ECLI:NL:RBDHA:2022:14385

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 november 2022
Publicatiedatum
2 januari 2023
Zaaknummer
AWB 22/244
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van artikel 8 EVRM

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 25 november 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres, een Ghanese vrouw, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. De aanvraag was afgewezen omdat eiseres niet beschikte over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en volgens verweerder niet in aanmerking kwam voor vrijstelling van dit vereiste op grond van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Eiseres was het niet eens met het besluit en stelde dat er bijzondere omstandigheden waren die haar in staat zouden moeten stellen om een mvv aan te vragen, waaronder het feit dat zij drie minderjarige kinderen heeft die in Nederland zijn geboren en hier naar school gaan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder eiseres ten onrechte niet heeft gehoord in de bezwaarfase, ondanks dat er in de tussentijd veranderingen in de gezinssituatie hadden kunnen plaatsvinden. De rechtbank oordeelde dat de hoorplicht niet correct was nageleefd en dat de belangen van de kinderen onvoldoende waren meegewogen in de besluitvorming. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen, waarbij eiseres opnieuw gehoord moet worden. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/244

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 november 2022 in de zaak tussen

[eiseres], eiseres
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. F. Arslan),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (verweerder)

(gemachtigde: mr. C. Wesenbeek).

Procesverloop

Bij besluit van 6 maart 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen.
Bij besluit van 24 september 2018 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Dit besluit is ingetrokken.
Bij besluit van 9 december 2019 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Dit besluit is ingetrokken.
Bij besluit van 7 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 9 augustus 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A.K. Umar.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1977 en heeft de Ghanese nationaliteit. Eiseres
heeft een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het verblijfsdoel ‘familieleven op grond van artikel 8 van het EVRM’ [1] . Haar aanvraag is afgewezen, omdat zij niet beschikt over een geldige mvv [2] en volgens verweerder ook niet in aanmerking komt voor vrijstelling van dit vereiste op grond van artikel 8 van het EVRM.
Wat vindt eiseres in beroep?
2. Eiseres in het niet eens met het bestreden besluit. Verweerder heeft ten onrechte
nagelaten eiseres te horen. Uit de uitspraak van 17 december 2021 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) [3] volgt dat verweerder eiseres had moeten horen.
Eiseres stelt verder dat zij wel in aanmerking komt voor vrijstelling van het
mvv-vereiste op grond van artikel 8 van het EVRM. Het niet hebben van een mvv kan haar niet worden tegengeworpen, omdat er bijzondere omstandigheden zijn. Zij kan niet terugkeren naar Ghana om een mvv aan te vragen. Zij heeft drie minderjarige kinderen die in Nederland zijn geboren en hier naar school gaan. Haar oudste dochter beschikt over een verblijfsvergunning. Ook is het deskundige onderzoek ‘Best interest of the Child Assessment’ (BIC) van 6 juni 2021 onvoldoende meegewogen in de besluitvorming. Uit dit rapport volgt dat de kinderen zijn geworteld in Nederland en het voor hun schadelijk zal zijn om te verhuizen naar Ghana. Tijdens de hoorzitting hadden de onduidelijkheden met betrekking tot het ingebrachte rapport kunnen worden besproken. Verweerder heeft in de belangenafweging op grond van artikel 8 van het EVRM de bijzondere omstandigheden van eiseres en haar kinderen niet voldoende meegewogen. Het besluit is in strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel.
Wat is het oordeel van de rechter?
Schending hoorplicht
3. Verweerder mag slechts met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van
de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van het horen in bezwaar afzien, als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend standpunt en het bezwaar daarmee kennelijk ongegrond is. In de uitspraak van 6 juli 2022 heeft de Afdeling [4] zich uitgelaten over de manier waarop verweerder deze hoorplicht toepast in vreemdelingenzaken.
3.1.
De rechtbank is van oordeel, gelet op deze uitspraak van de Afdeling, dat verweerder eiseres ten onrechte niet (nogmaals) heeft gehoord.
Eiseres heeft in haar bezwaarschift verzocht om te worden gehoord. De rechtbank stelt vast dat eiseres na intrekking van de beschikking van 27 september 2018 tijdens de bezwaarfase is gehoord en dat eiseres ook op 13 november 2019 nogmaals is gehoord. Het bestreden besluit is echter van 7 januari 2022. De rechtbank is van oordeel dat de situatie van het gezin in die tussentijd kan zijn veranderd, ook gelet op de leeftijd van de kinderen. Naar het oordeel van de rechtbank bestond er dan ook aanleiding om (nogmaals) te horen. Verweerder heeft wel bij brief van 18 oktober 2021 schriftelijke vragen aan eiseres gesteld en stelt dat uit de beantwoording niet blijkt dat eiseres behoefte had aan een nadere toelichting en dat eiseres deze nadere toelichting had kunnen geven bij de beantwoording van de vragen. De rechtbank ziet hierin echter in dit geval geen vervanging van een hoorzitting waarbij ruimte bestaat voor eiseres om ook buiten de gestelde vragen haar verhaal te vertellen. In de gestelde vragen is onder meer de algemene vraag gesteld om aan te geven waarom de kinderen niet zouden kunnen terugkeren naar Ghana. Gelet op het feit dat eiseres drie minderjarige kinderen heeft waarvan er 1 een verblijfsvergunning heeft, is dit een wel erg algemene vraag die onvoldoende recht doet aan de belangenafweging die moet plaatsvinden in deze zaak gelet op de omstandigheden van dit geval. In dit geval kon verweerder dan ook niet volstaan met het stellen van schriftelijke vragen.
Conclusie
4. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen wegens
strijd met de artikelen 7:2 en 7:3 van de Awb. De overige gronden behoeven geen bespreking. Verweerder moet eiseres namelijk eerst horen. Daarbij zal verweerder alles wat eiseres verder in beroep en bezwaar aan de orde heeft gesteld moeten betrekken. De rechtbank zal een termijn van acht weken stellen waarbinnen eiseres moet worden gehoord en het nieuwe besluit moet zijn genomen.
5. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat verweerder binnen acht weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit moet nemen, met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.Y. Majoor, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
25 november 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Machtiging tot voorlopig verblijf.
3.202101592/1/V2, r.o. 2.2.