ECLI:NL:RBDHA:2022:148

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 januari 2022
Publicatiedatum
13 januari 2022
Zaaknummer
9289155
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake overuren en beëindiging dienstverband tussen werknemer en werkgever

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [werkneemster] en Zetacom B.V. [werkneemster] vorderde betaling van loon en vergoeding voor overuren, terwijl Zetacom in reconventie een terugbetaling van een eerder voldaan bedrag eiste. De werknemer was van 1 augustus 2018 tot 1 januari 2021 in dienst bij Zetacom en had haar ontslag ingediend. Tijdens de procedure werd betwist of de werknemer recht had op betaling van de overuren, aangezien Zetacom stelde dat deze te laat waren ingediend volgens de interne regeling. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer recht had op betaling van 344 overuren ter waarde van € 6.050,96 bruto, evenals vakantiebijslag en wettelijke verhogingen. De vordering in reconventie van Zetacom werd afgewezen, omdat de kantonrechter oordeelde dat de betaling aan de werknemer niet onterecht was gedaan. Zetacom werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
nv/cd
Rolnr.: 9289155 RL EXPL 21-10514
12 januari 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres] ,wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. H.C.M. de Kort,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Zetacom B.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. J.B. Kloosterman.
Partijen worden aangeduid als “ [werkneemster] ” en “Zetacom”.

1.Procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van:
  • de dagvaarding van 14 juni 2021 met producties 1 tot en met 9;
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie
met producties 1 tot en met 8;
  • de conclusie van antwoord in reconventie;
  • het e-mailbericht van 9 december 2021 aan de zijde van Zetacom met producties 9
en 10.
1.2.
Op 16 december 2021 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij zijn verschenen [werkneemster] in persoon, bijgestaan door mr. De Kort voornoemd en verder de heer [betrokkene] namens Zetacom, bijgestaan door mr. Kloosterman voornoemd. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden, evenals de aan de zijde van [werkneemster] overgelegde spreekaantekeningen.
Vervolgens is de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2.Feiten

in conventie en in reconventie
2.1.
[werkneemster] is van 1 augustus 2018 tot 1 januari 2021 in dienst geweest bij Zetacom in de functie van [functie] , tegen een salaris van (laatstelijk) € 3.060,- bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag.
2.2.
In de arbeidsovereenkomst is onder artikel (III) Werktijden/overwerk, het volgende vastgelegd:
“1. De overeengekomen werktijd bedraagt 40 uur per week, verdeeld over 5 werkdagen. De werktijden in de onderneming van werkgever zijn gelegen van maandag tot en met vrijdag tussen 8.30 uur en 17.00 uur.
2. Van werknemer wordt verwacht dat hij, wanneer dat voor de goede vervulling van zijn functie noodzakelijk is, buiten de vastgestelde tijden overwerk verricht. De vergoeding van het overwerk wordt geacht te zijn besloten in het maandsalaris, behoudens bijzondere gevallen waarin na voor het overwerk verkregen toestemming van de leidinggevende overuren gedeclareerd kunnen worden. Verwezen wordt naar het Personeel Informatieboek voor de alsdan toepasselijke regeling.
Een toeslag voor overwerk is alleen van toepassing indien het werk wordt verricht in opdracht van de werkgever en de uren vallen onder de regeling zoals beschreven in het Personeel Informatieboek van Zetacom. De hoogte van de toeslag is ook aldaar beschreven.”
2.3.
In het Personeel Informatieboek staat in artikel 2.5 (Overwerk) onder meer:
“(…)
Het indienen van extra gewerkte uren door overwerk is alleen van toepassing indien het werk wordt verricht in opdracht van de werkgever en de uren vallen onder de regeling zoals hieronder beschreven. Het indienen van overuren dient te geworden gedaan door middel van het daarvoor bestemde Excel bestand (…)
- Declaratie van overuren is alleen van toepassing bij overschrijding van 11 uur per dag (…)
- Voor uitbetaling van overuren geldt de verplichting dat op de service- of projectbon
aankomst en vertrektijd zijn ingevuld.
- De vergoeding voor overwerk binnen Zetacom bestaat uit tijd voor tijd of een geldelijke
vergoeding. (…) ”
2.4.
Op 30 november 2020 heeft [werkneemster] haar ontslag ingediend per 1 januari 2021.
2.5.
