ECLI:NL:RBDHA:2022:14261

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 december 2022
Publicatiedatum
29 december 2022
Zaaknummer
09/187468-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opruiing tot terroristisch misdrijf en bedreiging van de minister-president via Telegram

Op 30 december 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van opruiing tot een terroristisch misdrijf en bedreiging van de minister-president. De verdachte, geboren in 1999, had in de periode van 9 december 2020 tot en met 15 juli 2021 meerdere opruiende berichten geplaatst op een openbaar Telegramaccount. Deze berichten bevatten aanzetten tot geweld en opruiing tegen de Nederlandse overheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk en in het openbaar opruiende teksten heeft geplaatst, die door een breed publiek konden worden gelezen. De verdachte werd ook beschuldigd van het bedreigen van de minister-president, wat de rechtbank als een ernstige inbreuk op de veiligheid van de overheid beschouwde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan beide feiten en legde een gevangenisstraf op van 21 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank hield rekening met de zwakbegaafdheid van de verdachte en de noodzaak voor begeleiding en behandeling. De uitspraak benadrukt de ernst van opruiing en bedreiging in het kader van de openbare orde en veiligheid.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/187468-21
Datum uitspraak: 30 december 2022
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 20 oktober 2021, 17 januari 2022,
8 april 2022, 14 december 2022 en 16 december 2022. De inhoudelijke behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 14 december 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. W.J. Veldhuis, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. Y. Moszkowicz, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging omschrijving van de tenlastelegging op de terechtzitting van 14 december 2022 - ten laste gelegd dat:
1.
hij, in de periode van 9 december 2020 tot en met 15 juli 2021, in Nederland, mogelijk in Amsterdam, meermalen, althans eenmaal, (telkens) in het openbaar mondeling en/of bij geschrift of afbeelding, tot enig strafbaar feit heeft opgeruid, terwijl datgeen waartoe wordt opgeruid een terroristische misdrijf inhoudt, immers heeft hij, verdachte, op een openbaar Telegramaccount genaamd ‘ [groep 1] ’ en/of ‘ [groep 2] ”
- op 9 december 2020 de tekst geplaatst: “Gwn c4 bom” en/of “Oh oké, dus we gaan
langzamerhand naar een serieuzere organisatie neem ik aan?” en/of “Jo mannen, zal ik meer serieuze mannen regelen? Kan wel denk ik. Ik ga kijken wat ik ga kunnen doen” en/of ‘Hier moet wat aan gedaan worden. En omdat ik samen met jullie de realiteit ervaar heb ik besloten om de oude wereld te vernietigen en de stichter ga zijn van een bloeiende nieuwe met jullie erbij.” En/of
- op 11 december 2020 de tekst geplaatst: “Ik denk eerder dat we serieuze mensen nodig hebben die het lef hebben om te shooten snap je?” en/of
- op 12 december 2020 een foto plaatst van de ministers en de koning op het bordes met (onder meer) daarbij geplaatst de volgende tekst(en) "ben benieuwd wat het volk hiervan gaat doen?" en/of “weg er mee” en/of(vervolgens) in reactie op het bericht van een onbekende plaatser te weten: "Inderdaad dankzij hun is Nederland naar de klote" het bericht geplaatst: “Precies. En ik ga er verandering in brengen. Meeste Nederlanders hebben toch hekel aan [slachtoffer] ” en/of “Zou je het in je hebben om ze allemaal te shooten? Gwn vanuit een auto. Raam open. Gun naar buiten. En knallen maar.” En/of
- op 3 mei 2021 als reactie op een eerder op dat kanaal geplaatst bericht met de volgende inhoud: “Of een burgeroorlog dat gaat er wel komen als ze zo doorga…” de volgende tekst geplaatst: “Voordat dat van pas komt. Moeten we eerst echt dat parlement een keer bestormen en met dodelijk geweld die zooi opruimen” en/of op een reactie op voornoemd bericht met de volgende inhoud: “Zeer wijs gesproken” de volgende tekst heeft geplaatst: “Ik ben serieus man” En/of
- op 4 mei 2021 de volgende tekst geplaatst: “Regel eerst strijders. En niet zomaar strijders, serieuze mensen die wat willen doen. Die het zat zijn, en schijt hebben. En hun vrijheid eisen. Ik zoek geen demonstranten. Ik zoek revolutionairen. Shooters/hitters/gewapend/geweld. Alles toegestaan.”;
2.
