ECLI:NL:RBDHA:2022:14463

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 oktober 2022
Publicatiedatum
5 januari 2023
Zaaknummer
C/09/625064 / HA ZA 22-156
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheids- en vrijwaringsincident in merkenrechtelijke geschil tussen Hauschild GmbH & Co. KG en FlackTek Inc.

In deze zaak, die zich afspeelt in de Rechtbank Den Haag, betreft het een merkenrechtelijk geschil tussen de rechtspersoon Hauschild GmbH & Co. KG, gevestigd in Duitsland, en FlackTek Inc., gevestigd in de Verenigde Staten. De zaak is ontstaan uit een vordering van Hauschild tegen FlackTek en een derde partij, handelend onder de naam [Handelsnaam gedaagde sub 2], met betrekking tot vermeende inbreuken op merkrechten en handelsnaamrechten. Hauschild stelt dat FlackTek en [Handelsnaam gedaagde sub 2] inbreuk maken op haar merkrechten door producten onder de naam SPEEDMIXER te verkopen, terwijl Hauschild deze naam als merk heeft geregistreerd. De rechtbank heeft zich in het bevoegdheidsincident bevoegd verklaard om kennis te nemen van de vorderingen tegen FlackTek voor zover deze betrekking hebben op handelingen in Nederland, maar heeft zich onbevoegd verklaard voor handelingen buiten Nederland. In het vrijwaringsincident heeft de rechtbank [Handelsnaam gedaagde sub 2] toegestaan om FlackTek in vrijwaring op te roepen, omdat er een rechtsverhouding bestaat die FlackTek verplicht om de gevolgen van een eventuele veroordeling in de hoofdzaak te dragen. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De zaak zal verder worden behandeld in de hoofdzaak, waarbij de rechtbank een datum heeft bepaald voor de conclusies van antwoord.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/625064 / HA ZA 22-156
Vonnis in de incidenten van 19 oktober 2022
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
HAUSCHILD GMBH & CO. KG,
te Hamm, Duitsland,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het bevoegdheidsincident,
verweerster in het vrijwaringsincident,
advocaat mr. G.S.P. Vos te Amsterdam,
tegen
1. de rechtspersoon naar buitenlands recht
FLACKTEK INC.,
te Landrum, Verenigde Staten van Amerika,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het bevoegdheidsincident,
advocaat mr. A. Ringnalda te Amsterdam,

2 [gedaagde sub 2] , handelend onder de naam [Handelsnaam gedaagde sub 2] ,

te [plaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het vrijwaringsincident,
advocaat mr. K. Meijer te Alkmaar.
Partijen zullen hierna Hauschild, FlackTek en [Handelsnaam gedaagde sub 2] genoemd worden. De zaak wordt voor Hauschild inhoudelijk behandeld door mr. Vos voornoemd en mr. M.T.C. van Beusekom, advocaat te Amsterdam, voor FlackTek door mr. Ringnalda voornoemd en mr. S.A. Klos, advocaat te Amsterdam en voor [Handelsnaam gedaagde sub 2] door mr. Meijer voornoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 12 november 2021, met producties EP01 tot en met EP28;
  • de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid van FlackTek;
  • de incidentele conclusie tot vrijwaring ex artikel 210 Rv
- de conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident, met producties EP29 tot en met EP31, tevens houdende conclusie van antwoord in het vrijwaringsincident, met producties EP32 tot en met EP34.
1.2.
Vonnis in de incidenten is nader bepaald op heden.

