ECLI:NL:RBDHA:2022:14628

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 augustus 2022
Publicatiedatum
12 januari 2023
Zaaknummer
NL22.14849
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublin-regelgeving

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 augustus 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. D.W.M. van Erp, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. M.K. Ruijzendaal, had de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, stellende dat Italië niet veilig is voor hem, aangezien hij daar slachtoffer is geworden van mensenhandel en vreest voor herhaalde victimisatie.

De rechtbank heeft de argumenten van eiser overwogen, waaronder het interstatelijk vertrouwensbeginsel en de situatie in Italië zoals beschreven in verschillende rapporten. De rechtbank oordeelde dat verweerder in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Italië, en dat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat zijn situatie uitzonderlijk is. De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden die eiser aanvoerde niet zo bijzonder waren dat verweerder een uitzondering had moeten maken. Eiser werd geacht in staat te zijn om in Italië aangifte te doen van de mensenhandel, en de rechtbank oordeelde dat de beroepsgrond van eiser niet slaagde.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 23 augustus 2022, en tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.14849
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. D.W.M. van Erp), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M.K. Ruijzendaal).

Procesverloop

Bij besluit van 1 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.14851, op 17 augustus 2022 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen.1 De reden daarvoor is dat volgens verweerder op grond van de Dublinverordening2 Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. In dit geval heeft verweerder een terugnameverzoek naar Italië gestuurd. Italië heeft dit verzoek geaccepteerd.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
2. Eiser stelt dat verweerder ten onrechte uitgaat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Italië, er is namelijk sprake van ernstige structurele tekortkomingen in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen. Eiser brengt in dit kader naar voren dat het AIDA-rapport van 22 mei 2022, update 2021 de mening van eiser
1. Artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingwet 2000 (Vw).
2 Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013.
onderschrijft. In dit rapport komt namelijk voldoende naar voren dat de opvang in Italië structurele tekortkomingen kent die allerminst EU-waardig zijn. Eiser verwijst hierbij naar passages uit het rapport op pagina’s 79 en 138. Verder staat in het AIDA-rapport van 3 juni 2021, update 2020 dat het opvangsysteem voor asielzoekers als gevolg van wetswijzigingen aanzienlijk is veranderd, althans in theorie. Het is nu mogelijk om asielzoekers op te vangen in SAI-centra, hoewel met een verschillend niveau van de geleverde diensten. Er blijft echter onduidelijkheid bestaan over de doorstroom van de eerstelijns- en noodopvangcentra naar de tweedelijns SAI-centra. Ondanks de hervorming is het SAI-systeem nog steeds in de eerste plaats bedoeld voor statushouders en AVM's. Andere vreemdelingen kunnen alleen toegang krijgen tot SAI-opvangcentra als er plaatsen beschikbaar zijn. Het tweedelijns opvangsysteem blijft gebaseerd op de vrijwillige deelname van gemeenten, waardoor het aantal tweedelijns opvangplaatsen niet voldoende is om te voorzien in de opvangbehoeften van iedereen die er recht op heeft. De wijzigingen blijven, tot dusver, hoofdzakelijk theoretisch. Daarnaast verwijst eiser nog naar andere relevante rapporten, namelijk: een artikel van de Swiss Refugee Council (SFH)
'Aufnahmebedingungen in Italien: Keine Verbesserung in Sicht'van 17 juni 2021 en het rapport van SFH en Borderline-Europe van 10 juni 2021
'Reception conditions in Italy, latest developments'.Uit al deze bronnen volgt dat Italië tekortschiet in de nakoming van de Europese normen omtrent opvang binnen de asielprocedure. Theoretisch gezien is het mogelijk om opvang te krijgen, maar in de praktijk niet, volgens eiser. Daarbij komt dat klagen in Italië een utopie is. Eiser is een asielzoeker die de Italiaanse taal niet machtig is en zich bevindt in een vreemd land. Alle asielzoekers in Italië hebben op dit moment te klagen over de falende opvangvoorzieningen, omdat dit al jaren niet op orde is. Klagen zal dus weinig zin hebben.
3. De rechtbank overweegt dat verweerder in zijn algemeenheid ten opzichte van Italië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) heeft dit bevestigd in de uitspraken van onder meer 26 november 20213, 6 januari 20224 en 26 juni 2022.5 Verder heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in de arresten M.T. tegen Nederland6 en A.B. tegen Finland7 geoordeeld dat Dublinclaimanten in Italië in het asielsysteem worden opgenomen en recht hebben op opvang. Het EHRM heeft hierbij alle op dat moment beschikbare relevante informatie gebruikt. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat in zijn geval niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden.
4. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat er in de situatie van eiser niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. Het AIDA-rapport van 22 mei 2022, update 2021, waar eiser naar verwijst is een update over de situatie in Italië. Uit het rapport volgt niet dat de situatie in Italië, na de vorige AIDA-rapporten wezenlijk is verslechtend. Dit nieuwe rapport verschilt dus ook niet wezenlijk van de AIDA-rapporten waar de ABRvS zich op heeft gebaseerd in bovengenoemde uitspraken. De teksten die in het AIDA-rapport van 22 mei 2022 staan, en waaraan eiser refereert, staan ook in het eerdere AIDA-rapport. Het AIDA-rapport van 3 juni 2021, update 2020, het SFH rapport en het SFH bericht waar eiser naar verwijst zien ook op de situatie van voor de uitspraken van de ABRvS. Uit deze rapporten en berichten
3 ECIL:NL:RVS:2021:2738.
6 M.T. t. Nederland van het EHRM van 23 maart 2021, ECLI:CE:ECHR:2021:0323DEC004659519.
7 A.B. t. Finland van het EHRM van 27 mei 2021, ECLI:CE:ECHR:2021:0402DEC004110019.
blijkt niet dat niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. Eiser heeft daarom niet aannemelijk gemaakt dat de situatie in Italië anders ligt dan de feitelijke situatie waarop bovengenoemde uitspraken van de ABRvS zijn gebaseerd. Als eiser toch in onzekerheid komt te verkeren over de asielprocedure of opvangvoorzieningen in Italië, kan en dient hij zijn beklag daarover te doen bij de Italiaanse autoriteiten. Niet is gebleken dat klagen, ook al is eiser de Italiaanse taal niet machtig en hebben alle asielzoekers in Italië op dit moment te klagen, onmogelijk of bij voorbaat zinloos is. De beroepsgrond slaagt niet.
Mensenhandel
5. Eiser voert verder aan dat het temeer problematisch is dat Italië verantwoordelijk is voor zijn asielaanvraag, nu hij juist daar slachtoffer is geworden van mensenhandel en vreest voor herhaalde of secundaire victimisatie. Reeds daarom moet eiser beschermd worden. Hij is namelijk een kwetsbare vreemdeling doordat hij het slachtoffer is geworden van mensenhandel. De vrees voor herhaalde victimisatie is relevant omdat er maatregelen beschikbaar moeten zijn om de veiligheid en de waardigheid van het slachtoffer te beschermen tegen secundaire en herhaalde victimisatie.8 Verder kan de bescherming van het privéleven van het slachtoffer van groot belang zijn om secundaire en herhaalde victimisatie te voorkomen.9 Daarbij komt dat sommige slachtoffers in bijzondere mate het risico van secundaire en herhaalde victimisatie lopen, bijvoorbeeld door persoonlijke kenmerken van het slachtoffer of de aard of omstandigheden van het strafbare feit. Dit risico moet individueel beoordeeld worden en moet voor alle slachtoffers worden verricht om te bepalen of zij het risico lopen op herhaalde victimisatie en er moet gekeken worden welke
bijzondere beschermingsmaatregelen zij nodig hebben. In Richtlijn 2012/29/EU wordt zelfs nog erkend dat slachtoffers van mensenhandel vaak blootgesteld dreigen te worden aan secundaire of herhaalde victimisatie. Nu eiser juist in Italië het slachtoffer is geworden van mensenhandel is het duidelijk geworden dat hij daar onvoldoende bescherming krijgt. Van eiser kan niet verwacht worden dat hij terugkeert naar een plek waar hij traumatische gebeurtenissen heeft meegemaakt. Ter zitting heeft eiser gesteld dat het niet mogelijk is voor hem om bewijs over te leggen over wat hem in Italië is overkomen, omdat niemand hem kon helpen en tegen eiser gezegd werd dat hij Italië moest verlaten om van de mensenhandelaren af te komen.
6. De rechtbank begrijpt dat het voor eiser moeilijk is om terug te keren naar Italië, maar naar het oordeel van de rechtbank zijn de omstandigheden die eiser heeft aangevoerd niet zo bijzonder en individueel dat verweerder een uitzondering had moeten maken. Eiser is slachtoffer geworden van mensenhandel in Italië. Daarvoor heeft hij in Nederland aangifte gedaan. Ter zitting hebben partijen toegelicht dat deze procedure op 9 augustus 2022 is geëindigd. Omdat de gestelde mensenhandel in Italië heeft plaatsgevonden zou eiser ook in Italië aangifte moeten doen van mensenhandel. Daarbij komt, dat omdat de mensenhandel in Italië heeft plaatsgevonden Italië ook het meest aangewezen land is om daarover te klagen bij de (hogere) autoriteiten. Zoals hiervoor, in rechtsoverweging 4 is overwogen. is niet gebleken dat klagen niet mogelijk is of bij voorbaat zinloos is. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
8 Zie paragraaf 52 van Richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012.
9 Zie paragraaf 54 van Richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. O. Veldman, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
23 augustus 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.