ECLI:NL:RBDHA:2022:14398

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2022
Publicatiedatum
3 januari 2023
Zaaknummer
NL22.9746
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Syrische nationaliteitseiseres met beroep op discriminatie in Libanon en reëel risico bij terugkeer

In deze zaak heeft eiseres, een Syrische vrouw, op 20 oktober 2020 een asielaanvraag ingediend. Na een eerdere uitspraak van de rechtbank op 17 mei 2022, waarin het beroep gegrond werd verklaard, heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 23 mei 2022 de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij zij stelt dat zij in Libanon gediscrimineerd wordt vanwege haar Syrische afkomst en dat zij een reëel risico loopt op schade bij terugkeer naar Syrië. Tijdens de zitting op 29 juni 2022 is eiseres verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, en heeft zij haar asielrelaas toegelicht. De rechtbank heeft overwogen dat de autoriteiten in Libanon in het algemeen bescherming kunnen bieden en dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij als Verdragsvluchteling kan worden aangemerkt. De rechtbank oordeelt dat de discriminatie die eiseres in Libanon heeft ervaren niet dusdanig zwaarwegend is dat dit haar asielaanvraag rechtvaardigt. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en de aanvraag als kennelijk ongegrond afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen en bekendgemaakt op 18 juli 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.9746
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

mede namens haar dochter
[A],
V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. P.L.E.M. Krauth),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.H.A. van Eijk).

Procesverloop

Op 20 oktober 2020 heeft eiseres een asielaanvraag ingediend. Eiseres heeft verweerder op 1 september 2021 in gebreke gesteld. Op 24 november 2021 heeft zij een beroep niet tijdig beslissen ingediend. De rechtbank heeft op 17 mei 2022 uitspraak gedaan, het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen om uiterlijk op 31 mei 2022 op de asielaanvragen te beslissen.1
Bij besluit van 23 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Daarnaast heeft verweerder aan eiseres geen reguliere vergunning voor bepaalde tijd en geen uitstel voor vertrek verleend. Verder heeft verweerder aan eiseres een vertrektermijn onthouden en haar een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaken NL22.9744, NL22.9745 en NL22.9747, op 29 juni 2022, op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen J. Alkinani . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verder zijn verschenen: [B] en [A] , de dochters van eiseres.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres stelt van Syrische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum 1] 1970. Eiseres stelt dat haar dochter, [A] , ook van Syrische nationaliteit is en geboren is op [geboortedatum 2] 2006.
2. Eiseres heeft het volgende aan haar asielrelaas ten grondslag gelegd. In 2016 is zij vertrokken uit Syrië, omdat zij daar gevaar liep vanwege de oorlog. Eiseres heeft daar veel nare dingen meegemaakt. Eiseres is daarna gevlucht naar Libanon. In Libanon is eiseres onheus bejegend en gediscrimineerd vanwege haar Syrische afkomst. Eiseres is bang voor Hezbollah in Libanon, omdat die nauw samenwerken met het Syrische regime.

