ECLI:NL:RBDHA:2022:14584

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 oktober 2022
Publicatiedatum
10 januari 2023
Zaaknummer
NL22.19633 en NL22.19634
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dublinprocedure en asielaanvraag van een Iraakse vrouw en haar neefje met betrekking tot overdracht aan Duitsland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Iraakse vrouw, eiseres, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder. Eiseres is naar Nederland gereisd samen met haar gestelde neefje, dat als alleenstaande minderjarige vreemdeling is aangemerkt. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen en heeft bepaald dat zij zal worden overgedragen aan Duitsland, omdat de Duitse autoriteiten verantwoordelijk zijn voor haar asielaanvraag. Eiseres heeft echter betoogd dat zij nooit asiel heeft willen aanvragen in Duitsland en dat de overdracht aan Duitsland een scheiding van haar en haar neefje zou betekenen, wat niet in het belang van het kind zou zijn.

De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder zijn standpunt onvoldoende heeft gemotiveerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de familieband tussen eiseres en haar neefje niet voldoende is onderbouwd door verweerder. Ook heeft de rechtbank opgemerkt dat de motivering van verweerder met betrekking tot de noodzaak van de aanwezigheid van eiseres voor het welzijn van haar neefje gebrekkig is. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de belangen van het kind en de hechte band tussen eiseres en haar neefje. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiseres toegewezen, vastgesteld op € 2.277,-.

De uitspraak benadrukt het belang van de familiebanden en de zorg voor minderjarigen in asielprocedures, en dat de intentie van de vreemdeling om asiel aan te vragen in Nederland niet irrelevant is voor de vaststelling van de verantwoordelijke lidstaat onder de Dublinverordening.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummers: NL22.19633 (beroep) en NL22.19634 (voorlopige voorziening)
[v nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[verzoekster] ,

van Iraakse nationaliteit, eiseres en verzoekster, hierna: eiseres
(gemachtigde: mr. S. Cetinkaya-Ahmad),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. F. Gieskes).