2.Het geschil in de hoofdzaak

2.1.
Hauschild vordert in de hoofdzaak - samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar te verklaren bij voorraad:
1. FlackTek en [Handelsnaam gedaagde sub 2] zal gebieden iedere inbreuk op de Hauschild merken (nader gedefinieerd in de dagvaarding in punt 17) in de gehele Europese Unie te staken en gestaakt te houden;
2. FlackTek en [Handelsnaam gedaagde sub 2] zal gebieden iedere inbreuk op de aan Hauschild toekomende handelsnaamrechten op de handelsnaam SPEEDMIXER te staken en gestaakt te houden;
3. [Handelsnaam gedaagde sub 2] zal gebieden iedere oneerlijke handelspraktijk, waaronder in ieder geval de oneerlijke handelspraktijken die in de dagvaarding staan beschreven, te staken en gestaakt te houden;
een en ander met nevenvorderingen (opgave, vernietiging voorraad, mededeling), op straffe van een dwangsom en met veroordeling van FlackTek en [Handelsnaam gedaagde sub 2] in de volledige proceskosten ex artikel 1019h Rv.
2.2.
Ter onderbouwing van haar vordering in 2.1 onder 1 en 2 (en de daaraan gerelateerde nevenvorderingen) stelt Hauschild – samengevat – dat zij een producent is van industriële laboratorium centrifuges. In 1998 heeft Hauschild een overeenkomst gesloten met FlackTek, waarna FlackTek jarenlang namens Hauschild in de Verenigde Staten bladloze mixers afkomstig van en geproduceerd door Hauschild onder het merk SPEEDMIXER heeft verhandeld. Voor de distributie in Europa werkte FlackTek samen met onder meer [Handelsnaam gedaagde sub 2] (dat aanvankelijk onder een andere naam door de vader van gedaagde [A] werd gedreven). [Handelsnaam gedaagde sub 2] verzorgde de distributie in de Benelux. In 2019 hebben Hauschild en FlackTek zonder succes onderhandeld over een nieuwe distributieovereenkomst, waarna de bestaande overeenkomst in mei 2020 wederzijds is opgezegd. Op respectievelijk 22 augustus 2019, 3 september 2019 en 10 februari 2021 zijn drie Uniemerken (één Uniewoordmerk en twee Uniewoord-/beeldmerken) op naam van Hauschild geregistreerd. Na beëindiging van de overeenkomst is FlackTek zelf bladloze mixers gaan produceren, die zij verhandelt onder het merk SPEEDMIXER, aldus Hauschild. Daarnaast gebruikt FlackTek volgens Hauschild het merk SPEEDMIXER als handelsnaam. In juni 2019 heeft Hauschild contact opgenomen met [Handelsnaam gedaagde sub 2] met het voorstel om de producten van Hauschild te blijven verhandelen. [Handelsnaam gedaagde sub 2] heeft dit aanbod afgewezen en is de producten van FlackTek onder het merk SPEEDMIXER gaan verhandelen. Ook [Handelsnaam gedaagde sub 2] gebruikt het merk SPEEDMIXER in zijn handelsnaam. Door gebruik van het merk SPEEDMIXER als merknaam en als handelsnaam maken FlackTek en [Handelsnaam gedaagde sub 2] inbreuk op de exclusieve merkrechten en handelsnaamrechten van Hauschild, aldus nog steeds Hauschild.
2.3.
Aan haar vordering in 2.1 onder 3 (en de daaraan gerelateerde nevenvorderingen) legt Hauschild ten grondslag – verkort weergegeven – dat [Handelsnaam gedaagde sub 2] afnemers waaraan hij producten van Hauschild verkocht, benadert om producten van het merk SPEEDMIXER te verkopen zonder dat hij deze klanten informeert dat de producten inmiddels van FlackTek afkomstig zijn. Daarmee is sprake van oneerlijke handelspraktijken in de zin van artikel 6:194 lid 2 BW [2] , nu [Handelsnaam gedaagde sub 2] informatie over de identiteit van de handelaar namens wie hij optreedt, heeft verzwegen.

