ECLI:NL:RBDHA:2022:14433

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juni 2022
Publicatiedatum
4 januari 2023
Zaaknummer
NL22.8617
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buiten behandelingstelling van asielaanvraag wegens onvolledigheid en motiveringsgebrek

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 juni 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Nigeriaanse man, een opvolgende asielaanvraag heeft ingediend. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid buiten behandeling gesteld omdat deze niet volledig was ingevuld. Eiser had verklaard dat hij problemen ondervond door de moord op zijn vader en dat hij gedwongen had gewerkt als prostituee, wat hem bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico op schade zou opleveren. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 30 mei 2022, waarbij zowel eiser als verweerder zich lieten vertegenwoordigen door gemachtigden.

De rechtbank overwoog dat de aanvraag summier was ingevuld, maar dat er voldoende informatie was om de aanvraag inhoudelijk te behandelen. De rechtbank stelde vast dat verweerder niet adequaat had gereageerd op de nieuwe informatie die eiser had ingediend, en dat er sprake was van een motiveringsgebrek. De rechtbank concludeerde dat verweerder de aanvraag niet zonder meer buiten behandeling had mogen stellen en dat de verzoeken om aanvullende informatie niet voldoende waren gemotiveerd.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat de aanvraag terecht buiten behandeling was gesteld, maar dat de motivering van verweerder tekortschietend was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.518,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.8617

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. E. Derksen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: H.J. Metselaar).

ProcesverloopBij besluit van 12 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd buiten behandeling gesteld.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL22.8618, op 30 mei 2022 op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Inleiding
Eiser is geboren op [geboortedatum] 1988 en heeft de Nigeriaanse nationaliteit.
Eiser heeft op 12 juli 2018 zijn eerste asielaanvraag ingediend in Nederland. Die aanvraag is kennelijk ongegrond verklaard omdat – kort weergegeven – verweerder niet geloofwaardig acht dat eiser problemen heeft ondervonden in verband met de dood van zijn vader en oom. Ook vindt verweerder het niet geloofwaardig dat eiser bij terugkeer problemen zal ondervinden met mensensmokkelaars. Het beroep dat eiser tegen dit besluit heeft ingesteld is bij uitspraak van rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen van 20 december 2019 ongegrond verklaard. [1] Deze procedure staat in rechte vast.
3. Op 26 april 2022 heeft eiser een opvolgend asielaanvraag ingediend en in dat kader het formulier M35-O ingevuld. Eiser heeft verklaard dat hij problemen heeft met zijn familie als gevolg van de moord op zijn vader. Ter onderbouwing hiervan verwijst eiser naar nieuwe landeninformatie neergelegd in het Algemeen ambtsbericht Nigeria van maart 2021 waaruit blijkt dat de politie niet in staat is haar basistaken uit te voeren. Dit leidt tot gebrekkige ordehandhaving en bescherming van burgers tegen geweld. Daarnaast verklaart eiser dat hij gedwongen heeft gewerkt als prostituee en bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade. Eiser verwijst hiervoor naar landeninformatie vervat in EASO-richtlijnen van 19 oktober 2021. Verder heeft eiser een kopie van zijn paspoort overgelegd.

