ECLI:NL:RBDHA:2022:14641

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 augustus 2022
Publicatiedatum
12 januari 2023
Zaaknummer
SGR 21/4139
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot persoonsgegevens en rechtmatigheid van het bestreden besluit inzake AVG-verzoek

In deze zaak heeft eiser, een inwoner van Den Haag, een beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, waarin werd medegedeeld dat er geen persoonsgegevens van hem zijn verwerkt. Eiser had op 17 november 2020 een verzoek ingediend op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) om inzage te verkrijgen in zijn persoonsgegevens. Het college verklaarde het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit kennelijk ongegrond, wat leidde tot het beroep bij de rechtbank.

De rechtbank heeft op 20 juli 2022 de zaak behandeld, waarbij eiser en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren via een beeldverbinding. Eiser stelde dat er wel degelijk persoonsgegevens van hem verwerkt moesten zijn, gezien zijn frequent contact met de gemeente over demonstraties. Hij verzocht de rechtbank om een onafhankelijk onderzoek naar de verwerking van zijn persoonsgegevens en betwistte dat hij niet was gehoord in bezwaar.

Verweerder stelde echter dat eiser geen belang had bij de procedure, omdat hij inzage had gekregen in de verwerking van zijn persoonsgegevens met een eerder besluit. De rechtbank oordeelde dat eiser onvoldoende had gespecificeerd welke gegevens hij zocht, en dat verweerder terecht had gehandeld door geen verdere informatie te verstrekken. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit rechtmatig was en dat er geen aanleiding was voor verweerder om eiser in bezwaar te horen.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees de proceskosten af. Deze uitspraak werd gedaan door mr. G.P. Kleijn en is openbaar uitgesproken op 17 augustus 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/4139

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Blankenstein-Pex).

Procesverloop

Bij besluit van 22 maart 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser medegedeeld dat de gemeente Den Haag geen persoonsgegevens van hem heeft verwerkt.
Bij besluit van 12 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit kennelijk ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 20 juli 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser wil inzicht in de verwerking van zijn persoonsgegevens door de gemeente Den Haag. Hij heeft daarom op 17 november 2020 een verzoek ingediend op grond van de AVG om inzage te verkrijgen in zijn persoonsgegevens die door de gemeente zijn verwerkt. [1]
2. Verweerder heeft met het primaire besluit kenbaar gemaakt dat hij geen inzage kan verschaffen, omdat de gemeente geen persoonsgegevens van eiser heeft verwerkt. Het verzoek is bij de verschillende diensten en afdelingen van de gemeente uitgezet, maar uit de terugkoppeling blijkt dat eiser niet bekend is binnen de gemeente. Verweerder heeft dit besluit in bezwaar gehandhaafd.
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
3. Eiser stelt dat er wel degelijk persoonsgegevens van hem moeten zijn verwerkt nu hij veelvuldig contact heeft gehad met de gemeente over onder andere demonstraties. Daarbij heeft hij contact gehad met de afdeling die gaat over openbare orde en veiligheid. Hij verzoekt de rechtbank om een onafhankelijk onderzoek te laten verrichten naar de verwerking van zijn persoonsgegevens door de gemeente en of er documenten onrechtmatig zijn vernietigd. Ook stelt hij dat verweerder hem ten onrechte niet heeft gehoord in bezwaar.
Wat is het standpunt van verweerder?
4. Verweerder stelt dat eiser geen belang heeft bij deze procedure, omdat hij inzage heeft verkregen in de verwerking van zijn persoonsgegevens met het besluit van 21 april 2022, genomen op eisers inzageverzoek van 1 januari 2022. Met dit besluit heeft verweerder eiser een overzicht verstrekt van de persoonsgegevens die van hem zijn verwerkt, zoals kennisgevingen van demonstraties, informatie naar aanleiding van wob-verzoeken en een emailwisseling over radicalisering. Mocht de rechtbank toch vinden dat eiser belang heeft bij deze procedure, dan stelt verweerder dat het bestreden besluit juist is, omdat ondanks herhaalde verzoeken eiser heeft nagelaten zijn verzoek nader te specificeren.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Nu eiser stelt dat het tweede door hem ingediende verzoek niet op dezelfde periode ziet neemt de rechtbank aan dat eiser een procesbelang heeft. Omdat eiser in zijn verzoek enkel zijn naam heeft vermeld en dat hij activist is én omdat de gemeente een grote hoeveelheid gegevens verwerkt, mocht verweerder van eiser nadere specificatie vragen. Ondanks dat nadere specificatie uitbleef, heeft verweerder aan alle diensten en afdelingen in zijn organisatie de opdracht gegeven om een zoekslag te verrichten met de verstrekte persoonsgegevens. [2] Dit leverde geen resultaat op. Er zijn geen concrete aanknopingspunten om te twijfelen aan deze mededeling. Zowel in de aanvraag- als bezwaarfase heeft verweerder eiser gevraagd om zijn verzoek nader te specificeren. Door hiervan geen gebruik te maken, heeft eiser het risico genomen dat verweerder minder effectief kon zoeken. Het betoog van eiser dat de door hem genoemde term “activist” voor verweerder zonder meer aanleiding had moeten zijn om die term in verband te brengen met demonstraties volgt de rechtbank niet. Dat eiser in zijn beroepschrift voor het eerst meldt dat hij betrokken was bij demonstraties en dit bij het nieuwe inzageverzoek resultaat heeft opgeleverd, doet geen afbreuk aan de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Allereerst toetst de rechtbank de rechtmatigheid van dit soort besluiten aan de hand van de feiten en omstandigheden zoals die waren bij het nemen van het bestreden besluit. De specificering ‘demonstraties’ is daarom te laat. Daar komt bij dat de rechtbank niet in ziet waarom eiser deze specificering niet heeft gemeld in zijn verzoek of in reactie op verweerders verzoeken om zijn inzageverzoek nader te specificeren.
6. Dit alles maakt dat er geen aanleiding bestond voor verweerder om eiser in bezwaar te horen of om het verzoek van eiser in beroep om een onafhankelijk onderzoek te laten verrichten in te willigen.
Wat is de conclusie?
7. Het bovenstaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat het beroep ongegrond is.
8. Verweerder hoeft eiser geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kroes, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie artikel 15 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
2.Zie in dit kader bijvoorbeeld de uitspraak van rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, van 19 juni 2021 (ECLI:NL:RBNHO:2021:6040, r.o. 7.).