ECLI:NL:RBDHA:2022:14590
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van Dublinverordening en interstatelijk vertrouwensbeginsel met betrekking tot Polen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser met de Belarussische nationaliteit en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een asielaanvraag ingediend in Nederland, maar de staatssecretaris weigerde deze in behandeling te nemen op grond van de Dublinverordening, omdat Polen verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De eiser voerde aan dat hij niet veilig kon worden overgedragen aan Polen vanwege de problematische rechtstatelijke verhoudingen en de aanwezigheid van pushbacks aan de grens met Belarus. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat Polen zijn internationale verplichtingen niet zou nakomen. De rechtbank bevestigde dat Nederland in het algemeen mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Polen. De eiser had ook geen onderbouwing gegeven voor zijn claim dat hij een duurzame relatie had met een Oekraïense vrouw, wat ook niet leidde tot een andere conclusie. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.