hij, op of omstreeks 12 december 2020, in Nederland, mogelijk in Amsterdam, [slachtoffer] , heeft bedreigd met een terroristisch misdrijf, althans met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk op een openbaar Telegramaccount genaamd ‘ [groep 1] ’ en/of ‘ [groep 2] ” een foto geplaatst van de ministers en de koning op het bordes met (onder meer) daarbij geplaatst de volgende tekst(en):
- " ben benieuwd wat het volk hiervan gaat doen?" en/of “weg er mee” en/of
- ( vervolgens) in reactie op het bericht van een onbekende plaatser te weten: "Inderdaad dankzij hun is Nederland naar de klote" het bericht geplaatst: “Precies. En ik ga er verandering in brengen. Meeste Nederlanders hebben toch hekel aan [slachtoffer] ” en/of “Zou je het in je hebben om ze allemaal te shooten? Gwn vanuit een auto. Raam open. Gun naar buiten. En knallen maar.”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 12 december 2020, in Nederland, mogelijk in Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] , met een terroristisch misdrijf, althans met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, te bedreigen, opzettelijk dreigend op een openbaar Telegramaccount genaamd ‘ [groep 1] ’ en/of ‘ [groep 2] ” een foto heeft geplaatst van de ministers en de koning op het bordes met (onder meer) daarbij geplaatst de volgende tekst(en):
- " ben benieuwd wat het volk hiervan gaat doen?" en/of “weg er mee” en/of
- ( vervolgens) in reactie op het bericht van een onbekende plaatser te weten: "Inderdaad dankzij hun is Nederland naar de klote" het bericht geplaatst: “Precies. En ik ga er verandering in brengen. Meeste Nederlanders hebben toch hekel aan [slachtoffer] ” en/of “Zou je het in je hebben om ze allemaal te shooten? Gwn vanuit een auto. Raam open. Gun naar buiten. En knallen maar.”,
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. Op de specifieke standpunten van de verdediging zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden opgenomen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met onderzoeksnummer [nummerreeks] / [naam] , van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Den Haag - Centrum, met bijlagen ((digitaal) doorgenummerd pagina 1 t/m 259).
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 14 december 2022, voor zover inhoudende:
Ik was [naam] op Telegram in de groepen ‘ [groep 1] ’ en ‘ [groep 2] ’. Het klopt dat ik op 3 mei 2021, 4 mei 2021, 9 december 2020, 11 december 2020 en 12 december 2020 de in de tenlastelegging genoemde berichten heb geplaatst.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 13 juli 2021, voor zover inhoudende het bericht geplaatst op 3 mei 2021 (p. 7).
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 21 juli 2021, voor zover inhoudende de berichten geplaatst op 9 december 2020, 11 december 2020, 12 december 2020 en 4 mei 2021 (ongenummerd en digitaal doorgenummerd p.250-254 en 258).
4. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] namens [slachtoffer] met bijlage, opgemaakt op 23 augustus 2022 (
de rechtbank leest 25 augustus 2022), voor zover inhoudende (p. 150-155):
Ik ben de beveiligingsautoriteit van het Ministerie van Algemene Zaken en door [slachtoffer] , gemachtigd tot het doen van aangifte van bedreiging en opruiing. Op maandag 23 augustus 2021 ben ik door het politie onderzoeksteam [naam] in kennis gesteld van strafbare feiten. In de Telegram groep “ [groep 2] ”, werden meerdere chat berichten geplaatst door gebruiker [naam] . In deze chat berichten dreigt [naam] , dhr. [slachtoffer] dood te schieten. Op 11 (
de rechtbank leest: 12) december 2020 plaatste gebruiker [naam] onderstaande berichten in de telegram groep “ [groep 2] ”.
