ECLI:NL:RBDHA:2022:14273

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 december 2022
Publicatiedatum
29 december 2022
Zaaknummer
C/09/640393 / JE RK 22-2712
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid van een schriftelijke aanwijzing in een jeugdzorgzaak

Op 29 december 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de minderjarige [minderjarige01]. De vader van [minderjarige01] heeft een verzoek ingediend tot schorsing van de uitvoerbaarheid van een schriftelijke aanwijzing die door de gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, was gegeven. De schriftelijke aanwijzing betrof de zorgregeling voor de kerstvakantie, waarbij [minderjarige01] bij de moeder zou verblijven. De vader en [minderjarige01] waren op dat moment besmet met het coronavirus en de vader vreesde dat [minderjarige01] de moeder zou besmetten als hij op 30 december naar haar zou gaan.

De kinderrechter heeft het verzoek van de vader afgewezen. De kinderrechter oordeelde dat de vakantieregeling die door de gecertificeerde instelling was vastgesteld, in overeenstemming was met eerdere uitspraken van de rechtbank en in het belang van [minderjarige01] was. De kinderrechter merkte op dat er geen extra gezondheidsrisico's waren voor [minderjarige01] en dat de gestelde besmetting van de vader en [minderjarige01] geen reden was om de regeling te wijzigen. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat er geen spoedeisend belang was met betrekking tot het verzoek over het tracking horloge van [minderjarige01].

De kinderrechter heeft de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden tot een zitting op 6 januari 2023. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, waarbij de mogelijkheid tot hoger beroep is vermeld voor de betrokken partijen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/640393 / JE RK 22-2712
Datum uitspraak: 29 december 2022

Beschikking van de kinderrechter

Afwijzing voorlopige voorziening tot schorsing van de uitvoerbaarheid van de schriftelijke aanwijzing

in de zaak naar aanleiding van het op 29 december 2022 ingekomen verzoekschrift van:

[de man01] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. F.R.G. Drenth te Baarn,
betreffende de minderjarige:

[minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2015 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de vrouw01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats01] ,

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van:
- het verzoekschrift met bijlagen;
- de informatie van de praktijkcoach van de gecertificeerde instelling, [naam01] , telefonisch verkregen op 29 december 2022.

Feiten

- Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige01] verblijft feitelijk bij de vader.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 25 augustus 2022 de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] verlengd van 10 september 2022 tot 20 september 2023.
- De rechtbank heeft bij beschikking van 22 september 2022 een zorgregeling vastgesteld waar onder regie van de gecertificeerde instelling naartoe gewerkt wordt. Deze zorgregeling houdt onder meer in dat [minderjarige01] de helft van de vakanties bij de moeder is.
- De gecertificeerde instelling heeft de vader een schriftelijke aanwijzing gegeven op
27 december 2022, ertoe strekkende dat:
- In de kerstvakantie verblijft [minderjarige01] van 21 december tot en met 23 december bij moeder (zoals gewone regeling ook zou zijn).- Op 23 december om 12:30 uur haalt vader [minderjarige01] op bij school, [minderjarige01] verblijft bij vader tot en met 30 december 15:00 uur. Overdacht van vader aan moeder bij de Albert Heijn op 30 december om 15.00 uur.

- [minderjarige01] verblijft van 30 december tot en met 8 januari bij moeder.

