag niet rechtmatig is omdat eerst contact met de gemachtigde van eiseres opgenomen had moeten worden, slaagt dit onderdeel niet. Op 11 augustus 2022 heeft de gemachtigde van eiseres verzocht om uitstel voor de zienswijze tot 6 september 2022, wegens vakantie. Gesteld is dat deze datum ligt 5 dagen na het verstrijken van de vakantie. Hieraan is door verweerder feitelijk gevolg gegeven. Er is geen onderbouwing voor de stelling dat mevrouw [A] eerst contact op zou nemen met gemachtigde om te zien of er nog contact was met eiseres. Ter zitting heeft verweerder ook ontkend dat er een dergelijke afspraak was. Overigens heeft de gemachtigde ook destijds niet betwist dat eiseres met onbekende bestemming was vertrokken of dat zij een geldige reden had voor het vertrek. Voor zover ervan moet worden uitgegaan dat de gemachtigde niet eerder dan op 8 september 2022 contact met (de echtgenoot van) eiseres kon krijgen, is geen reden aannemelijk geworden waarom dat niet voor rekening en risico van eiseres mag blijven. Er was dan ook geen beletsel voor het nemen van het besluit.
Terugkeerbesluit
5. Eiseres stelt, met verwijzing naar artikel 6 van de Terugkeerrichtlijn, dat er geen grondslag was voor dit besluit omdat eiseres ten tijde van het besluit niet in Nederland maar in Duitsland verbleef. Verweerder stelt hierover dat het voor de vaststelling of sprake is van onrechtmatig verblijf geen voorwaarde is dat eiseres feitelijk (nog) in Nederland verblijft.
6. Naar het oordeel van de rechtbank is de grondslag voor een dergelijk besluit (wat inhoudt de vaststelling dat de vreemdeling geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft) gegeven als de vreemdeling op het grondgebied van één van de lidstaten van de EU verblijft.1 Nu eiseres stelt dat zij ten tijde van het besluit in Duitsland was, slaagt de grief niet.
Inreisverbod
7. Eiseres stelt over het inreisverbod dat dit ten onrechte is opgelegd omdat het in strijd met artikel 8 EVRM is opgelegd wegens het familieleven met haar echtgenoot in Duitsland, omdat ze krijgt een kind dat Duitse staatsburger wordt en er ten onrechte geen rekening is gehouden met medische situatie ten gevolge van complicaties met de zwangerschap.
8. Verweerder stelt dat hiermee geen rekening kon worden gehouden omdat eiseres zich niet beschikbaar hield en het dus niet bekend was. Verder stelt hij dat het om een licht inreisverbod gaat dat wordt opgeheven zodra eiseres een aanvraag doet die kan worden ingewilligd.
9. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de vreemdeling zich beschikbaar houdt gedurende de behandeling van de aanvraag. Eiseres was met onbekende bestemming vertrokken en verweerder mocht concluderen dat zij kennelijk geen prijs stelde op de beslissing op de aanvraag. Ook na de eerste contacten met haar gemachtigde is niets bekend geworden over haar verblijfplaats of contactmogelijkheden. Onder deze omstandigheden is er naar het oordeel van de rechtbank geen verdere onderzoeksplicht aan de kant van
verweerder en mocht hij dit besluit nemen nu geen omstandigheden bekend waren die daarvoor in de weg stonden. Desgewenst is het aan eiseres om met een aanvraag een wijziging van de situatie in gang te zetten.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra - Foppen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
07 oktober 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.