3.Het geschil in het bevoegdheidsincident

3.1.
FlackTek vordert – verkort weergegeven – primair dat de rechtbank zich onbevoegd zal verklaren van de vorderingen tegen haar in de hoofdzaak kennis te nemen en subsidiair dat de rechtbank zich onbevoegd zal verklaren kennis te nemen van de vorderingen tegen FlackTek voor handelen van FlackTek buiten Nederland, althans buiten de Benelux, primair en subsidiair met veroordeling van Hauschild in de volledige proceskosten ex artikel 1019h Rv.
3.2.
Ter onderbouwing van haar incidentele vordering stelt FlackTek dat voor de vorderingen tegen haar in de hoofdzaak die zijn gebaseerd op de beweerdelijke inbreuk op Uniemerkrechten van Hauschild, bevoegdheid, anders dan Hauschild in de dagvaarding stelt, niet ontleend kan worden aan artikel 7 lid 1 Rv. De UMVo kent een eigen regeling voor internationale bevoegdheid in artikel 125 UMVo. Daarnaast maakt de UMVo een beperkt aantal uitzonderingen op het beginsel dat de bevoegdheidsregeling van artikel 125 UMVo voorgaat als lex specialis op andere bevoegdheidsregels. Artikel 122 UMVo bepaalt daartoe dat regels van de Brussel I bis-Vo [3] gedeeltelijk van toepassing zijn op procedures over inbreuken op Uniemerkrechten. Nu de UMVo niet verwijst naar internationale bevoegdheidsregels uit het nationale recht van de lidstaten, staat de UMVo niet toe dat deze bevoegdheidsregels worden toegepast in aanvulling op de lex specialis in de UMVo, aldus FlackTek.
3.3.
FlackTek heeft voorts – onder meer – aangevoerd dat de Nederlandse rechter ook geen bevoegdheid kan ontlenen aan artikel 125 lid 5 UMVo, waarin is geregeld dat de rechterlijke instantie van de lidstaat waar de inbreuk heeft plaatsgevonden (of dreigt plaats te vinden), bevoegd is. Op basis van de stellingen in de hoofdzaak van Hauschild kan volgens FlackTek niet worden aangenomen dat zij (dreigende) Uniemerkinbreuk maakt in Nederland.
3.4.
Voor wat betreft de vorderingen van Hauschild in de hoofdzaak die gegrond zijn op beweerdelijke inbreuk van FlackTek op handelsnaamrechten voert Hauschild, samengevat weergegeven en voor zover van belang, aan dat internationale bevoegdheid van de rechtbank niet gebaseerd kan worden op artikel 7 lid 1 Rv omdat geen sprake is van samenhang met de handelsnaamrechtelijke vorderingen tegen [Handelsnaam gedaagde sub 2] . FlackTek en [Handelsnaam gedaagde sub 2] drijven geen gezamenlijke onderneming onder één gedeelde handelsnaam. Zij gebruiken evenmin voor verschillende onderneming één en dezelfde handelsnaam. De ondernemingen zijn onafhankelijk van elkaar en presenteren zich naar het publiek onder hun eigen handelsnaam, aldus FlackTek. De rechtbank kan bevoegdheid evenmin ontlenen aan artikel 6 aanhef en onder e Rv. omdat volgens FlackTek uit de stellingen van Hauschild niet blijkt dat FlackTek in Nederland een handelsnaam gebruikt.
3.5.
Hauschild voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in het bevoegdheidsincident

Ten aanzien van de (neven)vorderingen in de hoofdzaak gegrond op vermeende inbreuk op Uniemerkrechten van Hauschild

