ECLI:NL:RBDHA:2022:14869

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 september 2022
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
NL22.8455
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot verlening van verblijfsvergunning asiel en ingangsdatum

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 september 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser had op 17 maart 2021 een opvolgende aanvraag ingediend, maar was het niet eens met de ingangsdatum van de verleende vergunning, die volgens hem 20 maart 2018 zou moeten zijn, de datum van zijn eerste asielaanvraag. De rechtbank heeft de aanvraag beoordeeld en vastgesteld dat er geen verzoek om bestuurlijke heroverweging was gedaan, maar dat het ging om een opvolgende aanvraag. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en geconcludeerd dat de ingangsdatum van de vergunning terecht op 17 maart 2021 was vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en bekendgemaakt op 23 september 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.8455
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.L. van Leer), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A. Bondarev).

Procesverloop

Bij besluit van 14 april 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingewilligd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet (Vw).
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 14 september 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Batalava. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Op 17 maart 2021 heeft eiser onderhavige opvolgende aanvraag asiel ingediend. Aan eiser is bij besluit van 14 april 2022 een verblijfsvergunning asiel verleend op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw met ingang van 17 maart 2021.
3. Eiser is het niet eens met de ingangsdatum van de verleende vergunning. Deze dient volgens eiser 20 maart 2018 te zijn, de datum van zijn eerste asielaanvraag.
4. De rechtbank moet beoordelen of sprake is van een verzoek om bestuurlijke heroverweging of een opvolgende aanvraag. De rechtbank wijst hierbij op een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 7 juli 2021.1
5. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat de aanvraag moet worden aangemerkt als een verzoek om bestuurlijke heroverweging. Met verweerder stelt de rechtbank vast dat uit de aanvraag in het geheel niet blijkt dat eiser daarmee ook heeft verzocht om een bestuurlijke heroverweging van de besluiten op zijn eerdere asielaanvragen. In de brief van de UNHCR ziet de rechtbank ook geen verzoek om een heroverweging. Ook eisers stelling dat hij in de voorgaande procedures al naar voren heeft gebracht dat hij te vrezen heeft vanwege zijn seksuele geaardheid, betekent op zichzelf nog niet dat daarmee in feite om bestuurlijke heroverweging wordt verzocht.
6. Tegelijkertijd bevat de aanvraag verschillende aanknopingspunten voor de stelling dat daarmee juist niet om bestuurlijke heroverweging werd verzocht. Zo wordt in de toelichting op de aanvraag, onder punt 4.18, naar voren gebracht dat een van de redenen voor de aanvraag, de grondwetswijziging in Rusland, eerder nog niet aan de orde was. Daarnaast heeft eiser een dreigbrief overgelegd die hij heeft ontvangen in 2020 en hij heeft deze niet eerder overgelegd. Er is daarom geen grond voor het oordeel dat eiser in de aanvraag heeft betoogd dat zijn eerdere aanvragen alsnog, met terugwerkende kracht, moeten worden ingewilligd.
7. De rechtbank is het met eiser eens dat dit enigszins formalistisch is, maar deze formele regel heeft ook een achtergrond en dat is, zoals op de zitting is besproken, de rechtszekerheid. Eiser heeft op dit moment bescherming als vluchteling en kan alsnog een aanvraag om bestuurlijke heroverweging doen. De rechtbank ziet geen reden om af te wijken van wat de ABRvS hierover heeft overwogen in de uitspraken van juli 2021.
8. Verweerder heeft daarom terecht de verblijfsvergunning verleend met ingang van 17 maart 2021.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 september 2022 door mr. O. Veldman, rechter, in aanwezigheid van mr. T.R. Oosterhoff - Vos, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
23 september 2022

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.