Zou je het in je hebben om ze allemaal te shooten? Gwn vanuit een auto Raam open. Gun naar buiten. En Knallen maar.
Ben benieuwd wat het volk hiervan gaat doen? Weg er mee.
Precies. En ik ga er verandering brengen. Meeste Nederlanders hebben toch hekel aan [slachtoffer] .
De heer [slachtoffer] voelt zich door de inhoud van deze chat berichten ernstig bedreigd en wenst hiervan aangifte te doen. Hij vreest dat zowel de verdachte(n) alsook degene die de chat berichten hebben gezien en hierin geloven, hem om het leven zullen brengen, dan wel hem zwaar lichamelijk letsel toe zullen brengen.
3.4.
Bewijsoverwegingen
3.4.1.
Vormverzuimen
De raadsman heeft ter zitting bepleit dat de benadering van de verdachte door de undercoveragenten zonder wettelijke basis is geschied, nu artikel 3 van de Politiewet hiertoe niet toereikend was omdat de politie zijn cliënt reeds als verdachte had aangemerkt. Daarnaast stelt de raadsman dat de complete telefoon van de verdachte niet had mogen worden uitgelezen zonder een daartoe strekkende machtiging van de rechter-commissaris. De raadsman stelt dat in beide gevallen sprake is van een onherstelbaar vormverzuim dat tot bewijsuitsluiting dient te leiden.
de undercoveragenten
De rechtbank verwerpt dit het verweer en wel om de volgende redenen. Uit het dossier blijkt dat de verdachte pas na de tweede ontmoeting met de agenten, op 12 juli 2021, als verdachte is aangemerkt. Voor deze datum waren alleen de twee IP-adressen waaronder de berichten op Telegram waren geplaatst, bekend. Deze IP-adressen waren nog niet aan de verdachte gekoppeld. Om te achterhalen wie achter deze IP-adressen zat en om een inschatting te kunnen maken over de ernst van de uitlatingen, heeft de politie op grond van artikel 3 van de Politiewet nader onderzoek gedaan. De rechtbank is van oordeel dat dit artikel in de gegeven omstandigheden voldoende grondslag biedt voor dit onderzoek. Er is dan ook geen sprake van een vormverzuim.
het uitlezen van de telefoon
De rechtbank verwerpt ook dit verweer en overweegt daarover als volgt. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is voor onderzoek aan een telefoon met een meer dan geringe inbreuk op de privacy toetsing door een officier van justitie voldoende. In het geval waarin op voorhand is te voorzien dat de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer zeer ingrijpend zal zijn, heeft een toetsing door de rechter-commissaris de voorkeur, aldus de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2017:584). De rechtbank is van oordeel dat van een dergelijk zware en op voorhand te voorziene inbreuk van de privacy in dit geval geen sprake was. De rechtbank acht de door de officier van justitie gegeven toestemming dan ook voldoende legitimatie voor het onderzoek aan de telefoon. Het ontbreken van een schriftelijk bevel van de officier van justitie doet hier niet aan af doet, nu de wet geen voorschrift kent waaruit blijkt dat een dergelijk bevel schriftelijk dient te worden gedaan. Een mondeling bevel – zoals hier gedaan – is dan ook voldoende.
Datum machtiging aangifte
Op zichzelf is het juist dat, zoals door de raadsman aangedragen, de machtiging tot aangifte door [slachtoffer] is getekend op 25 augustus 2021 terwijl onder het proces-verbaal van aangifte staat dat het proces-verbaal is opgemaakt op 23 augustus 2021. De rechtbank gaat er van uit dat hier sprake is van een kennelijke schrijffout.