Begin december 2020 hebben partijen per e-mail gecorrespondeerd over de nog door [werkneemster] te werken dagen die maand. Daarbij heeft [werkneemster] op 8 december 2020 ook gevraagd naar
“Goedkeuring nog te declareren overuren”en de vergoeding voor verlofuren. Hierop reageert Zetacom (in de persoon van [X] ) bij e-mailbericht van 9 december 2020 als volgt:
“(…) En uiteraard kun je overuren gewoon declareren, deze en de niet opgenomen verlofuren zullen te doen gebruikelijk worden uitbetaald. (…)”
2.6.
Bij e-mailbericht van 31 december 2020, met als onderwerp
‘Overuren 2020’, heeft [werkneemster] de door haar ingevulde Excelbestanden, genaamd ‘declaratieformulieren overwerkuren’ aan Zetacom toegestuurd.
2.7.
Zetacom reageert hierop bij e-mailbericht van 12 januari 2021 als volgt:
“Wij ontvingen de overuren van bijna geheel 2020.
Volgens de regels mag ik niet alle uren meer in behandeling nemen.
De overuren mogen tot een maand nadat ze gemaakt zijn ingediend worden (…)
De toezegging (…) berust waarschijnlijk op een misverstand (…)
Hij
[ [X] , toevoeging ktr]heeft, in een gesprek met jou, toegezegd dat de overuren uiteraard ingediend mochten worden, hij had het hier over de uren van december.
Waarschijnlijk dacht jij dat hij het over de overuren over het gehele jaar had.
Om jou toch tegemoet te komen zullen de overuren van de laatste drie maanden uitbetaald worden bij jouw eindafrekening in januari.
Het gaat hier om 144 uur. (…)”
2.8.
In reactie hierop bericht [werkneemster] Zetacom per e-mailbericht onder meer dat haar gemaakte overuren over 2020 al bij Zetacom bekend zijn, aangezien [werkneemster] wekelijks bonnen heeft afgehandeld ten behoeve van de facturatie aan de klanten van Zetacom.
2.9.
Bij e-mailbericht van 8 februari 2021 schrijft Zetacom aan [werkneemster] :
“Het servicebonnen systeem is gericht op de facturatie aan de klant en de overurendeclaratieprocedure op de uitbetaling aan de werknemer. Deze procedure en de bijbehorende termijnen daarbij zijn bekend. Het maandelijks afrekenen met elkaar zorgt ervoor dat geen verrekeningen achteraf nodig zijn, zoals wij nu mee geconfronteerd worden. Het declareren van overuren kost hooguit een kwartier per week en mag verwacht worden. (…) Het niet indienen van de uren valt onder je eigen verantwoordelijkheid.
Het spijt mij je niet anders te kunnen berichten.
Wij gaan nu coulance halve de 144 uur voldoen en gaan ervan uit dat het daarmee afgewikkeld is. Als je juridische advies wenst te zoeken, dan is dat jouw goed recht, maar weet wel dat dit kostbaar is en dat een Rechter ook vaak zal aansturen op een schikking. Met dit in het achterhoofd menen wij dat het dan met deze betaling samen opgelost is.”

3.Vordering

in conventie
3.1.
[werkneemster] vordert, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van Zetacom tot betaling van:
het loon dan wel de vergoeding voor 344 overuren ten bedrage van € 6.050,96 bruto, dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
de vakantiebijslag van 8% over het loon dan wel over de vergoeding voor 488 overuren ten bedrage van € 8.583,92 bruto dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
de (maximale) wettelijke verhoging ex artikel 7:625 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) over alle gevorderde loonbedragen en vakantiebijslag;
de reële proceskosten, waaronder een volledige vergoeding van de kosten rechtsbijstand van € 4.000,- inclusief kantoorkosten en btw dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
de wettelijke rente over de som van voornoemde bedragen vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van voornoemde bedragen tot aan de dag der algehele voldoening;
de kosten van dit geding, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis en indien voldoening niet plaatsvindt binnen deze termijn te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2.
Aan haar vorderingen legt [werkneemster] , kort samengevat, het volgende ten grondslag.
Het verrichten van overwerk was bij Zetacom aan de orde van de dag. [werkneemster] heeft haar (over)uren wekelijks bijgehouden op het zogeheten servicebonnensysteem, op basis waarvan Zetacom haar klanten heeft gefactureerd. De door [werkneemster] gemaakte (over)uren zijn dus ook inzichtelijk voor Zetacom.
