ECLI:NL:RBDHA:2022:14296

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 november 2022
Publicatiedatum
30 december 2022
Zaaknummer
22_6517
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening rijbewijs schorsing na drugsgebruik

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 november 2022 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die haar rijbewijs geschorst zag na een onderzoek naar haar drugsgebruik. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, dat haar had opgelegd om zich te onderwerpen aan een onderzoek naar haar rijgeschiktheid, en had verzocht om opschorting van de schorsing van haar rijbewijs tot de uitslag van dit onderzoek bekend was.

Tijdens de zitting werd duidelijk dat verzoekster op 27 september 2022 was aangehouden nadat een verbalisant had geconstateerd dat zij een ballon met vloeistof innam. Bloedonderzoek toonde aan dat zij GHB en alcohol had gebruikt, wat haar rijvaardigheid in gevaar bracht. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gevolgen van de schorsing voor verzoekster, hoewel aanzienlijk, niet uitzonderlijk genoeg waren om de dwingende regelgeving buiten toepassing te laten. Verzoekster had een eenmanszaak in de feestbranche en was alleenstaande ouder van twee kinderen, maar deze omstandigheden werden niet als voldoende bijzonder beschouwd om tot een voorlopige voorziening over te gaan.

De voorzieningenrechter benadrukte dat de verkeersveiligheid voorop staat en dat het gebruik van GHB in het verkeer onacceptabel is. Ondanks de financiële en persoonlijke gevolgen voor verzoekster, werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekster inmiddels het onderzoek had ondergaan en dat, afhankelijk van de uitslag, er mogelijkheden waren voor haar om haar rijbewijs terug te krijgen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er werd geen hoger beroep toegestaan.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/6517
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 november 2022 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. T. van Nimwegen),
tegen
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder
(gemachtigde: I. Metaal).

Procesverloop

Bij besluit van 27 september 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder verzoekster een onderzoek naar haar drugsgebruik opgelegd en is daarbij de geldigheid van haar rijbewijs geschorst.
Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is op 7 november 2022 op zitting behandeld. Verzoekster was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Zij was vergezeld van een vriendin. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Waar gaat deze zaak over?
2. Verzoekster is aangehouden [1] nadat een verbalisant in burger zag dat zij een ballon met daarin vloeistof innam. Verzoekster vertoonde onrustig gedrag en heeft later verklaard GHB te hebben gebruikt. Bloedonderzoek wees uit dat er in haar bloed GHB (11 mg/L) in combinatie met alcohol 139 µg/L (= 0.320 ‰) zat. Dit overschrijdt de toegestane
grenswaarden die in combinatie respectievelijk 5,0 mg/L en 0.2 ‰ zijn. [2] Op grond hiervan
heeft verweerder aan verzoeker medegedeeld dat zij zich dient te onderwerpen
aan een onderzoek ter beoordeling van haar rijgeschiktheid [3] en dat de geldigheid van haar
rijbewijs wordt opgeschort tot de uitslag van dit onderzoek bekend is. [4]
Het oordeel van de voorzieningenrechter
3. De in dit geval toepasselijke bepalingen zijn van zogeheten dwingend recht. Deze bepalingen kunnen alleen buiten toepassing worden gelaten in zeer uitzonderlijke gevallen, als de gevolgen van de bepalingen onevenredig uitwerken. [5]
4. Verzoekster vindt dat de gevolgen van het besluit haar onevenredig hard treffen. Verzoekster heeft een eenmanszaak in de feestbranche en ondervindt groot financieel nadeel nu zij door de schorsing van de geldigheid van haar rijbewijs wordt gehinderd in het afleveren van zware feestartikelen door heel Nederland, waarvoor zij haar auto nodig heeft. Daarnaast is verzoekster een alleenstaande ouder van twee kinderen. Haar zoon lijdt aan eczeem waardoor het wenselijk is het kind op regenachtige dagen te vervoeren per auto.
5. De voorzieningenrechter begrijpt dat de gevolgen van het primaire besluit voor verzoekster groot zijn omdat zij nu geen auto kan rijden, maar is van oordeel deze omstandigheden onvoldoende uitzonderlijk zijn om de regelgeving buiten toepassing te laten. [6]
6. Verzoekster heeft achter het stuur in het verkeer GHB gebruikt, waarvan algemeen bekend is dat dat van invloed kan zijn op de rijvaardigheid. Op zitting verklaarde verzoekster dat zij nog maar 50 meter verwijderd was van haar bestemming, maar dat zij het middel niet wilde innemen op de parkeerplaats, omdat dat onveilig zou zijn en mensen haar zouden kunnen zien. Niet valt in te zien dat zij dan wel op de weg het middel tot zich kon nemen, waarbij de verkeersveiligheid in het geding is. Dat het volgens verzoekster zou gaan om een kleine hoeveelheid GHB en dat de werking hiervan pas meetbaar zou zijn nadat verzoekster haar bestemming zou hebben bereikt leidt niet tot een ander oordeel. Dit valt ook niet te rijmen met de waarneming van de verbalisant dat verzoekster onrustig gedrag vertoonde.
7. Dat verzoekster nu onvoldoende actief kan zijn voor haar bedrijf en het onprettig is dat zij haar kinderen niet kan halen en brengen is afgezet tegen de verkeersveiligheid verder onvoldoende bijzonder om tot een voorlopige voorziening over te gaan.
8. Verzoekster heeft het onderzoek inmiddels ondergaan en heeft meegedeeld dat de psychiater heeft gezegd dat als de uitslagen goed zijn verweerder zal worden geadviseerd haar weer rijgeschikt te verklaren. Op zitting is besproken dat zodra de uitkomst van het psychiatrisch onderzoek bekend is, verweerder zo snel mogelijk zal overgaan tot het nemen van een beslissing. Als alles goed is krijgt zij haar rijbewijs terug.
Conclusie
9. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.J.P. Bosman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B.D.A. Mantingh, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 november 2022.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.

Voetnoten

1.Proces-verbaal aanhouding verdachte, van 25 augustus 2022, (PL1500-2022211737-3).
2.Artikel 3 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer.
3.Artikel 131 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) en artikel 23 lid 1 en bijlage I, onder B, onderdeel III van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 (de Regeling).
4.Artikel 131 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) en artikel 5 en 6 van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 (de Regeling).
5.Uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), van
6.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), van 23 maart 2022, (ECLI:NL:RVS:2022:856).