ECLI:NL:RBDHA:2022:1427

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 februari 2022
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
NL21.17231
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van onvoldoende zwaarwegend asielrelaas en vestigingsalternatief in Nigeria

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 februari 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Nigeriaanse nationaliteit, heeft in Nederland asiel aangevraagd, maar zijn aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiser behandeld na een eerdere afwijzing van zijn asielaanvraag op 27 oktober 2021. Eiser heeft aangevoerd dat hij bedreigd wordt door cultgroepen in Nigeria, maar de rechtbank oordeelt dat zijn asielrelaas niet voldoende zwaarwegend is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de relevante elementen van eisers verhaal geloofwaardig zijn, maar dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Nigeria te vrezen heeft voor represailles van de culten. Bovendien heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser een vestigingsalternatief heeft in Nigeria, aangezien cult-gerelateerd geweld voornamelijk in het zuiden van het land voorkomt. De rechtbank concludeert dat de asielaanvraag van eiser terecht als ongegrond is afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen een week na bekendmaking van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.17231

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. J.J.J. Jansen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

ProcesverloopBij besluit van 27 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 20 januari 2022 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Nigeriaanse nationaliteit te bezitten. Op 20 november 2019 heeft eiser voor het eerst een asielaanvraag ingediend in Nederland. Bij besluit van 2 maart 2020 heeft verweerder deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk was voor eisers asielaanvraag. [1] Het daartegen ingestelde beroep is op 6 mei 2020 ongegrond verklaard door deze rechtbank en zittingsplaats. [2] De Afdeling [3] heeft deze uitspraak op 2 september 2020 bevestigd. [4] Hiermee staat het besluit van 2 maart 2020 in rechte vast.
2. Op 22 september 2020 heeft eiser deze asielaanvraag ingediend. Omdat eiser niet binnen de termijnen zoals genoemd in artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening is overgedragen aan de Duitse autoriteiten, is eiser opgenomen in de nationale procedure. Aan zijn asielaanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat hij na zijn schooltijd is gaan werken voor een lid van de zogenaamde [Naam 2]. Zijn baas wilde dat hij lid zou worden van deze cult en heeft hem daarom tot drie keer toe meegenomen naar bijeenkomsten van de [Naam 2]. Eiser begreep later dat deze introducties het begin vormden van zijn toetreding tot de cult. Om volwaardig lid te worden van de cult diende hij geld te betalen. Aangezien eiser dit heeft geweigerd, vreest hij voor represailles voor het onttrekken aan de cult. Daarnaast wordt eiser door de leden van een andere cult, [Naam 3], beschuldigd van het doden van hun leider. Tot slot is eiser een keer aangevallen bij terugkomst van een politieke bijeenkomst.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • Eiser heeft problemen ondervonden met verschillende cultgroepen;
  • Eiser is aangevallen na het bezoeken van een politieke bijeenkomst.
4. Verweerder acht al de relevante elementen geloofwaardig. Verweerder acht deze elementen echter onvoldoende zwaarwegend. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Nigeria te vrezen zal hebben van de zijde van de verschillende cults. Eiser heeft daarnaast ook een vestigingsalternatief in Nigeria. Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.
5. Op wat eiser hiertegen heeft aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank overweegt als volgt.
6. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM [5] loopt bij terugkeer naar Nigeria. Allereerst heeft eiser – ook in beroep – zijn stelling dat de leden van de culten snel van zijn terugkeer naar Nigeria op de hoogte zullen raken niet nader onderbouwd. Daarnaast heeft verweerder terecht bij zijn beoordeling betrokken dat de incidenten ongeveer zeven jaar geleden hebben plaatsgevonden en dat eiser sinds de dreigementen die hij in 2017 via Facebook heeft ontvangen, niets meer heeft vernomen van de leden van de culten. De stelling dat eiser inmiddels langere tijd in Europa verblijft en Facebook heeft verwijderd en daarom feitelijk geen bedreigingen meer kan ontvangen via Facebook, kan niet tot een andere conclusie leiden. Dit neemt namelijk niet weg dat eiser sinds 2017 in het geheel geen bedreigingen meer heeft ontvangen of dat zich geen andere voorvallen hebben voorgedaan.
7. Tussen partijen is verder niet in geschil dat eiser geen lid is geworden van de [Naam 2]. Voor zover het door eiser gestelde toegedichte lidmaatschap van de [Naam 2] moet worden aangenomen, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij reeds hierom bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico op ernstige schade loopt. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat de kans dat eiser aan represailles zal worden onderworpen voor het verlaten van de cult zeer gering is. Zo blijkt uit de door eiser aangehaalde landeninformatie dat slechts hooggeplaatste cultleden te vrezen hebben voor represailles bij het verlaten van de cult. [6] Uit deze informatie is verder niet gebleken dat andere, lager geplaatste, (toegedichte) leden voor represailles te vrezen hebben. Daarnaast wordt slechts een klein aantal mensen jaarlijks slachtoffer van cultgeweld, waarvan ook niet allen in het kader van represailles of rekrutering. Eiser heeft niet nader onderbouwd waarom deze motivering niet juist of onvolledig zou zijn.
8. In het kader van de finale geschilbeslechting merkt de rechtbank tot slot op dat verweerder zich eveneens terecht op het (subsidiaire) standpunt heeft gesteld dat voor eiser een vestigingsalternatief bestaat. Uit het Algemeen Ambtsbericht Nigeria van maart 2021 volgt immers dat cult-gerelateerd geweld voornamelijk in het zuiden van Nigeria voorkomt en dat culten daarnaast niet in iedere staat voorkomen. Dit heeft eiser niet betwist.
9. Gelet op het voorgaande komt eiser niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw. [7] De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in aanwezigheid van mr.N.H. de Zeeuw, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4.Zaaknummer 202002866/1/V2 (niet gepubliceerd).
5.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
6.Algemeen Ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken inzake Nigeria van maart 2021 en Nigeria Watch: Ninth Report on Violence (2019).
7.Vreemdelingenwet 2000.