Op 9 december 2020 heeft Zetacom, in het kader van de afwikkeling van het dienstverband, aan [werkneemster] bevestigd dat zij haar overuren kon declareren. Na ontvangst van de overurendeclaratie, heeft Zetacom vervolgens geweigerd de overuren uit te betalen, omdat deze overurendeclaratie te laat zou zijn ingediend. Zetacom heeft in dit verband verwezen naar de
‘Procedure declaratie overuren’, waarin staat:
“De overuren morgen ingeleverd worden tot een maand erna”. Deze procedure is echter nimmer kenbaar gemaakt aan [werkneemster] en evenmin van toepassing verklaard op de arbeidsovereenkomst. Los daarvan is een dergelijke regeling in strijd met de wet en bovendien ook onduidelijk, omdat er twee tijdsaanduidingen in zijn vermeld. Daarnaast is het beroep op voormelde procedure in strijd met goed werkgeverschap en ook naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
in reconventie
3.3.
Zetacom vordert om [werkneemster] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 2.814,40, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van indiening van de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie, tot de dag der algehele voldoening. Daarnaast vordert Zetacom veroordeling van [werkneemster] in de proceskosten.
3.4.
Aan haar vordering legt Zetacom, kort samengevat, ten grondslag dat zij – na ontvangst van de overurendeclaratie – zonder rechtsgrond en onder de voorwaarde dat [werkneemster] geen procedure zou starten, een vergoeding gelijk aan 144 uren (namelijk € 2.814,40) aan haar heeft voldaan. Ter onderbouwing hiervan verwijst Zetacom naar haar e-mailbericht van 8 februari 2021 (zie 2.9.) aan [werkneemster] . Nu [werkneemster] toch een procedure is gestart, dient zij het ontvangen bedrag terug te betalen.

4.Verweer

in conventie
4.1.
Zetacom heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [werkneemster] in de proceskosten.
4.2.
Kort samengevat voert Zetacom aan dat [werkneemster] niet heeft voldaan aan de voorwaarden die zijn gesteld aan het uitbetalen van overuren, zodat de vordering dient te worden afgewezen. Deze voorwaarden volgen niet alleen uit de arbeidsovereenkomst en het Personeel Informatieboek (zie 2.2. en 2.3.), maar ook uit de geldende
‘Procedure declaratie overuren’. Hierin staat dat de overuren per week moeten worden ingeleverd en dat dit kan tot een maand erna. De kennelijke verschrijving die hierbij is gemaakt (“morgen worden ingeleverd” in plaats van “mogen worden ingeleverd”), maakt de procedure niet onduidelijk, zoals [werkneemster] stelt. Bovendien is [werkneemster] bekend met deze regeling, aangezien zij in 2019 vijf keer overuren heeft ingediend bij de HRM-afdeling van Zetacom, waarbij zij in haar e-mailbericht van 12 april 2019 ook refereert aan de termijn van indienen (
“Hierbij de eerste keer dat ik overuren indien. (…) Zag dat het voor 4 volle weken terug ingediend kon worden, per week. Dus deze gaat nog net. (…)”)
Zetacom heeft aan [werkneemster] bevestigd dat zij overuren kan declareren (zie 2.5.), maar hiermee is niet bedoeld dat zij alle overuren van 2020 kan indienen. Zetacom ging er van uit dat de vraag van [werkneemster] was gericht op de eventuele overuren over december 2020. Ter onderbouwing hiervan verwijst Zetacom naar de door haar overgelegde verklaring van de heer [X] , die het betreffende e-mailbericht heeft geschreven. Hij verklaart hierover:
“(…) Ikzelf heb gereageerd ervan uitgaande dat ze bedoelde de uren van december die ze alsnog zou gaan werken en de vrije uren dan alsnog als overwerk uitbetaald zouden gaan worden. (…)”
Zetacom heeft belang bij handhaving van de door haar ontwikkelde en met [werkneemster] afgesproken regeling voor overuren, te meer nu het gaat om een extra vergoeding bovenop het riante loon waarin al overwerk is begrepen. Aan het indienen van overuren is een termijn gesteld, onder andere omdat deze op korte termijn moeten kunnen worden beoordeeld en gecontroleerd. Anders dan [werkneemster] kennelijk meent, worden de op de service- en werkbonnen vermelde uren niet volledig doorbelast aan de klant. Indien en voor zover Zetacom gehouden is overuren aan [werkneemster] uit te betalen, stelt Zetacom zich op het standpunt dat dit moet worden beperkt tot de uren die zij daadwerkelijk heeft kunnen doorbelasten. Het mag namelijk niet zo zijn dat Zetacom nadeel ondervindt van het feit dat [werkneemster] zich niet aan de afspraken heeft gehouden.