Procesverloop

Bij besluit van 30 september 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen.
Op 30 september 2022 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiseres ontvangen. Bij brief van dezelfde datum is verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 18 oktober 2022. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Als [tolk] is verschenen [naam] . Ook was aanwezig
[persoon] . Tijdens een deel van de behandeling waren op de zitting ook aanwezig [neefje eiseres] ) en [persoon 2] , voogd bij [naam stichting] . De
rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: rechtbank) heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres is met [neefje eiseres] , haar gestelde neefje van tien of elf jaar oud, vanuit Irak naar Nederland gereisd. Van 8 augustus 2021 tot en met 19 maart 2022 hebben eiseres en [neefje eiseres] in detentie gezeten in Polen. Nadat eiseres en [neefje eiseres] in vrijheid zijn gesteld, zijn zij naar Nederland gereisd via Duitsland. Volgens Eurodac heeft eiseres op 22 maart 2022 een
asielaanvraag ingediend in Duitsland. Op 13 april 2022 zijn eiseres en [neefje eiseres] Nederland ingereisd en hebben zij asiel aangevraagd. Verweerder heeft de Duitse autoriteiten op 12 mei 2022 verzocht om eiseres terug te nemen. De Duitse autoriteiten zijn op 25 mei 2022 akkoord gegaan met dat verzoek.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres vervolgens niet in behandeling genomen en bepaald dat zij zal worden overgedragen aan Duitsland, omdat de Duitse autoriteiten verantwoordelijk zijn voor haar asielaanvraag. Op [neefje eiseres] wordt de Dublinprocedure niet toegepast en zijn asielaanvraag zal inhoudelijk worden behandeld. [neefje eiseres] is onder voogdij van [naam stichting] gesteld.
Verantwoordelijkheid Duitse autoriteiten
3.1
Volgens eiseres gaat verweerder er ten onrechte vanuit dat de Duitse autoriteiten verantwoordelijk zijn voor haar asielaanvraag. Zij heeft nooit asiel willen aanvragen in Duitsland. Samen met haar neefje wilde zij afreizen naar Nederland en hier asiel aanvragen. Zij werd echter aangehouden en is gedwongen om haar vingerafdrukken af te geven. Haar werd misleidend verteld dat als zij haar vingerafdrukken zou geven, zij twee dagen later een asielverzoek zou kunnen indienen. Weliswaar werd zij ondergebracht in een opvangkamp, maar zij en haar neefje werden aan hun lot overgelaten. Eiseres ziet niet in hoe zij hierover had kunnen klagen bij de Duitse autoriteiten.
3.2
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat het karakter van de Dvo [1] onverenigbaar is met de opvatting dat de intentie van de vreemdeling bepalend is voor de vaststelling van de verantwoordelijke lidstaat. Vaststelling van de verantwoordelijke lidstaat gebeurt aan de hand van de criteria in de Dublinverordening. De intentie van eiseres om in Nederland asiel aan te vragen is daarin niet relevant. De stelling dat in Duitsland onder dwang haar vingerafdrukken zijn afgenomen, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Op grond van artikel 14 van de Eurodacverordening [2] zijn lidstaten verplicht illegale vreemdelingen van 14 jaar of ouder, die op het grondgebied van de lidstaten binnenkomen, te registeren door het afnemen van vingerafdrukken. Voor zover eiseres stelt dat de Duitse autoriteiten onrechtmatig of disproportioneel hebben gehandeld bij het afnemen van vingerafdrukken dient zij zich te beklagen bij de Duitse (hogere) autoriteiten. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij in Duitsland wat dat betreft alle mogelijkheden heeft benut die redelijkerwijs van haar mogen worden verwacht. De enkele stelling dat zij en haar neefje aan hun lot werden overgelaten vindt de rechtbank onvoldoende.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
4.1
Eiseres meent verder dat ten aanzien van Duitsland niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiseres is wegens gevaar in eigen land gevlucht en hoopt snel met haar zieke man, die nog in Irak is, te worden herenigd. Duitsland laat echter maar beperkt gezinshereniging toe. Daar komt bij dat [naam geloofsovertuiging] in Duitsland niet makkelijk in het bezit worden gesteld van een verblijfsvergunning asiel.
4.2
Het uitgangspunt is dat verweerder in zijn algemeenheid ervan uit mag gaan dat Duitsland zijn internationale verplichtingen nakomt. Het is aan eiseres om het tegendeel aannemelijk te maken. Daar is zij niet in geslaagd. Eiseres heeft geen objectieve gegevens overgelegd waaruit blijkt dat Duitsland zich (jegens haar) niet aan zijn internationale verplichtingen zal houden, waaronder de verplichtingen die voortvloeien uit de Opvangrichtlijn [3] , de Kwalificatierichtlijn [4] en de Procedurerichtlijn [5] . Ook het persoonlijk relaas van eiseres biedt hier geen aanknopingspunten voor. Daarnaast ligt het op de weg van eiseres om bij voorkomende problemen hierover haar beklag te doen bij de (hogere) Duitse autoriteiten. Niet is gebleken dat dit voor eiseres niet mogelijk is.
