ECLI:NL:RBDHA:2022:14586
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- M. Kraefft
- N.F. van der Gouw
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de asielaanvraag van een Turkse nationaliteit houder in het licht van de verantwoordelijkheden van Polen onder het Dublin-systeem
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een Turkse man die asiel heeft aangevraagd in Nederland, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had op 7 april 2022 een asielaanvraag ingediend, maar de staatssecretaris weigerde deze in behandeling te nemen op grond van de Dublinverordening, omdat Polen verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. De eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat hij zou worden uitgezet naar Polen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris niet voldoende heeft gemotiveerd dat Polen zijn internationale verplichtingen ten aanzien van de detentie van de eiser nakomt. De rechtbank heeft daarbij gewezen op de situatie in Polen, waar fundamentele systeemfouten zijn geconstateerd, zoals de druk op de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, de problematiek van pushbacks aan de grens met Belarus, en de slechte detentieomstandigheden voor asielzoekers. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris niet zonder nader onderzoek kon aannemen dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel nog van toepassing is.
De rechtbank heeft het beroep van de eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit en het aanvullend besluit vernietigd, en de staatssecretaris opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, omdat de rechtbank nu over het beroep heeft beslist. De staatssecretaris is veroordeeld in de proceskosten van de eiser, die zijn vastgesteld op € 2.277,-.