Het bestreden besluit

4. Verweerder heeft de aanvraag buiten behandeling gesteld en zich op het standpunt gesteld dat de aanvraag niet volledig is ingevuld. Verweerder heeft in het voornemen aan eiser verzocht om het originele paspoort te overleggen en het formulier M35-O duidelijk en volledig in te vullen. Volgens verweerder heeft eiser dit nagelaten. Bij het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiser geen reden heeft gegeven waarom hij een opvolgende aanvraag indient. Ook stelt verweerder dat de persoonsgegevens van eiser niet aangepast kunnen worden zolang het originele paspoort niet is overgelegd.
Gronden beroep
5. Eiser voert aan dat hij zijn originele paspoort niet kan overleggen omdat hij deze onder meer nodig heeft om zich te kunnen identificeren. Volgens eiser volgt uit de arresten van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) [2] dat ook kopie documenten moeten worden betrokken en beoordeeld als een vreemdeling stelt te vrezen voor schending van artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM). Het weigeren van documenten die niet geauthentiseerd zijn is een formalistische aanpak. Ook volgt volgens eiser uit het arrest LH [3] dat bij een opvolgende aanvraag waarvan een document niet is geauthentiseerd, de aanvraag niet niet-ontvankelijk mag worden verklaard zonder te onderzoeken of dit document een nieuw element vormt en of de kans groter maakt dat de vreemdeling in aanmerking komt voor internationale bescherming.
6. Eiser voert verder aan dat uit de inhoud van het voornemen niet blijkt welke andere informatie voor verweerder niet duidelijk of onvolledig is. Dit terwijl duidelijk is dat eiser zich beroept op het feit dat hij gedwongen in de mannelijke prostitutie heeft gewerkt en dat hij gezien de nieuwe stukken die hij heeft overgelegd, dan wel waarnaar hij heeft verwezen, daardoor bij terugkeer een reëel risico zal lopen op schade. Uit die stukken blijkt namelijk dat de autoriteiten hem niet kunnen beschermen en dat er voor LHBTI-ers in Nigeria geen vestigingsalternatief aanwezig is. Verweerder was er reeds mee bekend dat hij gedwongen in de prostitutie heeft gewerkt. Daarover heeft hij verklaard in het nader gehoor van 28 januari 2019 in het kader van zijn eerste asielaanvraag.
Juridisch kader
7. Op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder a van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) kan verweerder een asielaanvraag buiten behandeling stellen als de vreemdeling heeft nagelaten te antwoorden op verzoeken om informatie die van wezenlijk belang is voor zijn aanvraag.
8. Op grond van artikel 3.45b van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (VV) kan verweerder de aanvraag buiten behandeling stellen nadat de vreemdeling twee keer heeft nagelaten te antwoorden op verzoeken om informatie te verschaffen over de elementen ter staving van zijn aanvraag, bedoeld in artikel 31, tweede en derde lid van de Vw.
9. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 februari 2019 (ABRvS) [4] volgt dat verweerder, na het verzoek om informatie te verstrekken zoals dit is opgenomen in het formulier M35-O, nogmaals moet verzoeken om informatie, als de verstrekte informatie onvoldoende is om een asielaanvraag inhoudelijk te behandelen. Het formulier M35-O kwalificeert als het eerste verzoek om informatie. Het voornemen tot buitenbehandelingstelling van de aanvraag, met daarin nog een keer het verzoek om informatie te verstrekken, kwalificeert als het tweede verzoek om informatie.
Heeft verweerder de aanvraag buiten behandeling mogen stellen?
10. De rechtbank overweegt dat de aanvraag van eiser weliswaar summier is ingevuld, maar dat uit de aanvraag voldoende blijkt waarom hij een nieuwe asielaanvraag indient. Eiser heeft namelijk gesteld dat hij gedwongen heeft gewerkt als mannelijke prostitutie en hij gezien de nieuwe landeninformatie in de EASO-richtlijnen niet naar Nigeria kan terugkeren omdat de autoriteiten hem daar niet kunnen beschermen en er voor LHBTI-ers in Nigeria geen vestigingsalternatief aanwezig is. De rechtbank overweegt verder dat uit het bestreden besluit niet blijkt dat verweerder is ingegaan op deze informatie en dat verweerder niet heeft gemotiveerd waarom de nieuwe stukken waar eiser in dat kader naar verwijst onvoldoende zijn om de aanvraag in behandeling te nemen. Er is daarom sprake van een motiveringsgebrek.
11. De rechtbank is echter van mening dat verweerder ter zitting alsnog voldoende heeft toegelicht waarom hetgeen eiser heeft ingebracht onvoldoende is om zijn asielaanvraag in behandeling te nemen. De rechtbank zal dit hieronder verder bespreken.
11. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat eiser met het voorgaande niet heeft duidelijk gemaakt waarom de nieuwe informatie op hem van toepassing is. In de vorige procedure is de stelling van eiser aan de orde gekomen dat hij problemen had met mensensmokkelaars en door hen gedwongen in de mannelijke prostitutie heeft gewerkt. De door eiser gestelde problemen met de mensensmokkelaars zijn echter niet geloofwaardig bevonden. Eiser heeft hiervoor geen nadere onderbouwing aangeleverd. Niet duidelijk is derhalve volgens verweerder waarom de nieuwe informatie die alleen betrekking heeft op het verkrijgen van bescherming van de autoriteiten en de politie op hem van toepassing is. De stelling van eiser ter zitting dat zijn huidige beroep op een toegedichte seksuele oriëntatie losstaat van de vrees voor de mensensmokkelaars maakt dit volgens verweerder niet anders. De rechtbank volgt verweerder in voornoemd standpunt. In het voornemen bij de eerste asielaanvraag van eiser blijkt dat de omstandigheid dat eiser heeft gewerkt in de prostitutie door verweerder bij de beoordeling is betrokken. De rechtbank is daarom van oordeel dat van eiser verwacht had mogen worden dat hij beter uit zou leggen waarom zijn aanvraag desalniettemin opnieuw moet worden beoordeeld en dat er sprake is van omstandigheden die daadwerkelijk anders zijn en/of nieuw zijn dan bij zijn vorige asielaanvraag.
