ECLI:NL:RBDHA:2022:14417

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 december 2022
Publicatiedatum
3 januari 2023
Zaaknummer
AWB - 21 _ 5106
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag dubbele kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) voor kind met ADHD

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vader, eiser, en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb), verweerder, over de afwijzing van een aanvraag voor dubbele kinderbijslag. Eiser had op 2 oktober 2020 dubbele kinderbijslag aangevraagd voor zijn kind [B], dat gediagnosticeerd was met ADHD. De aanvraag werd afgewezen op basis van een negatief advies van het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ). Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van de Svb. Tijdens de zitting op 6 december 2022 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de Svb zich liet vertegenwoordigen door een andere gemachtigde.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de zorgbehoefte van [B] en de criteria voor het toekennen van dubbele kinderbijslag. De rechtbank concludeert dat de Svb terecht heeft geoordeeld dat [B] niet voldoet aan de voorwaarden voor dubbele kinderbijslag, omdat het CIZ slechts één punt heeft toegekend voor de zorgbehoefte. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder de noodzaak van permanente begeleiding en de zorgbehoefte van [B], niet overtuigend geacht. De rechtbank heeft de aanvraag voor dubbele kinderbijslag afgewezen en het beroep ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/5106

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 december 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. Ö. Şahin)
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb), verweerder

(gemachtigde: J.Y. van den Berg).

Procesverloop

Bij besluit van 17 december 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor het ontvangen van dubbele kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) vanaf het vierde kwartaal van 2020 afgewezen.
Bij besluit van 8 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 december 2022.
Eiser is verschenen, vergezeld door [A] , partner van eiser, en bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1
Eiser is de vader van [B] (geboren [geboortedag] 2014). [B] is op 29 september 2020 gediagnosticeerd met ADHD. Eiser heeft op 2 oktober 2020 voor [B] dubbele kinderbijslag aangevraagd vanwege intensieve zorg vanaf het vierde kwartaal van 2020.
1.2
Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen, onder verwijzing naar een negatief advies van het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) van 9 december 2020.
1.3
Naar aanleiding van het door eiser gemaakte bezwaar heeft verweerder opnieuw advies ingewonnen bij het CIZ. Het CIZ heeft op 6 juli 2021 opnieuw een negatief advies uitgebracht.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat het CIZ aan de zorgbehoefte van [B] slechts één punt heeft toegekend, voor het item ‘alleen thuis zijn’. Op grond van de ‘Regeling uitvoering dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg’ (Regeling) zijn voor een kind van zes tot en met negen jaar minimaal vier punten nodig om voor dubbele kinderbijslag in aanmerking te komen. Eiser heeft daarom geen recht op dubbele kinderbijslag.
3. Naar aanleiding van het beroep van eiser heeft verweerder opnieuw advies aan het CIZ gevraagd. Het CIZ heeft op 23 november 2022 een negatief advies uitgebracht. Het CIZ verwijst in dit advies naar het advies van 6 juli 2021 omdat eiser geen aanvullende (medische) informatie heeft opgestuurd.
4. Eiser betoogt dat het CIZ ook punten had moeten toekennen voor de items lichaamshygiëne, zindelijkheid, eten en drinken, gedrag en begeleiding buitenshuis. Het totaal aantal punten voor de zorgbehoefte bedraagt daarom minimaal vier, zodat eiser recht heeft op dubbele kinderbijslag vanwege intensieve zorg vanaf het vierde kwartaal van 2020.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
5.1
Op grond van artikel 7a, eerste lid, AKW heeft een verzekerde voor een tot zijn huishouden behorend kind dat drie jaar is of ouder, maar nog niet de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, recht op een verdubbeling van het bedrag aan kinderbijslag, genoemd in artikel 12, eerste en tweede lid, indien het kind is aangewezen op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen mate van intensieve zorg.
5.2
Op grond van artikel 11, eerste lid, van het Besluit uitvoering kinderbijslag (BUK) is van intensieve zorg als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de AKW sprake als het een kind betreft dat zodanig ernstig beperkt is in het dagelijks functioneren als gevolg van een ziekte of stoornis van lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of geestelijke aard dat de verzorging en oppassing door de ouders in ernstige mate wordt verzwaard. Op grond van het tweede lid van dit artikel worden bij ministeriële regeling nadere regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop vastgesteld wordt of er sprake is van intensieve zorg als bedoeld in het eerste lid.
