ECLI:NL:RBDHA:2022:14800

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 augustus 2022
Publicatiedatum
20 januari 2023
Zaaknummer
NL22.4859
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag verblijfsvergunning

In deze zaak heeft eiser op 27 oktober 2020 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier met het doel om bij zijn familielid [A] te verblijven, op basis van artikel 8 van het EVRM. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 24 februari 2021 afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 9 september 2021 ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld, dat door de rechtbank op 25 januari 2022 gegrond werd verklaard, waarbij de rechtbank de Staatssecretaris opdroeg binnen zes weken een nieuw besluit te nemen.

Op 15 maart 2022 heeft de Staatssecretaris een nieuw besluit genomen, waarin het bezwaar van eiser opnieuw ongegrond werd verklaard. Eiser heeft hiertegen opnieuw beroep ingesteld, geregistreerd onder zaaknummer NL22.4859. Twee weken voor de zitting heeft de Staatssecretaris echter medegedeeld dat het besluit van 15 maart 2022 wordt ingetrokken en dat er binnen acht weken een nieuw besluit zal worden genomen. Eiser heeft daarop verzocht om het beroep om te zetten naar een beroep tegen het niet tijdig beslissen.

De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat de Staatssecretaris niet tijdig heeft beslist op het bezwaar van eiser. De rechtbank heeft bepaald dat de Staatssecretaris binnen twee weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op een proceskostenvergoeding van € 379,50, die door de Staatssecretaris moet worden betaald. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.4859
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. E.E.M. Bezem),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder (gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).

Inleiding

1. Eiser heeft op 27 oktober 2020 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier met het doel 'verblijf als familie- of gezinslid bij [A]' op grond van artikel 8 van het EVRM. 1
2. Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 24 februari 2021 afgewezen. Bij besluit van 9 september 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
3. De rechtbank heeft bij uitspraak van 25 januari 2022 met zaaknummer NL21.15553 het beroep gegrond verklaard en het besluit van 9 september 2021 vernietigd. De rechtbank heeft verweerder opgedragen binnen zes weken een nieuw besluit te nemen.
4. Verweerder heeft vervolgens op 15 maart 2022 een nieuw besluit genomen waarin het bezwaar van eiser opnieuw ongegrond is verklaard.
5. Eiser heeft tegen dit besluit opnieuw beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder het zaaknummer NL22.4859. Verweerder heeft op 10 augustus 2022, twee weken voor de geplande zitting in deze zaak, medegedeeld dat het besluit van 15 maart 2022 wordt ingetrokken en dat het streven is om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen.
6. Eiser heeft vervolgens verzocht om het beroep gericht tegen het besluit van 15 maart 2022 om te zetten naar een zogenoemd beroep niet tijdig beslissen. Deze uitspraak gaat over dit beroep niet tijdig beslissen.
1 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

Overwegingen

7. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Awb2 in deze zaak niet nodig is.
8. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag, bezwaarschrift of na een termijn die door de rechter is gesteld voor het opnieuw nemen van een besluit, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
9. Soms kan niet worden verwacht dat de betrokkene eerst een ingebrekestelling stuurt.3 Dat is in dit geval zo. De rechtbank heeft al in de uitspraak van 25 januari 2022 bepaald dat verweerder binnen zes weken een nieuw besluit moest nemen op het bezwaar van eiser. Verweerder had dan ook bij de intrekking van het besluit van 15 maart 2022 op 10 augustus 2022, dat besluit meteen moeten vervangen door een nieuw besluit.4 Omdat verweerder dit niet heeft gedaan en gelet op de tijd die is verstreken sinds de aanvraag en de opdracht van de rechtbank om een nieuw besluit te nemen, kan redelijkerwijs van eiser niet worden verwacht dat hij verweerder in gebreke stelt en nog twee weken wacht voordat hij zich tot de rechtbank kan wenden.
10. Per saldo is er dus nog niet beslist op eisers bezwaar tegen de afwijzing van zijn aanvraag. Verweerder moet alsnog die beslissing nemen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. Verweerder heeft aangegeven ernaar te streven binnen een termijn van acht weken een nieuwe beslissing te nemen, maar de rechtbank ziet geen reden om een beslistermijn van meer dan twee weken vast te stellen. Verweerder heeft niet gemotiveerd waarom een langere termijn noodzakelijk is. De griffier van de rechtbank heeft op 22 augustus 2022 telefonisch contact met verweerder opgenomen en heeft daarbij aangegeven dat hij inhoudelijk kan reageren op het beroep niet tijdig beslissen, maar verweerder heeft dit in de daaropvolgende reactie van 22 augustus 2022 niet gedaan. Verweerder heeft daarin ook niet vermeld dat er nog behoefte bestaat aan een nadere reactie op het beroep niet tijdig. De rechtbank houdt daarom de beslistermijn van twee weken aan.
11. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van€ 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
12. Het beroep is kennelijk gegrond.
13. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door
2 Algemene wet bestuursrecht.
3 Artikel 6:12, derde lid, van de Awb.
4 Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, van 19 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:535.
een gemachtigde levert 0.5 punten op (0.5 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van€ 759,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 379,50. Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de gemachtigde.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van€ 100,- moet betalen voor elke dag
waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van€ 379,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Zwijnenberg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
29 augustus 2022

Documentcode: [Documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.