4.1.
Nu in artikel 122 lid 2 onder a) UMVo de toepasselijkheid van de commune bevoegdheidsregels is uitgesloten omdat art. 6 Brussel I bis expliciet is uitgesloten, kan bevoegdheid niet worden gegrond op artikel 7 lid 1 Rv. Partijen zijn het er niet over eens of bevoegdheid op grond van artikel 125 lid 5 UMVo kan worden aangenomen. Dat is volgens de rechtbank het geval; daartoe is het volgende redengevend.
4.2.
In dat artikel-lid is bepaald dat een inbreukprocedure ook kan worden ingesteld bij de rechter van ‘de lidstaat waar de inbreuk heeft plaatsgevonden of dreigt plaats te vinden’. Dit begrip moet autonoom worden uitgelegd en wel zo dat deze bepaling (anders dan het geval is bij artikel 7 lid 2 Brussel I bis-Vo) alleen bevoegdheid verschaft voor de rechter van het ‘Handlungsort’, dat wil zeggen de lidstaat waar de gedaagde partij (in dit geval FlackTek) met een actieve gedraging de vermeende inbreuk heeft gemaakt of dreigt te maken. [4]
4.3.
Wanneer de verweten handelingen zien op elektronisch handelen (bijvoorbeeld via een website), is van belang dat ‘inbreuk’ in de zin van artikel 125 lid 5 UMVo moet worden opgevat als een verwijzing naar de in artikel 9 (lid 2 en 3) UMVo bedoelde handelingen. Als deze handelingen bestaan uit het op een website opnemen van advertenties en verkoopaanbiedingen, is door het Hof van Justitie beslist dat deze handelingen worden geacht te zijn verricht op het grondgebied waar de consumenten of handelaren zich bevinden tot wie deze advertenties en verkoopaanbiedingen zijn gericht. [5]
4.4.
Bij de beoordeling van de rechtsmacht is verder van belang dat de rechter dit onderzoek moet doen aan de hand van alle te zijner beschikking staande gegevens, waaronder in voorkomend geval de betwistingen van de verwerende partij. Daarvoor geldt echter een beperkte toetsing in die zin dat in dit kader geen uitgebreide bewijsprocedure hoeft te worden gevoerd met betrekking tot betwiste feiten die zowel voor de bevoegdheidsvraag als voor het bestaan van het ingeroepen vorderingsrecht relevant zijn. [6] Die is pas aan de orde – als de rechtbank bevoegd is – bij de daadwerkelijke beoordeling van het geschil in de hoofdzaak.
4.5.
De rechtbank is – met Hauschild – van oordeel dat FlackTek haar vermeend inbreukmakende handelingen onder andere richt op Nederland met haar internationale website speedmixer.com en speedmixer.nl. Dat de Nederlandse domeinnaam speedmixer.nl, die doorlinkt naar de website speedmixer.com, niet door FlackTek is geregistreerd maar door [Handelsnaam gedaagde sub 2] , is in dit kader niet relevant. Niet de registratie maar het gebruik is bepalend. Nederlandse consumenten en handelaren die de website speedmixer.nl bezoeken, komen door de link direct terecht op de internationale website van FlackTek. Het enkele feit dat FlackTek zich presenteert via een website met een Nederlandse extensie, is reeds een aanwijzing dat zij zich mede op consumenten in Nederland richt. Op de website van FlackTek wordt voorts [Handelsnaam gedaagde sub 2] (‘ [gedaagde sub 2] ’) genoemd als een van de “Mixing experts” van FlackTek en op de persoonlijke pagina van [Handelsnaam gedaagde sub 2] op de website van FlackTek is opgenomen “ [gedaagde sub 2] handles the Benelux region”. Dat is een uitdrukkelijke uitnodiging van FlackTek aan onder andere Nederlandse consumenten en handelaren om voor aankoop van de op de website weergegeven speedmixer producten contact op te nemen met [Handelsnaam gedaagde sub 2] . Door Hauschild is daarmee voldoende gesteld om in het kader van bevoegdheid aan te nemen dat dit aanbod is gericht op Nederland en daarmee van (dreigende) inbreuk op de Uniemerken van Hauschild in Nederland.
4.6.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank bevoegdheid toekomt ten aanzien van de (neven)vorderingen in de hoofdzaak gegrond op Uniemerkrechten op de voet van artikel 125 lid 5 UMVo. Die bevoegdheid is beperkt tot Nederland. Daarmee ligt de primaire vordering in het bevoegdheidsincident voor afwijzing gereed en zal de subsidiaire vordering worden toegewezen voor wat betreft bevoegdheid voor vorderingen die betrekking hebben op handelen van FlackTek buiten Nederland.
Ten aanzien van de (neven)vorderingen in de hoofdzaak gegrond op vermeende inbreuk op handelsnaamrechten van Hauschild
4.7.
Voorop wordt gesteld dat voor wat betreft de vermeende inbreuk op handelsnaamrechten in beginsel de Brussel I bis-Vo de internationale bevoegdheid bepaalt. Uit artikel 6 lid 1 Brussel I bis-Vo volgt dat de bevoegdheid tegen FlackTek wordt beheerst door de Nederlandse commune regels voor internationale rechtsmacht, omdat FlackTek niet in een lidstaat van de Europese Unie gevestigd is.
4.8.
Hauschild grondt de bevoegdheid van de rechtbank op artikel 7 lid 1 Rv. Bevoegdheid ten aanzien van FlackTek kan op basis van dit artikellid worden aangenomen wanneer tussen de vorderingen tegen enerzijds [Handelsnaam gedaagde sub 2] en anderzijds FlackTek zodanige samenhang bestaat, dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen. Ook bij de beoordeling op basis van dit artikellid geldt het toetsingskader zoals vermeld in r.o.’s 4.3 en 4.4. [7]
4.9.
Hauschild heeft in de dagvaarding de volgende omstandigheden gesteld. Partijen hebben samengewerkt tot mei 2020, waarbij Hauschild de mixers in Duitsland heeft geproduceerd en FlackTek voor de verkoop en distributie onder de naam SpeedMixer zorgde, daarbij geflankeerd door [Handelsnaam gedaagde sub 2] voor de Benelux. Na beëindiging van de distributieovereenkomst tussen Hauschild en FlackTek, is FlackTek vergelijkbare mixers gaan produceren in de Verenigde Staten en heeft deze verkocht onder de (vermeend inbreukmakende merk- en handels-)naam SpeedMixer, wederom geflankeerd door [Handelsnaam gedaagde sub 2] voor verkoop in de Benelux. Zowel FlackTek als [Handelsnaam gedaagde sub 2] gebruikt daarbij onder meer de domeinnaam speedmixer.nl, waarop wordt verwezen naar [Handelsnaam gedaagde sub 2] als een van de “Mixing experts” van FlackTek. Hauschild heeft erop gewezen dat FlackTek op de website (met de Nederlandse domeinnaam speedmixer.nl dan wel de internationale domeinnaam speedmixer.com) wordt aangeduid als “FlackTek SpeedMixer” en dat op de website tevens de tekst “We are SpeedMixer” is opgenomen. Daarmee heeft Hauschild voldoende gesteld om aan te nemen dat sprake is van een zodanige verwevenheid van FlackTek en [Handelsnaam gedaagde sub 2] dat het doelmatig is om de vorderingen tegen hen gebaseerd op vermeende inbreuk op handelsnaamrechten gezamenlijk te behandelen. Tevens is in het kader van dit bevoegdheidsincident door Hauschild voldoende gesteld om aan te nemen dat FlackTek (en [Handelsnaam gedaagde sub 2] ) de aanduiding speedmixer mede als (vermeend inbreukmakende) handelsnaam in Nederland gebruikt. Voor zover FlackTek een en andere heeft betwist, leidt dit in het kader van de beperkte inhoudelijke beoordeling in dit incident, niet tot een ander oordeel.
4.10.
De rechtbank acht zich dan ook bevoegd om van de op handelsnaamrechten gebaseerde vorderingen van Hauschild jegens FlackTek, die beperkt zijn tot Nederland, kennis te nemen op de voet van artikel 7 lid 1 Rv. Dit onderdeel van het bevoegdheidsincident wordt afgewezen.
Proceskosten
4.11.
De rechtbank zal de proceskosten compenseren omdat partijen over en weer op niet ondergeschikte punten in het ongelijk zijn gesteld.