Voorts betwist Zetacom dat de verjaringstermijn voor loonvorderingen van toepassing is, aangezien het hier gaat om een voorwaardelijke regeling/bonusmogelijkheid. Evenmin gaat de vergelijking op met het verval van ziektedagen. Ook betwist Zetacom dat sprake is van slecht werkgeverschap en dat sprake is van strijd met de redelijkheid en billijkheid.
Tot slot betwist Zetacom de overige vorderingen, waaronder de betaling van de werkelijke proceskosten.
in reconventie
4.3.
Op het verweer in reconventie wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.Beoordeling

in conventie en in reconventie
5.1.
De vorderingen in conventie en reconventie hangen zo nauw samen dat zij voor zover mogelijk gezamenlijk zullen worden behandeld.
5.2.
Tussen partijen staat vast dat in artikel III van de arbeidsovereenkomst en artikel 2.5 van het Personeel Informatieboek een regeling is opgenomen voor het declareren van overuren en dat deze regeling van toepassing is op [werkneemster] . De tekst en de inhoud van deze artikelen staan op zichzelf niet ter discussie. Kort samengevat is hierin vastgelegd dat een werknemer extra gewerkte uren door overwerk mag declareren, indien het werk wordt verricht in opdracht van Zetacom en de uren vallen onder de regeling zoals nader omschreven onder artikel 2.5 van het Personeel Informatieboek (zie 2.3.).
5.3.
[werkneemster] heeft op 30 november 2020 haar dienstverband bij Zetacom opgezegd per 1 januari 2021. Vervolgens hebben partijen begin december 2020 gesproken over de nog te werken dagen en de verdere afwikkeling van het dienstverband. [werkneemster] stelt zich op het standpunt dat Zetacom hierbij afzonderlijk heeft toegezegd dat zij alle overuren over 2020 kan declareren. In dit verband verwijst [werkneemster] naar het e-mailbericht van 9 december 2020 van Zetacom, waarin staat:
“En uiteraard kun je overuren gewoon declareren, deze en de niet opgenomen verlofuren zullen te doen gebruikelijk worden uitbetaald.”
Zetacom heeft deze uitleg gemotiveerd betwist: de toezegging zou enkel zien op het mogen declareren van de overuren die in de maand december 2020 door [werkneemster] zouden worden gemaakt.
5.4.
Voor de beantwoording van de vraag of [werkneemster] recht heeft op uitbetaling van de door haar gestelde overuren, komt het niet alleen aan op een zuiver taalkundige uitleg (van zowel de regeling als het hiervoor deels geciteerde e-mailbericht), maar ook op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
5.5.
Zoals hiervoor al is overwogen staat de inhoud van artikel III van de arbeidsovereenkomst en artikel 2.5 van het Personeel Informatieboek (‘de overwerkregeling’) op zichzelf niet ter discussie.
Vastgesteld moet worden dat [werkneemster] in haar e-mailbericht van 8 december 2020 na opzegging van haar dienstverband in algemene zin vraagt om goedkeuring van nog te declareren overuren en dat Zetacom (in de persoon van de heer [X] ) in antwoord hierop geen voorbehoud heeft gemaakt voor wat betreft de periode waarover de overuren nog gedeclareerd mogen worden. Uit de door Zetacom overgelegde verklaring van de heer [X] volgt weliswaar dat hij in de veronderstelling verkeerde dat [werkneemster] met haar vraag de overuren van december 2020 bedoelde en dat zijn antwoord daarop gericht was, maar zoals hiervoor al is overwogen staat dit er niet. Gesteld noch gebleken is dat [werkneemster] dit uit die verklaring van de heer [X] heeft kunnen en moeten begrijpen. In tegendeel uit hetgeen hiervoor onder 2.7. is weergegeven volgt juist dat Zetacom inziet dat dit niet het geval is.