Artikel 17 van de Dvo
5.1
Eiseres vindt dat er bijzondere omstandigheden zijn op grond waarvan haar asielaanvraag in Nederland in behandeling moet worden genomen. Zij en haar neefje [neefje eiseres] hebben een hechte band en overdracht van eiseres aan Duitsland zou een scheiding van hen teweeg brengen. Het is niet in het belang van [neefje eiseres] dat hij alleen in Nederland achterblijft.
5.2.1
Verweerder meent dat geen sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden die aanleiding zouden moeten geven om het verzoek om internationale bescherming van eiseres onverplicht in behandeling te nemen.
5.2.2
In het bestreden besluit meent verweerder primair dat eiseres de gestelde familieband met [neefje eiseres] niet heeft onderbouwd. Met een identiteitskaart, nationaliteitsverklaring en/of huwelijksband kan zij die band niet onderbouwen. De overgelegde verklaring van de ouders van [neefje eiseres] , waarin staat dat zij geen bezwaar hebben dat hun kind [neefje eiseres] bij zijn tante verblijft, maakt het niet anders. Het is een kopie en daar kan de authenticiteit niet van worden vastgesteld. Daarnaast zijn het familieleden die niet als objectieve bron kunnen worden beschouwd. Daar kan dus niet de waarde aan worden gehecht die eiseres daaraan wenst te zien. Bovendien komen de personalia van [neefje eiseres] niet overeen met de gegevens die hij bij zijn aanmelding in Nederland heeft verstrekt.
5.2.3
Subsidiair merkt verweerder in het bestreden besluit het volgende op. [neefje eiseres] is aangemerkt als een niet-begeleide minderjarige en onder voogdij van [naam stichting] gesteld. Volgens beleid en de Dublinverordening houdt verweerder rekening met het belang van de niet-begeleide minderjarige vreemdeling bij de verantwoordelijkheidsvaststelling in de Dublinprocedure. Onder verwijzing naar werkinstructie 2019/8 vindt verweerder dat niet is aangetoond dat de aanwezigheid van eiseres noodzakelijk is voor het welzijn van [neefje eiseres] . [naam stichting] schrijft in de e-mail van 22 september 2022 dat [neefje eiseres] zich vastklampt aan zijn tante, omdat zij de enige stabiele factor is in zijn leven, en dat het voor hem heel beschadigend zou zijn om van haar te worden gescheiden. Volgens verweerder is echter niet met medische documenten onderbouwd dat het vanwege [neefje eiseres] medische of psychische situatie in zijn belang is dat eiseres in de Nederlandse asielprocedure wordt opgenomen.
6.1
De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en ook diverse motiveringsgebreken vertoont, zowel met betrekking tot verweerders primaire als subsidiaire standpunt. De rechtbank zal dit hieronder toelichten.
6.2
In de zienswijze heeft eiseres onder meer een kopie van een verklaring van [vader neefje] en [moeder neefje] overgelegd. Daarin staat dat zij geen bezwaar hebben dat hun minderjarige kind [neefje eiseres] geboren op [geboortedatum] 2012, bij zijn tante [verzoekster] verblijft. Daarnaast heeft eiseres kopieën van de identiteitskaarten van [neefje eiseres] en haarzelf overgelegd. Vermeld is dat de originele documenten in het bezit zijn van de gemachtigde van eiseres en dat zij graag verneemt of zij die aangetekend moet sturen naar Bureau Documenten. Verder is opgemerkt dat de persoonsgegevens van [neefje eiseres] verkeerd zijn opgeschreven in Nederland. De volledige naam is [neefje eiseres] , geboren op [geboortedatum] 2012. Dit staat op zijn identiteitskaart en komt overeen met de door eiseres verstrekte persoonsgegevens, aldus eiseres.
6.3
De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit over de verklaring van de ouders alleen heeft opgemerkt dat de verklaring een kopie betreft en dat daarom de authenticiteit niet kan worden vastgesteld. Waarom verweerder geen reden ziet tot onderzoek van het origineel is niet vermeld. Voor zover verweerder met de opmerking dat de verklaring van de ouders niet als objectieve bron kan worden beschouwd, omdat het om familieleden gaat, impliciet heeft bedoeld te zeggen dat daarom geen aanleiding is voor onderzoek naar het origineel, heeft eiseres terecht aangevoerd dat de verklaring is opgemaakt door het Justitiële Notariaat in [plaats] en dus niet door de ouders zelf. Verder stelt de rechtbank vast dat verweerder in het bestreden besluit helemaal niet is ingegaan op de identiteitskaart van [neefje eiseres] en het al dan niet doen van onderzoek naar het origineel.
