ECLI:NL:RBDHA:2022:14274

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 december 2022
Publicatiedatum
30 december 2022
Zaaknummer
NL22.10305 en NL22.26010
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze zaak hebben eisers, een moeder en haar minderjarige kind, beroep ingesteld tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid wegens het niet tijdig beslissen op hun asielaanvraag. De rechtbank heeft op 3 juni 2022 het beroep ontvangen, nadat eisers op 12 mei 2022 de staatssecretaris rechtsgeldig in gebreke hadden gesteld. De rechtbank oordeelt dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden, zoals bepaald in de Vreemdelingenwet 2000, is verstreken zonder dat er een beslissing is genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers op 19 augustus 2021 een opvolgende asielaanvraag hebben ingediend en deze op 6 september 2021 hebben gecompleteerd. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de asielaanvragen van eisers. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de staatssecretaris in gebreke blijft, met een maximum van € 7.500. De rechtbank heeft de staatssecretaris ook veroordeeld in de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 379,50. De uitspraak is gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.10305 en NL22.26010
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [naam],eiseres
v-nummer: [nummer]
mede ten behoeve van haar minderjarige kind:
[naam]
v-nummer: [nummer] en
[naam],eiser
v-nummer: [nummer]
samen: eisers
(gemachtigde: mr. P. Scholtes), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eisers hebben op 3 juni 2022 beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. Eisers hebben op 19 augustus 2021 een opvolgende asielaanvraag ingediend. Op 6 september 2021 hebben zij hun aanvraag gecompleteerd. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 bedraagt de beslistermijn zes maanden. De rechtbank stelt vast dat verweerder geen gebruik heeft gemaakt van de
mogelijkheden in het vierde en het vijfde lid om deze termijn te verlengen. Dit betekent dat verweerder uiterlijk op 6 maart 2022 een beslissing had moeten nemen.
3. De rechtbank stelt vast dat de wettelijke beslistermijn is verstreken zonder dat een beslissing op de aanvragen is genomen. Eisers hebben verweerder op 12 mei 2022 rechtsgeldig in gebreke gesteld, zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. Deze is door verweerder op 17 mei 2022 ontvangen. Hierna zijn meer dan twee weken verstreken voordat eisers beroep hebben ingesteld. Het beroep is daarom kennelijk gegrond. Het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit zal dan ook worden vernietigd.
4. Eisers hebben de rechtbank verzocht om verweerder op te dragen een besluit te nemen binnen een termijn en te bepalen dat verweerder een dwangsom aan
eisers verbeurt van €100 voor elke dag dat de hiervoor gestelde beslistermijn wordt overschreden.
5. Ingevolge artikel 8:72, vierde lid, van de Awb, kan de bestuursrechter het bestuursorgaan opdragen een nieuw besluit te nemen of een andere handeling te verrichten met inachtneming van zijn aanwijzingen. Daarbij kan hij het bestuursorgaan een termijn stellen voor het nemen van het nieuwe besluit of het verrichten van de andere handeling.
6. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft overwogen1, houdt de rechter er in asielzaken rekening mee dat verweerder aanvragen binnen een redelijke termijn moet hebben behandeld. Bij de bepaling van de nadere termijn is van belang dat de zorgvuldigheid van de besluitvorming zwaar weegt.2 De rechter stelt dus geen nadere termijn waarvan op voorhand vaststaat dat het bestuursorgaan niet zorgvuldig te werk kan gaan. Volgens de Afdeling is een termijn van acht weken voor het houden van een eerste gehoor en een termijn van acht weken hierna voor het bekend maken van een besluit op de aanvraag (het 8+8-weken model) passend.
7. Niet is gebleken dat eisers nog moeten worden gehoord. De rechtbank zal daarom bepalen dat verweerder thans binnen acht weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden een besluit aan eisers bekendmaakt.
8. Uit de uitspraak van de Afdeling van 30 november 20223 volgt dat artikel 1 van de Tijdelijke wet4, zoals die luidt sinds 11 juli 2021, onverbindend is, voor zover daarin is bepaald dat de artikelen 8:55d, tweede lid, en 8:72, zesde lid, van de Awb niet van toepassing zijn op besluiten op aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Vw 20005. Dit betekent dat de bestuursrechter óók in asielprocedures, indien het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit gegrond is en nog geen besluit is bekendgemaakt, bepaalt dat de staatssecretaris binnen de door hem gestelde termijn alsnog een besluit neemt en aan zijn uitspraak een nadere dwangsom verbindt voor iedere dag dat de staatssecretaris in gebreke blijft de uitspraak na te leven.
1. Uitspraak van 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1560.
2 Dit volgt ook uit artikel 31, tweede lid, richtlijn 2013/32/EU (de Procedurerichtlijn).
4 Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND.
5 Vreemdelingenwet 2000.
9. De rechtbank zal gelet hierop bepalen dat verweerder een dwangsom verbeurt voor elke dag dat hij in gebreke blijft deze uitspraak na te leven ter hoogte van € 100 per dag met een maximum van € 7.500.
10. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op
€ 379,50 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op de asielaanvragen van eisers;
  • bepaalt dat verweerder aan eisers een dwangsom van € 100 (honderd euro) verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500 (vijfenzeventighonderd euro);
  • veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten tot een bedrag van
€ 379,50 (driehonderdnegenenzeventig euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Documentcode: DSR23838631

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.