Verder schrijft Zetacom in haar e-mailbericht van 9 december 2020 dat de overuren en de niet opgenomen verlofuren
te doen gebruikelijkworden uitbetaald. De vraag is wat precies is bedoeld met ‘te doen gebruikelijk’. Tussen partijen staat vast dat eventuele overuren door middel van het daarvoor bestemde Excelbestand door de werknemer ( [werkneemster] ) moeten worden ingediend bij Zetacom en dat de ingediende overuren vervolgens worden gecontroleerd aan de hand van de door de werknemer ingevulde en bij Zetacom ingeleverde service- en werkbonnen. Ook staat vast dat [werkneemster] in 2019 vijfmaal overurendeclaraties heeft ingediend bij Zetacom. In dit verband heeft [werkneemster] onweersproken gesteld dat de daartoe in de Excelbestanden ingevulde overuren telkens overeenkwamen met de (over)uren op door haar ingevulde servicebonnen en dat Zetacom deze overuren altijd heeft goedgekeurd (zie ook randnummer 16 van de dagvaarding).
Ook voor de in deze procedure over 2020 gevorderde overuren zijn door [werkneemster] Excelbestanden ingediend. Zetacom heeft [werkneemster] na ontvangst hiervan – onder verwijzing naar de
‘Procedure declaratie overuren’– medegedeeld dat overuren kunnen worden ingeleverd tot een maand nadat deze zijn gemaakt, zodat een (groot) deel van de declaraties niet in behandeling zal worden genomen. Deze termijn is ook bekend bij [werkneemster] , aldus Zetacom. Hierop heeft [werkneemster] gesteld dat zij het document waar Zetacom zich op beroept niet eerder heeft ontvangen dan in het kader van deze procedure en dat zij hiermee – en dus met enige termijn voor het indienen van overuren – dus niet bekend was. Deze stelling staat echter haaks op de inhoud van haar e-mailbericht van 12 april 2019 aan Zetacom. Hierin schrijft [werkneemster] immers: “
Hierbij de eerste keer dat ik overuren indien. (…) Zag dat het voor 4 volle weken terug ingediend kon worden, per week.”.Hoewel gesteld noch gebleken is dat Zetacom het document voorafgaand aan, dan wel gedurende het dienstverband aan [werkneemster] heeft overhandigd of toegestuurd, staat gelet op het hiervoor genoemde citaat uit het e-mailbericht van [werkneemster] naar het oordeel van de kantonrechter voldoende vast dat zij van de hierin genoemde termijn voor het indienen van overuren op de hoogte is. Anderzijds blijkt uit de stellingen en weren van partijen ook, dat [werkneemster] enkele keren heeft aangegeven dat het indienen van overuren veel tijd kost en dat Zetacom haar in dat verband ‘tijd heeft gegeven’ om een en ander in orde te maken. Gelet hierop en de afzonderlijke algemene toezegging in het e-mailbericht van 9 december 2020 mocht en kon [werkneemster] er dan ook redelijkerwijs op vertrouwen dat zij alle overuren over 2020 mocht indienen.
5.6.
Zetacom heeft hierop aangevoerd dat zij belang heeft bij strikte handhaving van de overurenregeling, inclusief de door haar gestelde termijn. Allereerst wijst Zetacom erop dat voor haar op basis van de service- en werkbonnen inzichtelijk is welke werkzaamheden zijn verricht en welke uren kunnen worden doorbelast aan de klant. Dat de overuren vervolgens binnen een maand moeten worden ingediend, heeft een aantal redenen. Het is namelijk niet goed mogelijk om gewerkte uren na lange tijd nog te reproduceren. Daarnaast heeft Zetacom met haar klanten afgesproken dat de uren na een maand worden doorbelast, bij gebreke waarvan dat niet meer mogelijk is. Door achteraf nog overuren in te dienen, die alleen nog maar op hoofdlijnen kunnen worden gecontroleerd en die niet meer kunnen worden doorbelast aan klanten, lijdt Zetacom nadeel. Bovendien geldt in dit geval dat niet alle door [werkneemster] op de servicebonnen ingevulde uren zijn doorbelast aan de klanten van Zetacom. Dat extra omzet werd behaald door de extra uren die [werkneemster] heeft gemaakt, zoals zij heeft gesteld, is dan ook slechts ten dele waar. Ter onderbouwing hiervan verwijst Zetacom naar de door haar overgelegde analyse van de door [werkneemster] gewerkte, al dan niet belastbare uren.
5.7.
Zetacom heeft onvoldoende toegelicht dat zij nadeel heeft geleden door het moment en de wijze van indienen van de overurendeclaratie door [werkneemster] .