3.4.2.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte op respectievelijk 9, 11 en 12 december 2020 en 3 en 4 mei 2021 de in de tenlastelegging genoemde teksten en daarbij de onder 3 beschreven afbeelding heeft geplaatst in de openbare Telegram-groepen ‘ [groep 1] ’ dan wel ‘ [groep 2] ’. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte zich daarmee op Telegram aan opruiing tot een terroristisch misdrijf schuldig heeft gemaakt.
Het oordeel van de rechtbank
In artikel 131 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is opruiing tot enig strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag strafbaar gesteld. In lid 2 is opruiing tot een terroristisch misdrijf strafbaar gesteld. Het belang van strafbaarstelling van opruiing is gelegen in de bescherming van de openbare orde. Voor een bewezenverklaring van opruiing moet, zo volgt uit de jurisprudentie, aan vier vereisten worden voldaan.
Allereerst is vereist dat de uitlating in het openbaar is gedaan. Dat wil zeggen dat het uiten van opruiende woorden onder zodanige omstandigheden en op zodanige wijze moet plaatsvinden dat deze door het publiek gehoord, gelezen, of gezien konden worden. Door het plaatsen van zijn uitlatingen in de Telegram-groepen worden deze in de openbaarheid gebracht. De groepen waren immers openbaar en voor een ieder toegankelijk. Uit het dossier blijkt ook dat de verdachte op zoek was naar mensen om de groep uit te breiden. Het verweer van de raadsman dat de verdachte ervan uitging dat zijn uitlatingen slechts door een beperkt aantal gelijkgestemden zou worden gelezen, snijdt dan ook geen hout.
De uitlating moet daarnaast mondeling of bij geschrift of afbeelding zijn gedaan. Daaronder zijn inbegrepen tekstberichten op internet en social media. Ook aan dit vereiste is voldaan.
Daarnaast moet met de uitlatingen zijn aangezet tot iets ongeoorloofds. Dit ongeoorloofde moet een naar Nederlands recht strafbaar feit zijn. Uit feiten en omstandigheden moet kunnen worden afgeleid dat voldoende duidelijk is dat indien datgene waartoe wordt opgeroepen daadwerkelijk wordt uitgevoerd, dit een strafbaar feit zou opleveren. Opruiing kan verder op directe of indirecte wijze plaatsvinden. Het gaat om het opwekken van de gedachte aan enig feit, het trachten de mening te vestigen dat dit feit noodzakelijk of wenselijk is en het verlangen op te wekken om dat feit te bewerkstelligen. Het gaat dus om een zodanige voorstelling van de wenselijkheid of noodzakelijkheid dat deze geschikt is om de overtuiging daarvan bij anderen op te wekken. Opruiing kan de vorm van een verzoek of een aansporing aannemen of in een imperatieve vorm worden gegoten. Opruiing is reeds voltooid als de uitlating door de opruier is gedaan. Het is niet nodig dat het feit waartoe wordt aangezet ook daadwerkelijk wordt gepleegd. Evenmin is nodig dat komt vast te staan dat redelijkerwijs waarschijnlijk is te achten dat het strafbare feit, waartoe is opgeruid, zal plaatsvinden.
De rechtbank stelt voorop dat uitlatingen die worden geplaatst in een openbare groep op Telegram, in principe door iedereen kunnen worden gelezen. Hoe groter het bereik van een uitlating, hoe groter de kans dat iemand door het lezen ervan daadwerkelijk overgaat tot het handelen waartoe wordt opgeroepen. De raadsman heeft bepleit dat het nooit de bedoeling van de verdachte is geweest om met zijn uitpersonen op te ruien. Hij wilde voornamelijk aandacht. De door de verdachte gebruikte woorden in de berichten en de context waarin deze uitlatingen zijn gedaan, kunnen echter zonder meer worden opgevat als een aanmoediging om een misdrijf te plegen. Het gaat om uitlatingen als ‘de oude wereld vernietigen’, ‘shooten’, ‘het parlement bestormen en met dodelijk geweld die zooi opruimen’ en ‘shooters/hitters/gewapend/geweld. Alles toegestaan’. Deze termen zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende feitelijk voor wat betreft het aanzetten tot strafbare feiten. Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat de berichten opruiend zijn. Daarbij is, zoals hiervoor al overwogen, niet noodzakelijk dat redelijkerwijs waarschijnlijk te achten is dat het strafbare feit zal plaatsvinden of dat dit ook daadwerkelijk wordt gepleegd.
