ECLI:NL:RBDHA:2022:14690
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in het kader van uitzetting van een zwangere vrouw naar Uganda
Op 22 november 2022 heeft verzoekster bezwaar gemaakt tegen haar voorgenomen uitzetting naar Uganda, die gepland stond voor 23 november 2022. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat haar uitzetting achterwege blijft totdat op haar bezwaarschrift is beslist. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft een verweerschrift ingediend, waarop verzoekster heeft gereageerd. De voorzieningenrechter heeft besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten en het onderzoek te sluiten.
De voorzieningenrechter overweegt dat, indien er bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen als onverwijlde spoed dat vereist. Verzoekster heeft eerder een asielaanvraag ingediend die is afgewezen. Zij stelt dat zij niet kan worden uitgezet omdat zij zwanger is van een man met de Nederlandse nationaliteit. Verzoekster heeft een aanvraag gedaan voor een verblijfsdocument EU/EER, maar deze is door verweerder afgewezen.
De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoekster zich beroept op een verblijfsrecht dat is afgeleid van het EU-recht van haar ongeboren kind. Echter, de voorzieningenrechter is van mening dat het afgeleide verblijfsrecht van verzoekster nog niet bestaat, omdat de geboorte van het kind een onzekere toekomstige gebeurtenis is. Bovendien blijkt uit de overgelegde medische informatie niet dat verzoekster om medische redenen niet kan reizen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het bezwaar tegen de uitzetting geen redelijke kans van slagen heeft.