5.Het geschil in het vrijwaringsincident

5.1.
De rechtbank stelt ambtshalve vast dat zij (internationaal en relatief) bevoegd is om van de vorderingen tegen [Handelsnaam gedaagde sub 2] kennis te nemen voor zover daaraan de Uniemerken ten grondslag liggen, op grond van de artikelen 123 lid 1, 124 onder a en 125 lid 1 UMVo in combinatie met artikel 3 van de Uitvoeringswet EG-verordening inzake het Gemeenschapsmerk, nu deze gedaagde gevestigd is in Nederland. Voor zover aan die vorderingen inbreuk op een handelsnaam en onrechtmatig handelen ten grondslag is gelegd, is de rechtbank bevoegd reeds omdat [Handelsnaam gedaagde sub 2] is verschenen zonder die bevoegdheid te bestrijden.
5.2.
[Handelsnaam gedaagde sub 2] vordert dat hem wordt toegestaan FlackTek in vrijwaring op te roepen.
5.3.
[Handelsnaam gedaagde sub 2] stelt daartoe – samengevat – dat hij (eerst via het van zijn vader overgenomen bedrijf) jarenlang voor eigen rekening en risico distributeur is geweest van FlackTek voor de verkoop van snelle (bladloze centrifuge) mixers voor de gehele industrie. Tot de beëindiging van de samenwerking tussen Hauschild en FlackTek, heeft Hauschild deze mixers geproduceerd en na de beëindiging in 2020, heeft FlackTek deze mixers geproduceerd. Voor het geval [Handelsnaam gedaagde sub 2] met verkoop van de mixers inbreuk zou maken op merk- en handelsnaamrechten van Hauschild, dan wel zich schuldig zou maken aan oneerlijke handelspraktijken – wat [Handelsnaam gedaagde sub 2] betwist – is FlackTek gehouden [Handelsnaam gedaagde sub 2] te vrijwaren omdat [Handelsnaam gedaagde sub 2] van FlackTek bedongen heeft dat de mixers geen inbreuk maken op intellectuele eigendomsrechten van derden.
5.4.
Hauschild voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