5.3
Op grond van artikel 12, eerste lid, Buk wint verweerder, om te bepalen of een kind intensieve zorg behoeft, een op medische gegevens gebaseerd advies in bij het CIZ, genoemd in artikel 7.1.1, eerste lid, Wet langdurige zorg. In het tweede lid is bepaald dat bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld met betrekking tot de procedure alsmede de beoordelingscriteria waarop het advies, bedoeld in het eerste lid, wordt gebaseerd.
5.4
In artikel 1 van de Regeling is bepaald, voor zover van belang, dat in de Regeling onder advies wordt verstaan: een op medische gegevens gebaseerd advies als bedoeld in artikel 12, eerste lid, Buk.
5.5
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Regeling kan verweerder vaststellen dat er sprake is van intensieve zorg, indien het advies van het CIZ positief luidt. Op grond van het tweede lid, aanhef en onder b, luidt het advies positief indien het kind blijkens de beoordeling van het CIZ intensieve zorg nodig heeft.
5.6
Artikel 3 van de Regeling luidt als volgt:
1. De beoordeling, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, komt tot stand aan de hand van de volgende items:
a. lichaamshygiëne;
b. zindelijkheid;
c. eten en drinken;
d. mobiliteit;
e. medische verzorging;
f. gedrag;
g. communicatie;
h. alleen thuis zijn;
i. begeleiding buitenshuis;
j. bezig houden, handreikingen.
2. Indien het CIZ oordeelt dat er sprake is van een zware zorgbehoefte op een item, kent het CIZ op dit item een punt toe.
3. Het kind behoeft intensieve zorg als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, indien:
a. het 3–5 jaar is en het CIZ minimaal 5 punten toekent;
b. het 6–9 jaar is en het CIZ minimaal 4 punten toekent;
c. het 10–17 jaar is en het CIZ minimaal 3 punten toekent.
4. In aanvulling op het derde lid kan het CIZ tot een positief advies komen indien het desbetreffende kind een punt toegekend krijgt op het item medische verzorging en er daardoor sprake is van de noodzaak tot permanent toezicht van de ouders.
5.7
Het CIZ hanteert bij de beoordeling als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, van de Regeling, het Beoordelingskader BUK 2018 (Beoordelingskader). Hierin is bij ieder item als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling uitgewerkt wanneer een punt wordt toegekend. Verder is bij ieder item vermeld wanneer geen score wordt toegekend. Het Beoordelingskader is een vaste gedragslijn, die als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanspraak op dubbele kinderbijslag kan worden genomen. [1]
5.8
Het is vaste rechtspraak dat het advies van de medisch adviseur van het CIZ als deskundigenadvies kan worden aangemerkt indien is vastgesteld dat het advies onpartijdig, objectief en inzichtelijk is en zorgvuldig tot stand is gekomen. [2]
Lichaamshygiëne
5.9
De rechtbank overweegt dat op grond van het Beoordelingskader één punt wordt toegekend indien (a) volledige hulp nodig is en meewerken of meehelpen door het kind niet of slechts in geringe mate mogelijk is. Ook wordt één punt toegekend indien (b) het kind weliswaar een aantal handelingen zelf kan, maar niet zonder permanente aanwezigheid van een ander. Daarbij zijn bij (vrijwel) alle handelingen aanwijzingen nodig en is bij een deel van de handelingen gerichte fysieke hulp (overname) noodzakelijk.
Uit het Beoordelingskader blijkt dat geen score wordt gegeven in de volgende gevallen:
1) Kan de dingen fysiek grotendeels zelfstandig, maar bij een deel van de handelingen is veel toezicht en eventueel hulp noodzakelijk; of
2) Kan fysiek (bijna) alles zelf, maar er is wel frequent uitleg, aansporing en controle nodig zonder noodzaak dat er iemand permanent in de buurt moet zijn.
3) Kan (bijna) alles zelf, maar er is wel enige controle achteraf nodig en eventueel geringe hulp bij afronding.
4) Heeft nergens hulp bij nodig.
