Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 november 2022 in de zaak tussen
[eiseres], v-nummer: [nummer], eiseres
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Procesverloop
Overwegingen
family lifetussen referent en eiseres in de zin van artikel 8 van het EVRM, maar wel tussen haar en de kinderen van referent. De staatssecretaris laat desondanks de belangenafweging tussen de belangen van eiseres en de kleinkinderen enerzijds en het algemeen belang van het voeren van een restrictief toelatingsbeleid anderzijds in het nadeel van eiseres uitvallen. In het aanvullende besluit van 11 oktober 2022 is ook een belangenafweging gemaakt tussen enerzijds het belang van eiseres en referent en het algemeen belang anderzijds. Ook deze belangenafweging valt in het nadeel van eiseres uit. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van de staatssecretaris verklaard dat de rechtbank het verweerschrift van 11 oktober 2022, waarin eenzelfde belangenafweging is opgenomen, als niet geschreven kan beschouwen.
fair balancevan die belangen moet komen. Een onderdeel van die belangenafweging is of de door betrokkenen gestelde feiten en omstandigheden grond bieden voor het oordeel dat tussen hen daadwerkelijk hechte persoonlijke banden bestaan. De staatssecretaris moet in die belangenafweging deugdelijk motiveren waarom de door betrokkenen gestelde hechte persoonlijke banden en andere feiten en omstandigheden niet maken dat de afwijzing van een aanvraag in strijd is met artikel 8 van het EVRM. [2]
emotional ties, zijn in dit geval heel sterk en verdienen daarom een belangrijke rol in de belangenafweging. Daarom is niet begrijpelijk waarom in het nadeel van de kleinkinderen wordt meegewogen dat zij reeds worden verzorgd door hun ouders, terwijl niet inzichtelijk is gemaakt of en hoe de daadwerkelijk hechte persoonlijke banden tussen eiseres en de kleinkinderen in positieve zin zijn meegewogen. Verder is juist dat [kind] en de andere kleinkinderen op afstand contact met hun grootmoeder kunnen onderhouden, maar daar staat tegenover dat de kleinkinderen de
aanwezigheidvan hun oma missen, juist omdat zij er altijd was. Los hiervan staat in het bestreden besluit dat in het nadeel van eiseres wordt meegewogen dat zij geen binding heeft met Nederland, behalve dat referent en zijn gezin in Nederland verblijven. De staatssecretaris heeft tijdens de zitting desgevraagd verklaard dat dit onjuist is en dat deze omstandigheid ‘niet in het voordeel’ had moeten meewegen. Dit, en het voorgaande punt over de emotionele band, maken dat niet inzichtelijk is gemaakt hoe de staatssecretaris in zijn afweging tot een
fair balancetussen de betrokken belangen is gekomen. Op de achtergrond speelt altijd het economisch welzijn van Nederland, maar vanwege het voorgaande is onduidelijk waarom dat belang in dit geval doorslaggevend is geweest. De rechtbank is daarom van oordeel dat de staatssecretaris niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de gestelde hechte persoonlijke banden en andere feiten en omstandigheden niet maken dat de afwijzing van een aanvraag in strijd is met artikel 8 van het EVRM. De beroepsgrond slaagt.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep, voor zover dat is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep, voor zover dat is gericht tegen het bestreden besluit, gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- vernietigt het aanvullende besluit van 11 oktober 2022;
- draagt de staatssecretaris op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van