Als laatste moet de vraag worden beantwoord of sprake is van opzet. Opzet ligt besloten in de delicthandeling ‘opruit’. Ook degene die met zijn uitlating willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn uitlating derden zou kunnen bewegen tot het plegen van een strafbaar feit, handelt opzettelijk (in de vorm van voorwaardelijk opzet). Van belang is ook of degene die de uitlatingen doet, de bedoeling heeft om ze ‘in het openbaar’ te brengen.
De rechtbank is van oordeel dat het opzet van de verdachte voldoende blijkt uit de uitlatingen en de context waarin hij deze heeft gedaan. De door de verdachte gebruikte termen laten weinig aan de verbeelding over. Dat verdachte zwakbegaafd en gemakkelijk beïnvloedbaar is, doet aan het opzet niet af. Door de uitlatingen in een openbare groep op Telegram te plaatsen, heeft de verdachte de kans dat iemand zijn uitlatingen zou opvatten als een aanmoediging tot het plegen van een strafbaar feit bewust aanvaard. Ook verdachte zelf kan zich voorstellen – zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard – dat mensen misschien dachten dat hij serieus was. Tot slot overweegt de rechtbank dat het niet ging om één op zichzelf staande uitspraak, maar meerdere uitlatingen van verdachte gedurende een langere periode waarin hij in zijn uitlatingen en plannen steeds serieuzer werd.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat ook het terroristisch oogmerk bij de opruiing door de verdachte kan worden bewezen. Dit blijkt simpelweg uit de termen die de verdachte heeft gebruikt. Met oproepen tot het vernietigen van de oude wereld, een revolutie en het bestormen van het parlement, riep de verdachte op tot geweld tegen dan wel ontwrichting van de fundamentele politieke structuren van Nederland.
Gezien het voorgaande is aan alle voorwaarden voor een bewezenverklaring van opruiing tot een terroristisch misdrijf, zoals ten laste gelegd, voldaan.
3.4.3.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2
Vaststaat dat de verdachte in de openbare Telegram-groep ‘ [groep 2] ’ een foto heeft geplaatst van de ministers en de koning op het bordes met daarbij onder meer de teksten ‘
En ik ga er verandering in brengen. Meeste Nederlanders hebben toch hekel aan [slachtoffer] .’ en ‘Zou je het in je hebben om ze allemaal te shooten? Gwn vanuit een auto. Raam open. Gun naar buiten. En knallen maar.’ De rechtbank dient te vraag te beantwoorden of de verdachte zich door het plaatsen van deze berichten schuldig heeft gemaakt aan een bedreiging met een terroristisch oogmerk.
Om tot een bewezenverklaring te komen, is onder meer vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en dat de bedreiging van dien aard en onder zodanige omstandigheden is geschied, dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat deze het leven zou verliezen. Het is in dit kader voldoende dat de bedreiging in het algemeen geschikt is om de vrees voor een inbreuk op de persoonlijke vrijheid teweeg te brengen. Voorts moet het opzet van de verdachte al dan niet in voorwaardelijke vorm zijn gericht op zowel het daadwerkelijk op de hoogte raken van de bedreiging door de bedreigde als op het ontstaan van die vrees bij de bedreigde.