5.1
Eiser stelt dat aan dit item één punt moet worden toegekend omdat [B] weliswaar een aantal handelingen zelf kan, maar niet zonder permanente aanwezigheid van een ander (situatie (b) in overweging 5.9). Eiser licht toe dat de ouders bij het douchen en tandenpoetsen van [B] permanent aanwezig moeten zijn om aanwijzingen te geven of te helpen. Indien zij de badkamer verlaten wast [B] zich niet en gaat hij met water spelen. De rechtbank overweegt dat in het CIZ-advies van 6 juli 2021 (CIZ-advies) is vermeld dat de leeftijd van [B] meebrengt dat hij bij een aantal handelingen eventueel hulp nodig heeft. Uit het CIZ-advies volgt verder dat [B] een aantal handelingen zelfstandig kan verrichten. Eiser heeft bij de aanvraag op het vragenformulier aangegeven dat [B] zich zelfstandig kan afdrogen. De leerkracht van [B] heeft aangegeven dat [B] zich zelfstandig kan aan- en uitkleden. In het CIZ-advies is op het item lichaamshygiëne geen score toegekend omdat uit het onderzoek niet is gebleken dat bij de handelingen die [B] zelfstandig kan verrichten permanente aanwezigheid van een volwassene nodig is. Eiser heeft op het vragenformulier aangegeven dat bij het douchen (en haren wassen) niet iemand permanent aanwezig hoeft te zijn. Daarnaast heeft eiser op het vragenformulier ingevuld dat [B] geholpen wordt bij het aan- en uitkleden of dat iemand achteraf controleert of dit gelukt is. Hieruit volgt dat bij het aan- en uitkleden controle achteraf kan volstaan. Daaruit kan worden geconcludeerd dat geen sprake is van situatie (b) in het Beoordelingskader, omdat in die situatie bij de handelingen die een kind zelfstandig kan verrichten permanente aanwezigheid van een ander nodig is. Dat volgens eiser bij het douchen en tandenpoetsen wel permanente aanwezigheid nodig is, is niet voldoende om te concluderen dat alsnog sprake is van situatie (b). In het advies is voldoende inzichtelijk gemotiveerd waarom geen zware zorgbehoefte is aangenomen op het item lichaamshygiëne.
Zindelijkheid
5.11
Op grond van het Beoordelingskader wordt één punt toegekend indien (a) een kind overdag en ’s nachts niet zindelijk is of (b) het kind veel hulp nodig heeft bij de toiletgang, in de zin dat er iemand continu aanwezig moet zijn en/of hulp moet bieden bij een deel van de handelingen.
Uit het Beoordelingskader blijkt dat geen score wordt gegeven in de volgende gevallen:
1) Is overdag zindelijk, maar ’s nachts niet. Slaapt (al dan niet door) zonder vervanging nachtluier.
2) Is in principe zindelijk, maar er treden regelmatig ongelukjes op (tenminste 1x per week).
3) Is zindelijk, maar heeft hulp nodig bij hygiëne na defecatie.
4) Er is hulp en/of controle nodig met betrekking tot hygiëne tijdens menstruatie.
5) Is zindelijk, maar er is wel stimulering en controle nodig in de zin van herinneren aan op bepaalde tijdstippen, eventueel sporadisch een ongelukje.
6) Is zindelijk en kan toiletgang geheel zelfstandig doen.
5.12
Eiser stelt dat één punt moet worden toegekend omdat [B] overdag en ’s nachts niet zindelijk is (situatie (a) in overweging 5.11). De ouders moeten [B] ’s nachts wakker maken om hem naar het toilet te laten gaan en overdag moet de ouders [B] hierin aansturen. In het CIZ-advies is op dit item geen score toegekend omdat niet kan worden geobjectiveerd dat [B] overdag niet zindelijk is. Op het vragenformulier heeft eiser niet het hokje ‘overdag en ’s nachts niet zindelijk’ aangekruist maar het hokje ’’s nachts niet zindelijk’. De leerkracht van [B] heeft in haar verklaring van 8 juni 2021 aangegeven dat [B] al 9 maanden, vanaf september 2020, zindelijk is en op tijd aangeeft dat hij naar het toilet moet. In het advies is, gelet daarop, voldoende inzichtelijk gemotiveerd waarom geen zware zorgbehoefte is aangenomen op het item zindelijkheid.
Eten en drinken
5.13
Op grond van het Beoordelingskader wordt één punt toegekend indien (a) een kind sondevoeding krijgt (al dan niet aanvullend op gewoon eten) of (b) moet worden geholpen bij het nuttigen van de maaltijd vanwege ziekte of stoornis of (c) door een kinderarts / psychiater een vastgestelde, duurzaam (langer dan een jaar) aanwezige en/of therapieresistente eetstoornis heeft of (d) er permanent toezicht nodig is vanwege aspiratierisico of (e) er noodzaak is tot continue aansporing tijdens de maaltijd in verband met een medisch noodzakelijk afwijkend voedingspatroon of dieet of in verband met psychiatrische aandoeningen en/of (geobjectiveerde) gedragsproblematiek.
Uit het Beoordelingskader blijkt dat geen score wordt gegeven in de volgende gevallen:
1) Kan zelf eten, drinken, maar heeft daarbij af en toe aansporing nodig.
