ECLI:NL:RBDHA:2022:14296
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening rijbewijs schorsing na drugsgebruik
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 november 2022 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die haar rijbewijs geschorst zag na een onderzoek naar haar drugsgebruik. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, dat haar had opgelegd om zich te onderwerpen aan een onderzoek naar haar rijgeschiktheid, en had verzocht om opschorting van de schorsing van haar rijbewijs tot de uitslag van dit onderzoek bekend was.
Tijdens de zitting werd duidelijk dat verzoekster op 27 september 2022 was aangehouden nadat een verbalisant had geconstateerd dat zij een ballon met vloeistof innam. Bloedonderzoek toonde aan dat zij GHB en alcohol had gebruikt, wat haar rijvaardigheid in gevaar bracht. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gevolgen van de schorsing voor verzoekster, hoewel aanzienlijk, niet uitzonderlijk genoeg waren om de dwingende regelgeving buiten toepassing te laten. Verzoekster had een eenmanszaak in de feestbranche en was alleenstaande ouder van twee kinderen, maar deze omstandigheden werden niet als voldoende bijzonder beschouwd om tot een voorlopige voorziening over te gaan.
De voorzieningenrechter benadrukte dat de verkeersveiligheid voorop staat en dat het gebruik van GHB in het verkeer onacceptabel is. Ondanks de financiële en persoonlijke gevolgen voor verzoekster, werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekster inmiddels het onderzoek had ondergaan en dat, afhankelijk van de uitslag, er mogelijkheden waren voor haar om haar rijbewijs terug te krijgen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er werd geen hoger beroep toegestaan.