6.De beoordeling in het vrijwaringsincident

6.1.
Voor de toewijsbaarheid van een vordering tot oproeping van een derde in vrijwaring is vereist dat tussen die derde en de partij die hem in vrijwaring wil oproepen een rechtsverhouding bestaat op grond waarvan de derde verplicht is de nadelige gevolgen van een veroordeling in de hoofdzaak geheel of gedeeltelijk te dragen, dit in een zoveel mogelijk tegelijkertijd met de hoofdzaak te behandelen vrijwaringszaak. Het bestaan van deze rechtsverhouding (regresvordering) moet daarbij voldoende gemotiveerd en concreet worden gesteld. Er is geen aanleiding om voor het oproepen in vrijwaring van een medegedaagde, zoals hier aan de orde, een andere maatstaf te hanteren.
6.2.
De rechtbank zal de vordering toewijzen nu aan het vereiste daartoe is voldaan. [Handelsnaam gedaagde sub 2] voert immers aan dat zij met FlackTek overeengekomen is dat FlackTek ervoor instaat dat de door haar geleverde mixers geen inbreuk maken op intellectuele eigendomsrechten van derden. Voor zover dat toch het geval blijkt te zijn, heeft FlackTek wanprestatie gepleegd en kan [Handelsnaam gedaagde sub 2] de schade die hij daardoor lijdt op FlackTek verhalen, althans de rechtbank begrijpt dat [Handelsnaam gedaagde sub 2] dat bedoelt te stellen. Volgens [Handelsnaam gedaagde sub 2] heeft FlackTek inmiddels mondeling toegezegd haar verantwoordelijkheid te zullen nemen, voor zover dat aan de orde zal zijn, maar dit geeft [Handelsnaam gedaagde sub 2] onvoldoende zekerheid. Op grond van deze stellingen valt niet uit te sluiten dat [Handelsnaam gedaagde sub 2] , indien de beslissing in de hoofdzaak voor hem nadelig zal uitvallen, uit hoofde van de door FlackTek gedane toezegging, verhaal heeft op FlackTek. Dat geldt ook voor de vorderingen tegen [Handelsnaam gedaagde sub 2] die gegrond zijn op oneerlijke handelspraktijken. [Handelsnaam gedaagde sub 2] heeft niet heel uitgebreid gesteld op basis waarvan FlackTek hem zou moeten vrijwaren voor wat betreft deze vorderingen, maar niet valt uit te sluiten dat de onderlinge (contractuele) verhouding FlackTek daartoe mogelijk verplicht, zodat [Handelsnaam gedaagde sub 2] FlackTek ook hiervoor in vrijwaring mag oproepen.
6.3.
De rechtbank kan het betoog van Hauschild dat gedaagden de voortgang van de zaak hebben vertraagd door zich aanvankelijk niet te stellen, terwijl in ieder geval [Handelsnaam gedaagde sub 2] op de hoogte was van de dagvaarding, en vervolgens incidenten op te werpen, volgen. Echter, het verweer van Hauschild dat dit ertoe leidt dat de gevorderde vrijwaring daarom moet worden afgewezen omdat dit tot (onnodige) verdere vertraging van de hoofdzaak zal leiden, slaagt niet. De vrijwaringszaak is een aparte zaak, waarvoor in het algemeen geldt dat het praktisch en efficiënt is om deze zoveel mogelijk bij de hoofdzaak te houden, maar waarbij in voorkomende gevallen, waaronder onaanvaardbare vertraging van de hoofdzaak, de verschillende procedures ieder hun eigen verloop kunnen hebben.
6.4.
De rechtbank is met Hauschild van oordeel dat de gebruikelijke dagvaardingstermijn van drie maanden in het onderhavige geval niet nodig is. De ratio van de in het Haags Betekeningsverdrag bepaalde termijn van drie maanden is immers om te voorkomen dat een partij in rechte wordt betrokken zonder dat zij het weet. In dit geval doen zich de bijzondere omstandigheden voor dat (i) de in vrijwaring te dagvaarden partij FlackTek tevens medegedaagde is in de hoofdzaak, waarin zij ook is verschenen; (ii) FlackTek op de hoogte is van de vrijwaringsvordering van [Handelsnaam gedaagde sub 2] ; (iii) FlackTek met het onderhavige vonnis, dat ook wordt gewezen in het door haar opgeworpen bevoegdheidsincident, op de hoogte is van het feit dat de vordering tot vrijwaring wordt toegewezen en (iv) FlackTek volgens [Handelsnaam gedaagde sub 2] aan haar mondeling heeft toegezegd haar verantwoordelijkheid te zullen nemen. Nu het uit het oogpunt van proceseconomie gewenst is om de zaken zoveel mogelijk tegelijk te behandelen, zal de rechtbank in dit geval de dagvaardingstermijn op zes weken stellen.
6.5.
De vordering in het incident wordt toegewezen. Hauschild, die zich niet heeft gerefereerd, wordt als overwegend in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [Handelsnaam gedaagde sub 2] op de voet van de Indicatietarieven in IE-zaken, worden begroot op € 1.000 (eenvoudig incident) .

