ECLI:NL:RBDHA:2022:14529

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 augustus 2022
Publicatiedatum
6 januari 2023
Zaaknummer
NL22.15215
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over rechtmatigheid van ophouding van vreemdeling in het kader van identiteitsonderzoek

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 18 augustus 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de ophouding van een vreemdeling, eiser, door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben, werd op 7 augustus 2022 om 07:58 uur opgehouden op basis van artikel 50, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De ophouding was bedoeld om nader onderzoek te doen naar zijn identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie. Eiser heeft aangevoerd dat hij door de drukte in het aanmeldcentrum in Ter Apel geen asiel kon aanvragen en dat de ophouding daarom onrechtmatig was. De rechtbank heeft het beroep op 15 augustus 2022 behandeld, waarbij zowel eiser als verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

De rechtbank oordeelde dat de ophouding rechtmatig was, omdat deze noodzakelijk was voor het verifiëren van de identiteit en verblijfsstatus van eiser. De rechtbank wees erop dat de ophouding niet eerder beëindigd hoefde te worden, omdat verweerder nog verificatiewerkzaamheden moest verrichten. De rechtbank concludeerde dat de duur van de ophouding tot 11:15 uur niet onaanvaardbaar lang was, gezien de omstandigheden. Eiser's beroep werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 18 augustus 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.15215
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.A. Krikke),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.A.M. Janssen).

Procesverloop

Eiser is op 7 augustus 2022 om 07:58 uur opgehouden, op grond van artikel 50, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Om 09.15 is hij aangekomen op een plaats bestemd voor verhoor. De ophouding is geëindigd om 11:15 uur.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen de ophouding.
De rechtbank heeft het beroep op 15 augustus 2022 op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij de Algerijnse nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [2000] .
Rechtmatigheid van de ophouding
2. Eiser voert aan dat verweerder hem ten onrechte heeft opgehouden, omdat het aan verweerder zelf te wijten is dat hij zich niet kon legitimeren. Eiser heeft zich gewend tot het aanmeldcentrum in Ter Apel. Vanwege de drukte kon hij zich toen niet aanmelden, waardoor hij ook geen verblijfsdocument heeft ontvangen. Inmiddels heeft hij opvang in Assendelft. Volgens eiser komt het voor verweerders risico dat hij niet beschikte over relevante documentatie omtrent zijn verblijf in Nederland.
3. De rechtbank oordeelt dat verweerder eiser terecht op grond van artikel 50, tweede lid, van de Vw heeft opgehouden. De hierin geregelde ophouding heeft tot doel om nader onderzoek te doen naar de identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie van de
desbetreffende vreemdeling, indien dit niet meteen is vast te stellen.1 Bij zijn ophouding was het een feit dat eiser geen identificerende documenten bij zich had. Zijn verklaring over de toedracht van deze situatie diende door verweerder te worden geverifieerd. Juist daarvoor geldt de bevoegdheid tot ophouding. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Duur van de ophouding
4. Subsidiair voert eiser aan dat de ophouding eerder beëindigd had moeten worden. Om 09:35 uur was namelijk op basis van de gegevens uit Eurodac al duidelijk wie eiser was en dat zijn verklaring dat hij geen gelegenheid had gehad om asiel aan te vragen correct was. Hij had daarom op dat moment al vrijgelaten moeten worden.
5. De rechtbank oordeelt dat verweerder de ophouding niet eerder hoefde te beëindigen. Uit vaste rechtspraak volgt dat artikel 50, derde lid, van de Vw niet uitsluit dat tijdens de ophouding verweerder wat betreft de identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie van een vreemdeling nog de nodige verificatiewerkzaamheden verricht en aanvullende gegevens van die vreemdeling verzamelt, terwijl hij voorts voorbereidingen kan treffen voor een mogelijke inbewaringstelling.2 De rechtbank acht deze redenering ook van toepassing op artikel 50, tweede lid, van de Vw. Dit zeker gezien het feit dat dit lid van toepassing is op vreemdelingen van wie de identiteit én de verblijfsrechtelijke positie onbekend is. Nadat verweerder om 09:35 uur op de hoogte was van het feit dat eiser in Eurodac geregistreerd stond, is het dus niet ondenkbaar dat verweerder nog enige tijd nodig had voor verificatiewerkzaamheden en het verzamelen van aanvullende gegevens omtrent het rechtmatig verblijf van eiser in Nederland. Dat dit tot 11:15 uur heeft geduurd, is niet onaanvaardbaar lang. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Bazaz, griffier.
1. Zie o.m. de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 5 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3474, r.o. 5.2.
2 Zie o.m. de uitspraak van de ABRvS van 19 maart 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1105, r.o. 1.4.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
18 augustus 2022

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.