De rechtbank is van oordeel dat de door de verdachte gebruikte woorden naar objectieve maatstaven bedreigend zijn en dus in het algemeen een redelijke vrees konden opwekken bij de aangever. Uit de aangifte en de machtiging blijkt dat [slachtoffer] op de hoogte was van de uitlatingen. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat de verdachte door het plaatsen van die uitlatingen in een openbare groep op Telegram, op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] daarvan op de hoogte zou komen en bij hem ook daadwerkelijk vrees zou kunnen ontstaan.
Ten aanzien van het terroristisch oogmerk overweegt de rechtbank dat uit de berichten van de verdachte en de context waarin hij deze heeft gedaan, blijkt dat de verdachte [slachtoffer] niet bedreigde vanwege zijn persoon, maar vanwege zijn functie van minister-president. Daarmee is sprake van een dreigende ontwrichting van de fundamentele politieke structuur in Nederland. De rechtbank acht dus ook hier het terroristisch oogmerk bewezen.
C
onclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat beide ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
Eendaadse samenloop
De raadsman heeft de rechtbank verzocht eendaadse samenloop aan te nemen met betrekking tot feit 1 en 2. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval geen sprake is van een eendaadse, maar van een meerdaadse samenloop en overweegt daarover als volgt.
Van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, Sr is sprake indien de bewezen verklaarde gedragingen in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen niet (meer dan enigszins) uiteenloopt. De rechtbank is van oordeel dat de strekking van de strafbepalingen in dit geval meer dan enigszins uiteenloopt, omdat in de toepasselijke artikelen (131 en 285 Sr) telkens verschillende belangen worden beschermd. Bovendien is geen sprake van een zich min of meer gelijktijdig afspelend feitencomplex. De verdachte wordt dus niet in wezen één verwijt gemaakt, zodat geen sprake kan zijn van een eendaadse samenloop.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij, in de periode van 9 december 2020 tot en met 15 juli 2021, in Nederland, meermalen, telkens in het openbaar bij geschrift of afbeelding, tot enig strafbaar feit heeft opgeruid, terwijl datgeen waartoe wordt opgeruid een terroristisch misdrijf inhoudt, immers heeft hij, verdachte, op een openbaar Telegramaccount genaamd ‘ [groep 1] ’ en/of ‘ [groep 2] ”
- op 9 december 2020 de tekst geplaatst: “Gwn c4 bom” en “Oh oké, dus we gaan
langzamerhand naar een serieuzere organisatie neem ik aan?” en “Jo mannen, zal ik meer serieuze mannen regelen? Kan wel denk ik. Ik ga kijken wat ik ga kunnen doen” en ‘Hier moet wat aan gedaan worden. En omdat ik samen met jullie de realiteit ervaar heb ik besloten om de oude wereld te vernietigen en de stichter ga zijn van een bloeiende nieuwe met jullie erbij.” En
;
- op 11 december 2020 de tekst geplaatst: “Ik denk eerder dat we serieuze mensen nodig hebben die het lef hebben om te shooten snap je?” en
;
- op 12 december 2020 een foto plaatst van de ministers en de koning op het bordes met onder meer daarbij geplaatst de volgende teksten "ben benieuwd wat het volk hiervan gaat doen?" en “weg er mee” en vervolgens in reactie op het bericht van een onbekende plaatser te weten: "Inderdaad dankzij hun is Nederland naar de klote" het bericht geplaatst: “Precies. En ik ga er verandering in brengen. Meeste Nederlanders hebben toch hekel aan [slachtoffer] ” en “Zou je het in je hebben om ze allemaal te shooten? Gwn vanuit een auto. Raam open. Gun naar buiten. En knallen maar.” En
;
- op 3 mei 2021 als reactie op een eerder op dat kanaal geplaatst bericht met de volgende inhoud: “Of een burgeroorlog dat gaat er wel komen als ze zo doorga…” de volgende tekst geplaatst: “Voordat dat van pas komt. Moeten we eerst echt dat parlement een keer bestormen en met dodelijk geweld die zooi opruimen” en op een reactie op voornoemd bericht met de volgende inhoud: “Zeer wijs gesproken” de volgende tekst heeft geplaatst: “Ik ben serieus man” En
;
- op 4 mei 2021 de volgende tekst geplaatst: “Regel eerst strijders. En niet zomaar strijders, serieuze mensen die wat willen doen. Die het zat zijn, en schijt hebben. En hun vrijheid eisen. Ik zoek geen demonstranten. Ik zoek revolutionairen. Shooters/hitters/gewapend/geweld. Alles toegestaan.”;
2.
