ECLI:NL:RBDHA:2022:14449
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en verantwoordelijkheidskwesties onder de Dublinverordening met betrekking tot Bulgarije
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 25 oktober 2022 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die de Afghaanse nationaliteit heeft. Eiser had op 19 maart 2022 een verzoek om internationale bescherming ingediend, maar zijn aanvraag werd niet in behandeling genomen omdat Bulgarije verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van zijn asielverzoek. De rechtbank oordeelde dat de meerderjarigheid van eiser kon worden aangenomen, ondanks zijn claim dat hij minderjarig was. Eiser had eerder in Bulgarije een asielverzoek ingediend, en de rechtbank stelde vast dat Bulgarije niet adequaat reageerde op het verzoek om terugname door Nederland, waardoor de verantwoordelijkheid van Bulgarije voor de behandeling van de aanvraag vaststond.
De rechtbank onderzocht ook de vraag of het interstatelijk vertrouwensbeginsel nog van toepassing was, gezien de situatie in Bulgarije, waar pushbacks plaatsvinden. De rechtbank volgde eerdere uitspraken die aantoonden dat de asielprocedure in Bulgarije gebrekkig was, en oordeelde dat er concrete aanwijzingen waren dat Bulgarije niet aan zijn internationale verplichtingen zou voldoen. De rechtbank concludeerde dat verweerder nader onderzoek moest doen naar de feitelijke situatie van Dublinclaimanten na overdracht aan Bulgarije, voordat hij kon stellen dat er geen risico bestond voor eiser.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 2.277,- werden vastgesteld. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak aangegeven.