In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 10 november 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de aanvraag van een Marokkaanse eiser werd afgewezen. De eiser had op 27 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 13 september 2022 afgewezen als kennelijk ongegrond. De staatssecretaris stelde dat Marokko als een 'veilig land van herkomst' wordt aangemerkt en dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij persoonlijk gevaar liep bij terugkeer naar Marokko.
De rechtbank heeft de argumenten van de eiser beoordeeld, waaronder zijn claim dat hij was vertrokken uit Marokko vanwege sociale problemen en gebrek aan toekomstperspectief. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had vastgesteld dat Marokko in het algemeen als veilig kan worden beschouwd, en dat de eiser niet had aangetoond dat hij persoonlijk risico liep. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die de aanwijzing van Marokko als veilig land van herkomst had bevestigd.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de asielaanvraag van de eiser terecht had afgewezen en dat de opgelegde maatregelen, waaronder een inreisverbod van twee jaar, rechtmatig waren. De uitspraak werd gedaan door mr. S.J. Vogels, in aanwezigheid van griffier J.B.J.C.L. Caelers - Sijbers. De uitspraak is openbaar gemaakt op 10 november 2022.