Dwangsom

3. Eiseres stelt dat zij zich niet kan verenigen met de stelling van verweerder dat hij geen dwangsom verschuldigd is. Zij acht dit in strijd met artikel 47 van de Handvest.
4. De rechtbank oordeelt, verwijzend naar het procesverloop, dat verweerder geen dwangsom is verschuldigd, omdat verweerder tijdig een besluit heeft genomen op de aanvraag van eiseres. Verweerder had tot uiterlijk 31 mei 2022 de tijd had om op de asielaanvraag te beslissen en verweerder heeft dat op 23 mei 2022 gedaan.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- Identiteit, nationaliteit en herkomst;
- Problemen in Syrië; en
- Discriminatie in Libanon.
Verweerder acht de verklaringen van eiseres ten aanzien van haar identiteit, Syrische nationaliteit en oorspronkelijke herkomst geloofwaardig. Verweerder is echter uit informatie van het individueel onderzoek van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van 17 januari 2022 gebleken dat eiseres – naast de Syrische – ook de Libanese nationaliteit bezit.
Ditzelfde geldt voor haar dochters. Eiseres heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan
misleiding over haar nationaliteit door relevante informatie en documenten, die een negatieve invloed hebben op de beslissing, achter te houden. Daarnaast heeft eiseres waarschijnlijk te kwader trouw een identiteits- of reisdocument, dat ertoe kan bijdragen dat haar identiteit of nationaliteit werd vastgesteld, vernietigd of zich daarvan ontdaan.
Verweerder heeft de aanvraag daarom afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c en d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Verder stelt verweerder zich op het standpunt dat de verklaringen van eiseres over de
problemen in Syrië geloofwaardig zijn. Verweerder volgt ook dat eiseres vanwege haar Syrische afkomst in Libanon te maken zou hebben gehad met onheuse of zelfs onrechtvaardige benadering van de zijde van de autochtone bevolking aldaar. Dat betekent volgens verweerder echter niet dat zij als vluchteling in de zin van het Verdrag voor de rechten van de mens en fundamentele vrijheden (EVRM) kan worden aangemerkt. Eiseres
heeft niet aannemelijk gemaakt dat er voor haar persoonlijk betreffende feiten en omstandigheden bestaan die haar vrees voor vervolging in vluchtelingrechtelijke zin rechtvaardigen. Dat eiseres onjuist of discriminerend is bejegend in Libanon acht verweerder onvoldoende zwaarwegend om aangemerkt te worden als vluchteling. Daarbij kan eiseres hiertegen de bescherming inroepen van de Libanese autoriteiten. Verder stelt verweerder zich op het standpunt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade. Eiseres heeft dat niet op grond van haar persoonlijke situatie dan wel individuele asielrelaas aannemelijk gemaakt.
Veilig land van herkomst
6. Eiseres voert in de eerste plaats aan dat Libanon in zijn algemeenheid niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. Zij verwijst naar het schrijven van de Staatssecretaris van Justitie aan de Tweede Kamer met Kamerstuk 19 637, nr. 2356. Uit de bijlagen bij de beoordeling van Libanon als veilig land wordt aangeduid dat de regering van Libanon niet in staat is om de Hezbollah-beweging onder controle te brengen of te beheersen, aldus eiseres.
7. Ter beantwoording van de vraag of een vreemdeling in het land van herkomst bescherming kan krijgen moet de staatssecretaris eerst onderzoeken of de autoriteiten in het desbetreffende land in het algemeen bescherming bieden. Daarbij dient hij informatie over de algemene situatie in een land van herkomst, in het bijzonder uit ambtsberichten van de minister van Buitenlandse Zaken en rapporten van internationale organisaties, te betrekken. Als de staatssecretaris die vraag bevestigend heeft beantwoord, is het vervolgens aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat het vragen van bescherming voor hem gevaarlijk dan wel bij voorbaat zinloos moet worden geacht.2
8. De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat de autoriteiten in Libanon in zijn algemeenheid bescherming kunnen bieden. Verweerder heeft op de zitting toegelicht dat in Libanon geen sprake is van situatie als bedoeld in artikel 15c van de Definitierichtlijn en dat de algehele situatie niet zodanig is dat asielzoekers uit dat land zonder meer als vluchteling zijn aan te merken. Dit is verder niet nader betwist door eiseres op zitting. De beroepsgrond slaagt niet.
Discriminatie vanwege afkomst
9. Eiseres voert in de tweede plaats aan dat verweerder haar ten onrechte niet heeft aangemerkt als Verdragsvluchteling, omdat zij gevaar loopt in Libanon vanwege Hezbollah. Eiseres heeft aangevoerd dat Hezbollah de grootste macht is in Libanon en dat zij beïnvloed worden door het Syrische regime om eiseres niet goed te behandelen. Eiseres heeft in Syrië namelijk hulp gegeven aan vluchtelingen door hen kleding te verstrekken waardoor zij gevaar loopt. Daarnaast heeft eiseres aangevoerd dat verweerder de discriminatie die zij in Libanon heeft ervaren ten onrechte als onvoldoende zwaarwegend heeft aangemerkt. Eiseres wordt in Libanon niet als autochtoon beschouwd vanwege haar Syrische afkomst. Zij wordt daarom niet als volwaardig burger aangezien. Ter onderbouwing van het feit dat zij gediscrimineerd is, heeft eiseres verklaringen van de pastoor, een wijkhoofd en de burgemeester van de woonplaats in Libanon overgelegd. Tot slot verwijst eiseres naar een
2 Zie in dit verband bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 20 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1617.
document van Vluchtelingenwerk Nederland van 13 juni 2022, waarin wordt verwezen naar het algemeen ambtsbericht waar een verslechtering voor Syriërs in Libanon is aangeduid (pagina 2) en waarin politici worden opgeroepen om terug te keren naar Syrië (pagina 4).
10. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat eiseres op basis van wat zij in deze procedure zelf heeft verklaard en aan verklaringen van derden naar voren heeft gebracht niet aangemerkt kan worden als Verdragsvluchteling en dat zij ook geen reëel risico loopt op schade bij terugkeer. Verweerder heeft terecht overwogen dat de discriminatie die eiseres in Libanon heeft ervaren vanwege haar Syrische afkomst niet dusdanig is dat er sprake is van ernstige belemmeringen op grond waarvan eiseres op sociaal en maatschappelijk niet heeft kunnen functioneren. In dat verband heeft verweerder mogen betrekken dat eiseres jaren in Libanon heeft kunnen verblijven, dat zij daar werk heeft gehad, dat zij een huis heeft kunnen huren met haar kinderen en dat haar dochter onderwijs en een studie aan de universiteit heeft kunnen volgen. Voorts heeft eiseres niet onderbouwd op welke wijze en in welke mate Hezbollah haar en haar gezin niet goed heeft behandeld. Ten aanzien van de verklaringen die eiseres heeft overgelegd, overweegt de rechtbank dat verweerder aan de bewijskracht van de verklaring van de pastoor heeft mogen twijfelen omdat deze verklaring niet afkomstig is uit een objectieve bron. Los daarvan heeft verweerder aan deze verklaring, en ook aan de andere twee verklaringen van het wijkhoofd en de burgemeester, voorbij mogen gaan omdat hij zich ten aanzien van de inhoud van die verklaringen op het standpunt heeft mogen stellen dat er weliswaar sprake is van discriminatie maar dat dat niet dusdanig zwaarwegend is dat het voor eiseres
onmogelijk was om op sociaal en maatschappelijk gebied in Libanon te kunnen functioneren. Over de brief van Vluchtelingenwerk Nederland heeft verweerder op de zitting gemotiveerd aangegeven dat het gaat over de terugkeer van Syriërs naar Libanon en over hun positie in Libanon en dat dit niet van toepassing is op de situatie van eiseres omdat zij zowel over de Syrische als de Libanese nationaliteit beschikt. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
11. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. R.P. Stehouwer, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
18 juli 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.