Zoals Zetacom zelf heeft aangevoerd, worden de op de service- en werkbonnen vermelde uren op korte termijn – na een maand – aan de betreffende klant doorbelast. Dit geldt dus ook voor de door [werkneemster] gemaakte uren. In het verlengde hiervan heeft Zetacom niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist dat de door [werkneemster] in de Excelbestanden vermelde overuren overeenkomen met de (over)uren op haar service- en werkbonnen, zoals door [werkneemster] is gesteld. Dit betekent dus dat de uren waar mogelijk al zijn doorbelast aan de klanten van Zetacom. Het argument, dat de door [werkneemster] gewerkte uren door het late indienen van de overurendeclaratie niet meer kunnen worden doorbelast aan de klanten, gaat zonder nadere toelichting – die niet is gegeven – dus niet op.
Daarnaast staat in de door Zetacom overgelegde analyse weliswaar dat 78% van de door [werkneemster] gemaakte ‘klantgerichte uren’ kon worden doorbelast, maar dit betreft een algemene analyse over het jaar 2020 en geen concreet verweer tegen de in deze procedure gevorderde overuren. Voor het overige heeft Zetacom geen concrete feiten en omstandigheden gesteld ter onderbouwing van haar verweer op dit punt. Het enkele feit dat Zetacom een deel van de door [werkneemster] gedeclareerde overuren niet aan derden kan doorbelasten, betekent nog niet dat zij zelf van die werkzaamheden van [werkneemster] geen voordeel heeft genoten.
5.8.
Voor het overige heeft Zetacom niet gemotiveerd betwist dat door [werkneemster] aan de voor het indienen van overuren geldende voorwaarden, zoals vastgelegd in artikel 2.5 van het Personeel Informatieboek, is voldaan. Weliswaar heeft Zetacom nog aangevoerd dat [werkneemster] haar overuren onvoldoende heeft ‘bewezen’ met het indienen van de declaratieformulieren, maar zoals hiervoor is overwogen is door Zetacom niet gemotiveerd betwist dat deze uren overeen komen met de uren op de door [werkneemster] ingevulde service- en werkbonnen. Ter nadere onderbouwing van haar verweer had het op de weg van Zetacom gelegen om de service- en werkbonnen in het geding te brengen (met een toelichting daarop), hetgeen zij heeft nagelaten.
5.9.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de kantonrechter de vordering tot betaling van 344 overuren, ten bedrage van € 6.050,96 bruto, toewijzen. Ook de hierover en over de reeds uitbetaalde overuren gevorderde 8% vakantietoeslag (€ 8.583,92 bruto) zal worden toegewezen, nu hiertegen geen zelfstandig verweer is gevoerd. Hetzelfde geldt voor de over deze bedragen gevorderde wettelijke rente.
Daarnaast zal de over voormelde bedragen gevorderde wettelijke verhoging worden toegewezen, zij het dat deze zal worden gematigd. De wettelijke verhoging is immers niet zozeer bedoeld als vergoeding van de door de werknemer als gevolg van de te late uitbetaling geleden schade, maar vooral als prikkel voor de werkgever om op tijd te betalen. In de omstandigheden van dit geval, waarbij wordt meegewogen dat eveneens wettelijke rente wordt toegewezen, ziet de kantonrechter aanleiding om de wettelijke verhoging te matigen tot 10%. Ook de hierover gevorderde wettelijke rente, waartegen geen zelfstandig verweer is gevoerd, zal worden toegewezen.
5.10.
Voor de volledigheid wordt nog opgemerkt dat [werkneemster] in het lichaam van de dagvaarding weliswaar stelt dat zij aanspraak maakt op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten, maar hiertoe vervolgens geen vordering heeft ingesteld, zodat dit geen verdere bespreking behoeft.
5.11.
Zetacom zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. [werkneemster] heeft zich in dit verband op het standpunt gesteld dat Zetacom in de werkelijke proceskosten dient te worden veroordeeld, omdat Zetacom op evident onjuiste gronden heeft geweigerd alle overuren uit te betalen en zij [werkneemster] opzettelijk op kosten jaagt. Zetacom heeft een en ander gemotiveerd betwist.
5.12.