7.Het verdere verloop in de hoofdzaak

7.1.
Hauschild betoogt dat [Handelsnaam gedaagde sub 2] in de hoofdzaak het recht heeft verspeeld een conclusie van antwoord te nemen, aangezien hij in de incidentele conclusie in het vrijwaringsincident inhoudelijk heeft betwist dat sprake is van merk- en/of handelsnaamrechtinbreuk dan wel van oneerlijke handelspraktijken van zijn kant. Daarmee heeft hij een verkapte conclusie van antwoord in de hoofdzaak genomen, aldus Hauschild.
7.2.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Het feit dat [Handelsnaam gedaagde sub 2] uitgebreider dan nodig in het vrijwaringsincident heeft betoogd dat de vorderingen in de hoofdzaak geen stand kunnen houden, brengt niet mee dat daarmee al is geantwoord in de hoofdzaak.
7.3.
Nu de partij die wordt opgeroepen in de vrijwaringsprocedure al partij is in de hoofdzaak, ziet de rechtbank geen aanleiding om de hoofdzaak langer aan te houden en wordt een datum bepaald voor het nemen van de conclusies van antwoord. Zoals reeds overwogen, is FlackTek immers bekend met het feit dat zij in vrijwaring wordt opgeroepen en kan zij als mede-gedaagde desgewenst haar belangen als in vrijwaring op te roepen partij behartigen in de (conclusie van antwoord in de) hoofdzaak. In de hoofdzaak zal de procedure daartoe naar de rol worden verwezen.

8.De beslissing

De rechtbank
in het bevoegdheidsincident (in de zaak tegen FlackTek)
8.1.
verklaart zich bevoegd kennis te nemen van de vorderingen tegen FlackTek voor zover die betrekking hebben op enig handelen van FlackTek in Nederland;
8.2.
verklaart zich voor het overige onbevoegd om van de vorderingen tegen FlackTek kennis te nemen;
8.3.
compenseert de proceskosten in de zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
8.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in het vrijwaringsincident (in de zaak tegen [Handelsnaam gedaagde sub 2] )
8.5.
staat [Handelsnaam gedaagde sub 2] toe FlackTek in vrijwaring te dagvaarden tegen de terechtzitting van
30 november 2022;
8.6.
veroordeelt Hauschild in de proceskosten, aan de zijde van [Handelsnaam gedaagde sub 2] tot op heden begroot op € 1.000;
8.7.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad
in de hoofdzaak
8.8.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van woensdag
30 november 2022voor conclusie van antwoord van de zijde van FlackTek en [Handelsnaam gedaagde sub 2] .
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Kokke en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2022.

Voetnoten

1.Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
2.Burgerlijk Wetboek
3.Verordening (EU) 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken
4.HvJ 5 juni 2014, C-360/12, ECLI:EU:C:2014:1318 (Coty/First Note)
5.Vergelijk HvJ 5 september 2019, C-172/18, ECLI:EU:C:2019:674 (AMS / Neve), r.o. 47 en 54
6.HvJ 28 januari 2015, zaak C-375/13, ECLI:EU:C:2015:37 (Kolassa / Barclays Bank), punt 61 e.v en HvJ 16 juni 2016, ECLI:EU:C:2016:449 (Universal Music / Schilling e.a.), punten 44-46
7.Zie HR 29 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:443, r.o. 4.1.4 en 4.1.5 onder verwijzing naar HvJ 28 januari 2015, Kolassa/Barclays Bank, zie vorige voetnoot.