ECLI:NL:RBDHA:2022:14327

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 augustus 2022
Publicatiedatum
2 januari 2023
Zaaknummer
NL22.1288
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en internationale bescherming in Italië; niet-ontvankelijkheid van de aanvraag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 augustus 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Iraakse nationaliteit, heeft eerder asielaanvragen ingediend in Nederland die zijn afgewezen. Op 2 april 2022 diende hij opnieuw een asielaanvraag in Nederland in, maar deze werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. De reden hiervoor was dat eiser in Italië internationale bescherming geniet, wat door de rechtbank werd bevestigd. Eiser betwistte de niet-ontvankelijkheid en voerde aan dat zijn bescherming in Italië was verstreken, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder terecht had vastgesteld dat eiser nog steeds internationale bescherming geniet in Italië. De rechtbank concludeerde dat het niet onredelijk is voor eiser om zich naar Italië te begeven, en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Sari, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.12988

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. B. de Haan),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: J. van Raak).

ProcesverloopBij besluit van 7 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL22.12989, op 21 juli 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen F. Said. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Iraakse nationaliteit en is geboren op [1988] . Eiser heeft eerder in 2013 en 2014 asielaanvragen ingediend in Nederland. Beide asielaanvragen zijn afgewezen en de beroepen zijn ongegrond verklaard. [1] Op 2 juli 2014 heeft eiser in Italië een verzoek gedaan om internationale bescherming.
2. Op 2 april 2022 heeft eiser vervolgens een asielaanvraag ingediend in Nederland. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiser in een andere lidstaat van de Europese Unie, te weten Italië, internationale bescherming geniet.
3. Eiser is het er niet mee eens. Hij voert aan dat in de brief van de Italiaanse autoriteiten van 8 juni 2022 staat dat zijn vluchtelingenrechtelijke bescherming is verstreken op 12 maart 2021. Het is volgens eiser nog maar de vraag of hij bescherming kan verwachten in Italië. Verweerder heeft dan ook ten onrechte gesteld dat eiser zich naar het grondgebied van Italië moet begeven. Verder meent eiser dat verweerder ten onrechte stelt dat eiser kan worden verwijderd. Immers, eiser kan alleen worden verwijderd als aan hem een terugkeerbesluit is opgelegd zoals bedoeld in artikel 62a, derde lid van de Vw. Verweerder heeft dit ten onrechte miskend.
4. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) [2] volgt dat verweerder zich dient te vergewissen of door een andere lidstaat voldoende duidelijkheid wordt verschaft over de verblijfsrechtelijke positie van de vreemdeling bij terugkeer en of die informatie voldoende actueel is. Daarbij moet verweerder onderzoeken of de vreemdeling nog steeds over een door de desbetreffende lidstaat afgegeven geldige verblijfsvergunning dan wel een andere toestemming tot verblijf beschikt.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiser in Italië internationale bescherming geniet. Uit het door verweerder verrichte onderzoek blijkt uit Eurodac dat eiser onder meer in Italië een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Verweerder heeft op 2 juni 2022 de Italiaanse autoriteiten verzocht eiser terug te nemen op grond van de Dublinverordening. De Italiaanse autoriteiten hebben op 8 juni 2022 het claimverzoek van verweerder afgewezen en aangegeven dat aan eiser internationale bescherming is verleend en dat het verblijfsdocument is verstreken op 12 maart 2021. In dit bericht is door de Italiaanse autoriteiten niet vermeld dat de internationale bescherming van eiser is ingetrokken of beëindigd. Dat uit het bericht volgt dat het verblijfsdocument van eiser is verstreken op 12 maart 2021, betekent niet dat eiser niet langer internationale bescherming geniet in Italië. Het verlopen van een verblijfsvergunning brengt namelijk als zodanig niet met zich dat een vreemdeling geen internationale beschermingsstatus meer heeft. [3] Een internationale beschermingsstatus eindigt immers alleen na een individuele beoordeling door de autoriteiten. Niet is gebleken dat de verblijfsstatus van eiser is ingetrokken of beëindigd. Bovendien heeft eiser in zijn proces-verbaal van verhoor van 2 april 2022 een Italiaans vluchtelingenpaspoort, geldig tot 9 mei 2031 en een Italiaanse verblijfsvergunning, geldig tot 10 mei 2026 overgelegd. Verweerder heeft er daarom vanuit mogen gaan dat eiser internationale bescherming geniet in Italië en dat deze bescherming nog voortduurt. Ten overvloede heeft verweerder middels de liaison navraag gedaan over de verblijfsstatus van eiser. De Italiaanse autoriteiten hebben bij mail van 18 juli 2022 uitdrukkelijk bevestigd dat eiser een asielvergunning heeft die geldig is tot 10 mei 2026.
6. Nu eiser in Italië is erkend als vluchteling, heeft verweerder mogen stellen dat het niet onredelijk is voor hem om zich onmiddellijk te begeven naar het grondgebied van Italië. Verweerder heeft terecht gesteld dat het bestreden besluit tot gevolg heeft dat eiser geen rechtmatig verblijf meer heeft in Nederland en dat volgens artikel 45 en artikel 62a, derde lid, van de Vw eiser kan worden verwijderd als hij zich niet onmiddellijk tot het grondgebied van Italië begeeft.
7. Gelet op het voorgaande is verweerder terecht tot de conclusie gekomen dat eiser internationale bescherming geniet in Italië en daarnaar kan terugkeren. Verweerder heeft de aanvraag van eiser daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. Van onzorgvuldige voorbereiding of gebrekkige motivering van het besluit is niet gebleken.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr.S. Sari, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Uitspraak van rechtbank Den Haag, zittingsplaats Assen van 9 januari 2014 (ECLI:NL:RBNNE:2014:79) en uitspraak van rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem van 7 april 2016 (ECLI:NL:RBGEL:2016:1936).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 1 september 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2441).
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 9 mei 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1253).