6.4
Op de zitting heeft verweerder op beide punten een aanvullende motivering gegeven. Volgens verweerder kan niet van de verklaring van de ouders worden uitgegaan omdat de gegevens afwijken van wat [neefje eiseres] bij aankomst in Nederland heeft verklaard. In het aanmeldgehoor heeft [neefje eiseres] verklaard dat hij op [geboortedatum] 2011 is geboren. Op de verklaring staat echter dat hij op [geboortedatum] 2012 is geboren. Verweerder ziet daarom geen reden om alsnog onderzoek te doen. Verder kan niet worden uitgegaan van [neefje eiseres] identiteitskaart, omdat die is voorzien van een peuterfoto en niet kan worden aangemerkt als een identificerend document.
6.5
In het dossier bevindt zich een proces-verbaal van verhoor van 13 april 2022. De verbalisanten, belast met het toezicht op vreemdelingen, hebben in de aanhef opgenomen dat zij in het Aanmeldcentrum in Ter Apel hebben gehoord [neefje eiseres] , geboren op
[geboortedatum] 2011. Op basis van wat op de zitting is besproken begrijpt de rechtbank dat verweerder zwaar tilt aan de discrepantie in geboortedata van [neefje eiseres] . Op zichzelf is dat inderdaad vreemd, maar de rechtbank vindt dat eiseres in dit geval afdoende verklaring heeft gegeven daarvoor. Ten eerste is van belang dat het hier gaat om een verklaring van een jong kind. Verder heeft de gemachtigde van eiseres op zitting onbetwist gesteld dat [naam geloofsovertuiging] aan geboortedata geen aandacht geven. [neefje eiseres] zelf heeft op de zitting, op de vraag van de procesvertegenwoordiger wanneer hij is geboren, verklaard dat hij denkt dat hij nu elf jaar oud is, maar dat hij het niet weet. Verder heeft de gemachtigde van eiseres in haar gronden naar voren gebracht dat zij regelmatig meemaakt in asielzaken dat namen en geboortedata verkeerd worden geregistreerd bij aankomst. Ook de geboortedatum van eiseres, die overigens analfabeet is, is in dit geval verkeerd genoteerd. Bij aankomst is geregistreerd [geboortedatum] 1983, maar op haar identiteitskaart, waarvan het origineel in handen is, staat [geboortedatum] 1983. Verweerder heeft dat feitelijk niet betwist. Op de zitting heeft verweerder daarover alleen gezegd dat er tussen de twee geboortedata van eiseres geen grote discrepantie zit in tijd, maar bij [neefje eiseres] wel (namelijk anderhalf jaar). Verder heeft eiseres in haar aanmeldgehoor Dublin ook verklaard dat [neefje eiseres] is geboren in 2012. Tot slot komen de geboortedata op de verklaring van de ouders en op de identiteitskaart van [neefje eiseres] overeen.
6.6
Voor zover het voor verweerder nog een punt zou zijn dat de spelling van de namen van eiseres, [neefje eiseres] en zijn gestelde vader op verschillende manieren worden weergegeven, overweegt de rechtbank dat eiseres in beroep heeft aangevoerd dat verweerder ermee bekend is dat de namen door tolken op verschillende wijze worden gespeld. De rechtbank stelt vast dat meerdere vertalers in de vertaalde stukken aangeven dat Arabische eigennamen in het Nederlands op verschillende manieren kunnen worden weergegeven. Hierdoor kan het volgens de vertalers zijn dat de schrijfwijze en/of spelling van de eigennamen afwijkt van de spelling zoals gehanteerd in overige documenten.
6.7
Kortom, verweerder heeft zijn primaire standpunt dat niet kan worden uitgegaan van de familieband onvoldoende helder uiteengezet. Verweerder dient hier opnieuw naar te kijken.
7.1
Ook wat betreft het subsidiaire punt is sprake van een motiveringsgebrek. Op de zitting heeft verweerder aangegeven dat het in het bestreden besluit ingenomen subsidiaire standpunt onjuist is. [neefje eiseres] wordt namelijk beschouwd als een alleenstaande minderjarige vreemdeling en de Dublinverordening wordt op hem niet toegepast. Aanvullend heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat eiseres zodanig belangrijk is voor [neefje eiseres] dat het van onevenredige hardheid zou getuigen om eiseres aan Duitsland over te dragen. Voogdijschap ligt bij [naam stichting] en [neefje eiseres] zal alle begeleiding en zorg krijgen die nodig is wanneer eiseres wordt overgedragen. Ook daarom ziet verweerder geen aanleiding voor toepassing van artikel 17 van de Dvo.
7.2