11. Voor zover eiser (zoals hij ter zitting heeft gesteld) ook bedoeld heeft aan te voeren dat voor verweerder duidelijk was dat eiser problemen had in verband met het overlijden van zijn vader en oom en dat hij gezien de nieuwe stukken bij terugkeer een reële kans op schade loopt, volgt de rechtbank eveneens het standpunt van verweerder ter zitting. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat eiser niet heeft verduidelijkt waarom de verwijzing naar de nieuwe informatie op hem van toepassing is. Volgens verweerder is een enkele verwijzing naar een gewijzigd beleid onvoldoende om een asielaanvraag in behandeling te nemen. Verweerder verwijst in dit kader naar de uitspraak van de ABRvS van 12 augustus 2020. [5] De rechtbank volgt dit standpunt van verweerder en overweegt dat eiser in beroep nog steeds niet heeft verduidelijkt waarom de landeninformatie in het Algemeen ambtsbericht Nigeria zou moeten leiden tot een andere kijk op de zaak. Dat de politie niet in staat is haar basistaken uit te voeren ten opzichte van burgers kan zo zijn, maar eiser maakt niet concreet of voldoende duidelijk waarom deze verwijzing op zijn situatie van toepassing is. De problemen met zijn familie vanwege de dood van zijn vader en oom zijn bovendien in de vorige procedure reeds betrokken en ongeloofwaardig bevonden. Eiser heeft niet inzichtelijk gemaakt welke omstandigheden maken dat dit nu anders is.
14. De stelling van de gemachtigde van eiser ter zitting dat de aanvraag niet is aangevuld omdat zij in de veronderstelling waren dat het ontbreken van informatie alleen zag op het paspoort, volgt de rechtbank niet. Uit het voornemen en het bestreden besluit blijkt duidelijk dat verweerder naast het paspoort ook heeft gevraagd om andere ontbrekende informatie aan te vullen.
14. Omdat verweerder ter zitting alsnog heeft gemotiveerd waarom de overgelegde documenten onvoldoende zijn om de aanvraag inhoudelijk te behandelen, zal de rechtbank dit motiveringsgebrek passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Heeft verweerder om het originele paspoort mogen vragen?
16. De rechtbank overweegt verder dat verweerder van eiser heeft kunnen vragen zijn originele paspoort te overleggen voor het inhoudelijk behandelen van de asielaanvraag. Uit vaste jurisprudentie van de ABRvS [6] volgt dat verweerder van eiser mag verlangen om alle relevante originele stukken te overleggen bij zijn aanvraag. Het beroep van eiser op de arresten van het EHRM geeft geen aanleiding voor een ander oordeel. Uit deze arresten volgt namelijk dat verweerder nieuwe (kopie) documenten niet zonder meer terzijde mag schuiven als deze het asielrelaas onderbouwen. Verweerder heeft de kopie van het paspoort van eiser in dit geval niet zonder meer terzijde geschoven, maar heeft gevraagd om het originele paspoort voor onderzoek aan te bieden nu eiser heeft verklaard daarover te beschikken. Ook het beroep van eiser op het arrest LH geeft geen aanleiding voor een ander oordeel. Dit arrest ziet op een andere situatie waarin verweerder de aanvraag niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat eiser niet-geauthentiseerde documenten heeft ingebracht. Daar is in dit geval geen sprake van; verweerder heeft de aanvraag immers buiten behandeling gesteld omdat eiser de ontbrekende gegevens niet heeft aangeleverd. De stelling van eiser dat hij zijn paspoort nodig heeft om zich te identificeren, om de naturalisatieaanvraag van zijn kinderen te voltooien en om de geboorteakten van zijn kinderen te corrigeren, doet aan het voorgaande niet af. Zoals verweerder ter zitting heeft toegelicht kan eiser tijdelijk een kopie van zijn paspoort bij zich kan dragen of bij verweerder het paspoort opvragen als dit nodig is.
Conclusie
17. De aanvraag is terecht buiten behandeling gesteld. Het beroep is ongegrond.
17. Vanwege het toepassen van artikel 6:22 van de Awb ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en een punt voor het verschijnen op zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
-
verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten voor een bedrag van 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Sari, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.NL19.18494.
2.Zie onder andere de arresten M.A. tegen België van 19 januari 2016 (nr. 19656/18), F.N. tegen Zweden van 18 december 2012 (nr. 28774/09), M.A. tegen Zwitserland van 18 november 2014
3.Arrest van 10 juni 2021 (ECLI:EU:C:2021:478).
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 19 september 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:3082) in samenhang gelezen met de uitspraak van 23 september 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:2285).