Voor toewijzing van de door [werkneemster] gevorderde veroordeling in de reële proceskosten is slechts plaats in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is in deze zaak niet gebleken. Het enkele feit dat Zetacom verweer wenst te voeren tegen de vordering van [werkneemster] is daartoe niet voldoende en leidt ook niet zonder meer tot de conclusie dat Zetacom zich als slecht werkgever heeft gedragen, zoals [werkneemster] stelt. Dat de verweren van Zetacom thans zijn verworpen, maakt dit niet anders. Los daarvan heeft [werkneemster] het in dit verband gevorderde bedrag (€ 4.000,- inclusief btw en kantoorkosten) op geen enkele wijze onderbouwd, zodat de vordering ook op grond daarvan al dient te stranden.
5.13.
De over de proceskosten gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen, omdat daartegen geen zelfstandig verweer is gevoerd,.
in reconventie voorts
5.14.
Van de op 31 december 2020 door [werkneemster] middels de declaratieformulieren ingediende 488 overuren heeft Zetacom een bedrag van € 2.814,40, corresponderend met 144 uren, aan [werkneemster] voldaan. Zetacom vordert dit bedrag terug en stelt daartoe dat het bedrag niet alleen zonder rechtsgrond is voldaan, maar ook onder voorwaarde dat [werkneemster] geen procedure zou starten. Aan deze voorwaarde is niet voldaan, aldus Zetacom.
5.15.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen heeft [werkneemster] hierop terecht en op goede gronden aangevoerd dat sprake is van een afzonderlijke toezegging, waarop niet, althans niet zonder meer, kan worden teruggekomen. Zetacom schrijft immers (zie 2.7.):
“Om jou toch tegemoet te komen zullen de overuren van de laatste drie maanden uitbetaald worden bij jouw eindafrekening in januari. Het gaat hier om 144 uur.”Vervolgens blijkt uit het daarop volgende e-mailbericht van Zetacom niet, dat de door Zetacom gestelde voorwaarde aan de betaling is verbonden (zie 2.9.):
“Wij gaan nu coulance halve de 144 uur voldoen en gaan ervan uit dat het daarmee afgewikkeld is. Als je juridisch advies wenst te zoeken, dan is dat jouw goed recht, maar weet wel dat dit kostbaar is en dat een Rechter ook vaak zal aansturen op een schikking. Met dit in het achterhoofd menen wij dat het dan met deze betaling samen opgelost is.”Uit dit e-mailbericht kan hooguit worden afgeleid dat Zetacom [werkneemster] waarschuwt dat procederen een dure zaak is. Dat [werkneemster] het bedrag in dat geval moet terugbetalen, staat er niet. Ook is gesteld noch gebleken dat partijen finale kwijting op dit punt zijn overeengekomen. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt verder dat er naast een eventuele betaling uit coulance ook een voldoende contractuele grondslag is voor Zetacom om ook dit deel van de overuren aan [werkneemster] te betalen. Van onverschuldigde betaling is dus evenmin sprake. De vordering in reconventie moet dan ook worden afgewezen.
5.16.
Zetacom zal als de in reconventie het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

6.Beslissing

De kantonrechter:
in conventie
6.1.
veroordeelt Zetacom om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [werkneemster] te voldoen (het netto-equivalent van) het loon dan wel de vergoeding voor 344 overuren ten bedrage van € 6.050,96 bruto;
6.2.
veroordeelt Zetacom om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [werkneemster] te voldoen (het netto-equivalent van) de vakantiebijslag van 8% over het loon dan wel over de vergoeding voor 488 overuren ten bedrage van € 8.583,92 bruto;
6.3.
veroordeelt Zetacom om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [werkneemster] te voldoen de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over de onder 6.1. en 6.2. toegewezen bedragen, te dezen gesteld op 10%;
6.4.
veroordeelt Zetacom om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [werkneemster] te voldoen de wettelijke rente over de som van de hiervoor onder 6.1. tot en met 6.3. toegewezen bedragen, vanaf de dag der opeisbaarheid van de afzonderlijke bedragen tot de dag der algehele voldoening;
6.5.
veroordeelt Zetacom in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [werkneemster] vastgesteld op € 1.089,83, waarvan € 746,- als het aan de gemachtigde van [werkneemster] toekomende salaris en bepaalt dat dit bedrag binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis moet zijn voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der algehele voldoening;
6.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;
in reconventie
6.8.
wijst de vordering af;
6.9.
veroordeelt Zetacom in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [werkneemster] vastgesteld op € 218,- als het aan de gemachtigde van [werkneemster] toekomende salaris.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. L.C. Heuveling van Beek en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 januari 2022.