ECLI:NL:RBDHA:2022:14640
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid en evenredigheid van woningsluiting op basis van artikel 13b Opiumwet
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 augustus 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de sluiting van een woning op basis van artikel 13b van de Opiumwet. Eiser, die de woning huurde van Stichting Vestia, was het niet eens met het besluit van de burgemeester van Den Haag om zijn woning voor zes maanden te sluiten vanwege vermoedens van drugshandel. De burgemeester had op 2 november 2020 een primair besluit genomen om de woning te sluiten, wat later op 7 juni 2021 in het bestreden besluit werd gehandhaafd. Eiser stelde dat er geen bewijs was voor drugshandel in zijn woning en dat de sluiting onevenredig was.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 20 juli 2022, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van verweerder aanwezig waren. De rechtbank overwoog dat de burgemeester bevoegd is om een woning te sluiten als aannemelijk is dat er drugs worden verkocht of verstrekt. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was, waaronder politiewaarnemingen en verklaringen van omwonenden, die de sluiting van de woning rechtvaardigden. Eiser had zijn woning ter beschikking gesteld aan vrienden die zich in het drugscircuit begeven, wat het risico met zich meebracht dat de woning voor drugshandel werd gebruikt.
De rechtbank oordeelde dat de sluiting van de woning evenredig was en dat de burgemeester alle relevante feiten en omstandigheden had afgewogen. Eiser had geen recht op proceskostenvergoeding, en het beroep werd ongegrond verklaard. De uitspraak benadrukt de bevoegdheid van de burgemeester en de noodzaak van evenredigheid bij het sluiten van woningen in verband met drugshandel.