ECLI:NL:RBDHA:2022:14641
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toegang tot persoonsgegevens en rechtmatigheid van het bestreden besluit inzake AVG-verzoek
In deze zaak heeft eiser, een inwoner van Den Haag, een beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, waarin werd medegedeeld dat er geen persoonsgegevens van hem zijn verwerkt. Eiser had op 17 november 2020 een verzoek ingediend op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) om inzage te verkrijgen in zijn persoonsgegevens. Het college verklaarde het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit kennelijk ongegrond, wat leidde tot het beroep bij de rechtbank.
De rechtbank heeft op 20 juli 2022 de zaak behandeld, waarbij eiser en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren via een beeldverbinding. Eiser stelde dat er wel degelijk persoonsgegevens van hem verwerkt moesten zijn, gezien zijn frequent contact met de gemeente over demonstraties. Hij verzocht de rechtbank om een onafhankelijk onderzoek naar de verwerking van zijn persoonsgegevens en betwistte dat hij niet was gehoord in bezwaar.
Verweerder stelde echter dat eiser geen belang had bij de procedure, omdat hij inzage had gekregen in de verwerking van zijn persoonsgegevens met een eerder besluit. De rechtbank oordeelde dat eiser onvoldoende had gespecificeerd welke gegevens hij zocht, en dat verweerder terecht had gehandeld door geen verdere informatie te verstrekken. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit rechtmatig was en dat er geen aanleiding was voor verweerder om eiser in bezwaar te horen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees de proceskosten af. Deze uitspraak werd gedaan door mr. G.P. Kleijn en is openbaar uitgesproken op 17 augustus 2022.