ECLI:NL:RBDHA:2022:14279

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 december 2022
Publicatiedatum
30 december 2022
Zaaknummer
NL22.16968
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens overdracht aan Duitsland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 december 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Soedanese nationaliteit hebbende, had een asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. Dit gebeurde op basis van het besluit van 24 augustus 2022, waarin werd gesteld dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit.

De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Tijdens de procedure is gebleken dat eiser op 28 september 2022 aan Duitsland is overgedragen. Eiser's voormalige gemachtigde heeft aangegeven geen contact meer te hebben met eiser en heeft geen informatie verstrekt over zijn verblijfplaats. De rechtbank concludeert hieruit dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op asielrechtelijke bescherming in Nederland.

Gelet op deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep. Daarom is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden geraadpleegd via de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.16968

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 24 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandelingdaarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Soedanese nationaliteit te hebben.
2. Verweerder heeft bij brief van 6 oktober 2022 laten weten dat eiser op 28 september 2022 is overgedragen aan Duitsland. Eisers voormalige gemachtigde heeft bij bericht van 10 oktober 2022 medegedeeld dat zij geen contact meer heeft met eiser en heeft verder geen mededeling gedaan over zijn verblijfplaats.
3. Uit dit alles leidt de rechtbank af dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de asielrechtelijke bescherming in Nederland. Eiser heeft daarom geen procesbelang meer bij de beoordeling van zijn beroep. [1]
4. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.ABRvS 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.