De rechtbank overweegt dat [naam stichting] meermalen heeft benadrukt dat het niet in [neefje eiseres] belang is om hem van eiseres te scheiden. In een e-mail van 22 september 2022, die deel uitmaakt van de zienswijze, schrijft de voogd dat [neefje eiseres] veel stress ervaart vanwege de verhalen die hij van zijn ouders in Irak hoort. Hij klampt zich vast aan eiseres omdat zij de enige stabiele factor is in zijn leven. Vanwege de zware reis en de trauma’s die hij heeft opgelopen tijdens hun detentie in Polen voelt [neefje eiseres] zich snel onveilig. Eiseres is volgens [naam stichting] de persoon die hem gerust kan stellen en met hem kan praten over zijn familie. Zij begrijpt wat in hem omgaat en heeft de opvoeding van [neefje eiseres] op zich genomen. Als [neefje eiseres] wordt gescheiden van eiseres, dan zal dat beschadigend voor hem zijn. Op de zitting heeft de voogd herhaald dat er zorgen zijn om [neefje eiseres] . Zij ziet hem heel verbonden zijn met zijn tante. De onzekerheid van wat gaat gebeuren heeft een enorme impact op hem. [neefje eiseres] moet lang op zijn ouders wachten en daarnaast is er de onzekerheid of zijn tante mag blijven. Volgens zijn voogd is eiseres de verbinding tussen [neefje eiseres] en zijn ouders. Hij heeft in Irak met haar geleefd. [neefje eiseres] lijdt onder deze situatie, is heel somber, serieus en draagt verantwoordelijkheid. Het is volgens de voogd niet wenselijk dat hij wordt gescheiden van zijn tante. De rechtbank overweegt verder dat eiseres en [neefje eiseres] zelf op de zitting ook hebben benadrukt dat zij veel voor elkaar betekenen.
7.3
Gelet op wat in de zienswijze al is aangevoerd, wat verder in beroep en op de zitting naar voren is gebracht en daarbij in aanmerking genomen dat verweerder zelf heeft toegegeven dat de motivering in het bestreden besluit niet deugt, vindt de rechtbank het standpunt van verweerder dat [neefje eiseres] in goede handen is bij de voogdijinstelling en dat het niet van onevenredige hardheid getuigt als eiseres wordt overgedragen, onvoldoende. Daarbij betrekt de rechtbank dat verweerder ervoor heeft gekozen om [neefje eiseres] asielverzoek inhoudelijk te behandelen en dat op hem niet de Dublinprocedure wordt toegepast. Verweerder dient ook op dit punt beter te motiveren waarom hij geen aanleiding ziet om de asielaanvraag van eiseres aan zich te trekken in het licht van artikel 17 van de Dvo. Te meer nu uit het informatiebericht 2022/77 en rechtspraak [6] van de Afdeling volgt dat in alle zaken waar kinderen bij betrokken zijn het belang van het kind meer concreet en specifiek moet worden getoetst als daartoe aanleiding bestaat.
7.4
De rechtbank geeft verweerder mee dat hij in ieder geval de originele documenten kan onderzoeken, als verweerder nog steeds twijfelt aan de familieband. De rechtbank merkt tot slot nog op dat zij het opmerkelijk vindt dat verweerder de gestelde familieband niet volgt, maar dat eiseres en [neefje eiseres] tegelijkertijd wel samen zijn ondergebracht in dezelfde opvangvoorziening. Op de zitting heeft eiseres naar voren gebracht dat zij voor [neefje eiseres] zorgt, dat zij hem wast, dat zij hem kleedt en dat zij hem naar school stuurt. De rechtbank geeft verweerder mee dat hij eiseres (en eventueel [neefje eiseres] ) nog eens hoort en meer aandacht besteed aan de mogelijke hechte (familie)band tussen hen.
Conclusie
8. Conclusie is dus dat het bestreden besluit gebrekkig en onvoldoende gemotiveerd tot stand is gekomen. Het beroep is daarom gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen. Verweerder dient daarbij in acht te nemen wat de rechtbank in deze uitspraak heeft overwogen.
Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening
9. De gevraagde voorziening strekt ertoe de uitzetting te verbieden totdat is beslist op het beroep. In dit geval is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, omdat de rechtbank heden op het beroep heeft beslist.
Ten aanzien van het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.277,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,-, en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandsverlener.

Beslissing

De rechtbank, in de zaak geregistreerd onder nummer NL22.19633:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak.
De voorzieningenrechter, in de zaak geregistreerd onder nummer NL22.19634:
- wijst het verzoek af.
De rechtbank/ voorzieningenrechter, in alle zaken:
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.277,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.F.J. Bernt, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Tanyildiz, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
28 oktober 2022

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Verordening (EU) nr. 603/2013.
3.Richtlijn 2013/33/EU.
4.Richtlijn 2011/95/EU.
5.Richtlijn 2013/32/EU.
6.Zie de uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 13 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1671.