hij op 12 december 2020 in Nederland [slachtoffer] heeft bedreigd met een terroristisch misdrijf, althans met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk op een openbaar Telegramaccount genaamd ‘ [groep 2] ” een foto geplaatst van de ministers en de koning op het bordes met onder meer daarbij geplaatst de volgende teksten:
- in reactie op het bericht van een onbekende plaatser te weten: "Inderdaad dankzij hun is Nederland naar de klote" het bericht geplaatst: “Precies. En ik ga er verandering in brengen. Meeste Nederlanders hebben toch hekel aan [slachtoffer] ” en “Zou je het in je hebben om ze allemaal te shooten? Gwn vanuit een auto. Raam open. Gun naar buiten. En knallen maar.”
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 33 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 24 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling, begeleid wonen, een contactverbod met de leden van het Kabinet, het Parlement en de burgemeester van Amsterdam en daarnaast een verbod om zich op enige wijze uit te laten over de eerdergenoemde personen. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel wordt opgelegd, te weten een contactverbod met de eerdergenoemde personen met de toepassing van twee weken vervangende hechtenis bij elke overtreding van het contactverbod. De officier van justitie heeft daarbij de dadelijke uitvoerbaarheid van zowel de bijzondere voorwaarden als de vrijheidsbeperkende maatregel gevorderd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank primair verzocht om bij een bewezenverklaring het jeugdstrafrecht van toepassing te verklaren. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor een periode gelijk aan de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Meer subsidiair heeft hij verzocht aan de verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden op te leggen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft in een periode van een aantal maanden meermalen opruiende berichten op Telegram geplaatst waarin hij aanmoedigt tot een terroristisch misdrijf tegen (een deel van) de Nederlandse overheid. Dat de berichten van de verdachte uiteindelijk – voor zover bekend – niet tot geweldshandelingen hebben geleid, maakt de feiten niet minder ernstig. De vrijheid van meningsuiting is weliswaar een fundamenteel onderdeel van onze rechtsstaat, maar met zijn berichten heeft de verdachte de grenzen van wat in dat kader toelaatbaar is, fors overschreden. Daarnaast heeft de verdachte de minister-president bedreigd. In een democratische rechtsstaat is het van belang dat de bewindslieden hun werk zonder angst en beletsels in het kader van hun veiligheid kunnen verrichten. Door zijn handelen heeft de verdachte een inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid van de minister-president en bijgedragen aan heersende gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Strafblad
Uit het strafblad van de verdachte van 14 december 2022 blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het Pro Justitia-rapport van psychiater J.L.M. Dinjens, psycholoog drs. T. ’t Hoen en forensisch milieuonderzoeker G. Ploeg van 1 april 2020 waarin – kort gezegd – het volgende staat. Er is bij de verdachte sprake van een complexe en chronische pathologie. De verdachte was vanuit zijn zwakbegaafdheid, zeer gebrekkige identiteit en beïnvloedbaarheid, niet goed in staat de gevolgen van zijn handelen te overzien en hieraan op een gezonde manier sturing te geven. Op grond van het voorgaande adviseren de deskundigen het ten laste gelegde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. De deskundigen schatten het recidiverisico op toekomstig (extremistisch) geweld laag in en het risico op vergelijkbaar delictgedrag schatten zij onbehandeld matig in. Om het recidiverisico verder te verlagen, adviseren de deskundigen de rechtbank om aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en behandeling en begeleiding door een forensisch FACT-team.