2) Kan zelf eten, drinken, maar heeft daarbij aangepast bestek of servies nodig.
3) Kan zelf eten en drinken, maar ten gevolge van een ziekte/aandoening moet het klaarmaken door anderen gedaan worden.
5.14
Eiser stelt dat één punt moet worden toegekend omdat hij [B] vanwege zijn ADHD continu moet aansporen om te eten en te drinken (situatie (e) in overweging 5.13). Indien eiser [B] niet aanspoort, is [B] afgeleid en eet hij te weinig. In het CIZ-advies is op dit item geen score toegekend omdat uit het onderzoek niet blijkt dat continue aansporing nodig is bij het eten. De rechtbank is van oordeel dat ook deze conclusie voldoende inzichtelijk is gemotiveerd. De leerkracht van [B] heeft aangegeven dat [B] op school uit zichzelf aangeeft dat hij trek heeft, zijn trommeltje pakt en gaat eten. Indien tijdens het eten wordt voorgelezen, moet [B] soms worden aangespoord om te eten. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat meer gewicht moet worden toegekend aan de ervaring van eiser dan aan die van de leerkracht van [B] omdat de leerkracht [B] maar één keer per dag ziet eten. Bij de objectivering van de mate van benodigde aansporing bij het eten en drinken zijn de thuissituatie en school belangrijke omgevingen waarin informatie daarover kan worden verkregen. Het is mogelijk dat een kind in de ene omgeving meer aansporing nodig heeft dan in de andere. Indien in één van die omgevingen niet continue aansporing nodig is bij het eten en drinken, spelen hierbij diverse factoren een rol. Op school is [B] kennelijk in groepsverband in staat om, ondanks zijn ADHD, zonder continue aansporing te eten en te drinken. Voor zover eiser bedoelt te stellen dat het CIZ-advies onzorgvuldig tot stand is gekomen omdat aan de ervaring van eiser te weinig gewicht is toegekend, verwerpt de rechtbank dit standpunt. Er zijn geen aanknopingspunten dat het advies van het CIZ naar haar inhoud gebreken vertoont die aanleiding geven tot twijfel over de juistheid ervan. Verweerder mocht daarom uitgaan van het CIZ-advies. Eiser heeft ook geen (tegen)advies van een onafhankelijke medisch deskundige overgelegd waaruit blijkt dat [B] wel continue aansporing bij het eten en drinken nodig heeft.
Gedrag
5.15
Op grond van het Beoordelingskader wordt één punt toegekend indien permanent toezicht nodig is in verband met voorkomende of dreigende gedragsproblemen en escalaties. Er is een door een daartoe oordeelkundig professional een kinderpsychiatrische diagnose op gedragspathologisch vlak gesteld.
Uit het Beoordelingskader blijkt dat geen score wordt gegeven in de volgende gevallen:
1) Er is door een daartoe oordeelkundig professional een kinderpsychiatrische diagnose op gedragspathologisch vlak vastgesteld; maar er is geen sprake van permanent toezicht.
2) Er zijn wel structurele en ernstige gedragsproblemen, maar er is geen sprake van permanent toezicht.
3) Geen of onvoldoende door een terzake deskundige gedocumenteerde gedragspathologie.
4) Uitsluitend reactieve gedragsproblemen of puberale reacties
5.16
Eiser stelt dat permanent toezicht nodig is om escalaties te voorkomen als [B] met andere kinderen speelt. [B] is vanwege zijn ADHD onvoorspelbaar in zijn gedrag. [B] heeft last van snel wisselende stemmingen en is prikkelbaar. Zijn woede-uitbarstingen kunnen gepaard gaan met slaan, duwen, gillen en spullen gooien naar anderen. [B] handelt op grond van zijn gevoelens en denkt niet aan de gevolgen van zijn gedrag. In het CIZ-advies is op dit item geen score toegekend omdat de leerkracht van [B] aangeeft dat [B] in zijn gedrag te corrigeren is. In het spel met andere kinderen kan het er wild aan toegaan, maar op school heeft [B] geen woedeaanvallen. [B] kan zijn eigen aandeel in conflicten zien en zijn gedrag aanpassen. Het CIZ leidt hieruit af dat niet gedurende de hele dag permanent toezicht nodig is. De rechtbank is van oordeel dat op deze wijze voldoende inzichtelijk is gemotiveerd waarom geen zware zorgbehoefte is aangenomen op het item gedrag.