Daarnaast heet de gecertificeerde instelling afspraken gemaakt over de overdrachten en de
bezoeken:
- De vriend van de moeder is niet aanwezig bij overdracht.
- Er is geen strijd tussen volwassenen in het bijzijn van [minderjarige01] .- Overdracht vindt op een rustige en respectvolle manier plaats.- [minderjarige01] heeft geen tracking horloge om.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de vader strekt er toe te bepalen dat:
1. de uitvoerbaarheid van de schriftelijke aanwijzing van 28 december 2022 geschorst wordt;
2. de schriftelijke aanwijzing van 28 december 2022 gedeeltelijk vervallen wordt verklaard;
3. de rechtbank een beslissing zal nemen zoals de rechtbank in goede justitie meent te behoren en in het belang van de kinderen acht.
De vader heeft ter onderbouwing van het schorsingsverzoek naar voren gebracht dat hij en [minderjarige01] met het coronavirus besmet zijn en daarom tot 1 januari 2023 in quarantaine moeten blijven. Als [minderjarige01] op 30 december 2022 naar de moeder zou gaan is er een risico dat hij de moeder zal besmetten en daardoor ook zelf langer in quarantaine zal moeten verblijven. De vader legt een Whatsapp bericht van de moeder over waarin zij instemt met overdracht op
1 januari 2023. Verder is de vader van mening dat het aan [minderjarige01] zelf is om te beslissen of hij het tracking horloge wil dragen. Dat horloge is niet bedoeld om de moeder te bespioneren, maar om ervoor te zorgen dat de vader weet waar [minderjarige01] is en [minderjarige01] zo nodig alarm kan slaan met de SOS-knop.
Naar aanleiding van het schorsingsverzoek van de vader heeft de kinderrechter aanleiding gezien om de gecertificeerde instelling telefonisch te horen. Door de gecertificeerde instelling is naar voren gebracht dat de moeder telefonisch bij de gecertificeerde instelling heeft aangegeven dat zij via Whatsapp is bedreigd door de vader. De gecertificeerde instelling heeft hiervan ook screenshots gezien. De moeder heeft onder druk van deze bedreiging een bericht naar de vader gestuurd dat zij er akkoord mee is dat [minderjarige01] bij de vader blijft. De moeder heeft bij de gecertificeerde instelling telefonisch aangegeven dat zij er niet akkoord mee is dat [minderjarige01] bij de vader blijft en dat zij bereid is om (hoewel zij al met het coronavirus besmet is geweest) een eventueel risico op besmetting te aanvaarden. De gecertificeerde instelling heeft contact gehad met het RIVM en het RIVM heeft aangegeven dat er geen extra risico bestaat dat [minderjarige01] ziek wordt als hij naar de moeder gaat of langer in quarantaine moet blijven. Verder heeft de praktijkcoach contact gehad met een medewerker van het bureau van de Kinderombudsman en het stappenplan ‘Het beste besluit voor het kind’ doorlopen. Daaruit volgt dat het belang van [minderjarige01] om contact te hebben met de ouder, in dit geval de moeder, voorop staat. Indien het verzoek wordt afgewezen en [minderjarige01] op 30 december 2022 naar de moeder gaat zal de gecertificeerde instelling ervoor zorgen dat de overdracht kan plaatsvinden ondanks de coronabesmetting van de vader, bijvoorbeeld door [minderjarige01] bij de vader thuis op te laten halen door de gecertificeerde instelling.

Beoordeling

Uit de prejudiciële vragen die de Hoge Raad op 14 december 2018 heeft beantwoord (ECLI:NL:HR:2018:2321) volgt dat de in artikel 1:264, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek bedoelde beslissing dat een schriftelijke aanwijzing wordt geschorst, kan worden aangemerkt als een voorlopige voorziening waarop artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van overeenkomstige toepassing is. Dit brengt volgens de Hoge Raad mee dat de kinderrechter in het algemeen niet dient te beslissen op een verzoek zonder alle belanghebbenden te hebben gehoord, maar de kinderrechter kan daarvan afwijken op grond van spoedeisendheid van het schorsingsverzoek, mede gelet op de ernst van de eraan ten grondslag gelegde feiten.
Op grond van de informatie zoals gebleken uit het verzoekschrift en de daarbij gevoegde bijlagen en de telefonisch verkregen informatie van de gecertificeerde instelling, is naar het oordeel van de kinderrechter geen grond voor schorsing van de uitvoerbaarheid van de schriftelijke aanwijzing. De reden daarvoor is dat de door de gecertificeerde instelling vastgestelde vakantieregeling in overeenstemming is met het vonnis van de rechtbank van 22 september 2022 en dat er geen goede gronden zijn om daarvan af te wijken. Deze regeling is in het belang van [minderjarige01] . De gestelde besmetting van vader en [minderjarige01] met het coronavirus is geen reden om de vakantieregeling later te laten ingaan, omdat deze geen (extra) gezondheidsrisico’s voor [minderjarige01] meebrengt als [minderjarige01] op 30 december 2022 naar de moeder gaat. Verder is er geen sprake van een spoedeisend belang ten aanzien van de behandeling van het punt over het tracking horloge van [minderjarige01] . De kinderrechter zal daarom de uitvoerbaarheid van de schriftelijke aanwijzing niet schorsen. De verder behandeling van het verzoek zal op hierna te melden zitting plaatsvinden.

Beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, zoals bedoeld in artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering strekkende tot schorsing van de schriftelijke aanwijzing;
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot de zitting van:
6 januari 2023 om 12:00 uur;
gelast de griffier tegen voormelde zitting op te roepen:
  • William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering;
  • de vader;
  • de advocaat van de vader, mr. F.R.G. Drenth te Baarn;
  • de moeder.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 december 2022 door mr. M.F. Baaij, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag