In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 december 2022 uitspraak gedaan in een kort geding waarin [eiser] vorderde om de afgifte van een Chevrolet Corvette C2, die hij in 2018 had gekocht. De auto was in 2019 door een derde, [A], verduisterd en later door [A] verkocht aan [B]. [gedaagde] heeft de auto vervolgens van [B] gekocht. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat [eiser] niet kan bewijzen dat [B] niet bevoegd was om de auto te verkopen, en dat [gedaagde] zich kan beroepen op de bescherming van artikel 3:86 lid 1 BW, omdat hij te goeder trouw was bij de aankoop van de auto. De vordering van [eiser] is afgewezen, omdat de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van diefstal, maar van verduistering, en dat [gedaagde] dus beschermd is tegen de vordering van [eiser]. [eiser] is veroordeeld in de proceskosten.