Begeleiding buitenshuis
5.17
Op grond van het Beoordelingskader wordt één punt toegekend indien als gevolg van ziekte/stoornis een kind (a) niet alleen naar buiten kan of (b) slechts in de eigen afgesloten tuin kan spelen of (c) slechts buiten kan spelen omdat de woonomgeving en sociale situatie er zich toe leent en er toezicht vanuit huis mogelijk is of in het directe (en voortdurende) zicht.
Uit het Beoordelingskader blijkt dat geen score wordt gegeven in de volgende gevallen:
1) Kan slechts in de directe woonomgeving of op afgesproken plaats buiten spelen, met controle/kijken op bepaalde momenten.
2) Kan niet zonder begeleiding buiten de eigen woonomgeving aan het verkeer deelnemen (niet verkeersveilig).
3) Kan slechts één of twee aangeleerde routes zelf met de bus of de fiets afleggen.
4) Speelt buiten met de afspraak op een bepaald tijdstip thuis te komen.
5) Gaat alleen naar vriendjes, familie.
6) Kan zelf (eventueel met instructie) een boodschap doen.
7) Gaat zelf naar school, club.
5.18
Eiser stelt dat [B] niet zonder begeleiding naar buiten kan gaan (situatie (a) in overweging 5.17). [B] steekt de weg over zonder op het verkeer te letten. Daarnaast moet het samenspelen met andere kinderen buiten begeleid worden om ruzies te voorkomen. [B] kan bovendien gevaarlijke situaties veroorzaken door bijvoorbeeld te springen op speeltoestellen. Eiser wijst erop dat ten aanzien van het item ‘alleen thuis zijn’ wel een punt is toegekend en dat de zorgbehoefte buitenshuis even groot is. In het CIZ-advies is op dit item geen score toegekend omdat uit het onderzoek niet is gebleken dat bij het buitenspelen van [B] permanent toezicht nodig is. Bij de aanvraag heeft eiser in het vragenformulier het hokje aangekruist: ‘Mijn kind kan vlakbij huis of op een afgesproken plaats buiten spelen. Er is wel controle nodig op bepaalde momenten.’ In een telefonisch contact met het CIZ heeft de moeder van [B] bevestigd dat [B] kan buitenspelen met controle op bepaalde momenten. Als [B] met een klasgenootje samen speelt kan zij hem 30 minuten alleen laten. Als hij alleen is of met oudere kinderen dan moet zij om de 5 tot 10 minuten controleren. Daarnaast heeft de leerkracht aangegeven dat zij toezicht houdt op het hele schoolplein en niet continu [B] in het zicht heeft. De rechtbank volgt verder verweerder in zijn standpunt dat het feit dat het gebrek aan inzicht bij [B] of het veilig is om de straat over te steken niet leidt tot een score. Uit het Beoordelingskader blijkt immers dat het ‘niet zonder begeleiding aan het verkeer deelnemen’ niet tot een score leidt (situatie 2). Verder is de rechtbank van oordeel dat uit het feit dat in het CIZ-advies wel een punt is toegekend op het item ‘alleen thuis zijn’ niet zonder meer afgeleid kan worden dat ook op het item ‘begeleiding buitenshuis’ een punt moet worden toegekend. Bij het toekennen van een punt op het item ‘alleen thuis zijn’ heeft het CIZ toegelicht dat [B] vanwege zijn ADHD niet in staat wordt geacht langer dan 30 minuten alleen thuis te kunnen zijn. Bij het item begeleiding buitenshuis moet er daarentegen sprake zijn van de noodzaak van permanent toezicht. Gelet op het voorgaande is door het CIZ voldoende inzichtelijk gemotiveerd dat permanent toezicht niet nodig is bij het buiten spelen van [B] . De stelling van eiser dat [B] op school aangepast gedrag vertoont en dat het door de ouders beschreven gedrag van [B] kenmerkend is voor ADHD en daarom geobjectiveerd is doet hier niet aan af. Om aan het item begeleiding buitenshuis een punt toe te kennen moet immers sprake zijn van de noodzaak van permanent toezicht gedurende de hele dag en blijkens het vragenformulier en de verklaringen van de moeder en de leerkracht is die noodzaak er niet.
6. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht de aanvraag van eiser voor het ontvangen van dubbele kinderbijslag op grond van de AKW vanaf het vierde kwartaal van 2020 heeft afgewezen.
7. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren.
8. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.E.M. de Coninck, rechter, in aanwezigheid van mr. H.B. Brandwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 december 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.CRvB 12 januari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:87.
2.CRvB 16 september 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3266.