De rechtbank is van oordeel dat het rapport op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en acht de conclusies van de onderzoekers duidelijk en goed onderbouwd. De rechtbank neemt de conclusies daarom over en legt deze conclusies mede aan haar oordeel ten grondslag. De rechtbank zal de verdachte daarom in verminderde mate toerekeningsvatbaar achten voor het bewezen verklaarde.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van het duidingsrapport van [naam] , senior-adviseur en onderzoeker extremistische ideologieën en een reclasseringsadvies over de verdachte van 9 december 2022. De reclassering schat het recidiverisico in de toekomst als matig tot hoog in. In lijn met de deskundigen adviseert de reclassering een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, een ambulante behandelverplichting, begeleid wonen, een verbod op het gebruik van Telegram en verborgen websites en de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel.
Jeugdstrafrecht
Anders dan de verdediging, ziet de rechtbank geen aanleiding voor toepassing van het jeugdstrafrecht. De wet biedt de mogelijkheid om een jongvolwassen verdachte onder het jeugdstrafrecht te berechten indien de persoon van de verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd daartoe aanleiding geven. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank in deze zaak geen sprake. Uit zowel het Pro Justitia-rapport als het reclasseringsadvies komt naar voren dat er weliswaar geen contra-indicaties zijn voor de toepassing van het jeugdstrafrecht, maar dat dit niet noodzakelijk is. Nu het meerderjarigenstrafrecht het uitgangspunt is bij de berechting van jongvolwassenen, ziet de rechtbank geen reden om daar in deze zaak vanaf te wijken.
De straf
Gelet op de ernst van de feiten en hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Anderzijds moet niet uit het oog worden verloren dat de feiten in verminderde mate aan de verdachte kunnen worden toegerekend. Bovendien blijkt uit de rapportages en hetgeen ter terechtzitting is gezegd dat de verdachte vooral ook begeleiding nodig heeft bij verschillende aspecten van zijn leven.
Alles overziende acht de rechtbank het passend om een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk deel van de straf een aantal van de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden. Dit alles om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en om te bewerkstelligen dat de verdachte genoeg begeleiding krijgt om zo de kans op recidive terug te dringen. In de ernst van de feiten en de recente overtreding van de schorsingsvoorwaarden door de verdachte, ziet de rechtbank aanleiding om daarbij de door de officier van justitie gevorderde proeftijd van drie jaren op te leggen. De rechtbank zal geen contactverbod en geen verbod om zich uit te laten over de eerdergenoemde bewindslieden aan de verdachte opleggen. De rechtbank is van oordeel dat strafbare uitlatingen al voldoende worden gedekt door de algemene voorwaarden en het voorwaardelijk strafdeel, zodat de oplegging van die voorwaarden en het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel niet noodzakelijk is.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 21 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, passend en geboden.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van meerdere personen, te weten opruiing. Gelet op het recidiverisico, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van art. 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van art. 14c Sr uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 131 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
in het openbaar, bij geschrift of bij afbeelding tot enig strafbaar feit opruien, terwijl het strafbare feit waartoe wordt opgeruid een terroristisch misdrijf inhoudt;
ten aanzien van feit 2:
bedreiging met een terroristisch misdrijf;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
21 (eenentwintig) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
12 (twaalf) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
drie jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich meldt bij de Reclassering Nederland aan de Bezuidenhoutseweg 179 in Den Haag en zich daarna gedurende de proeftijd op door de reclassering te bepalen tijdstippen blijft melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van Inforsa, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen;
- gedurende de proeftijd verblijft in een door de reclassering te bepalen instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en zich houdt aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
beveelt dat bovengenoemde bijzondere voorwaarden en het - op grond van artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht - uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.G.M. van Rens, voorzitter,
mr. A.H. Bergman, rechter,
mr. M.T. Renckens, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.I.J. van den Bogert, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 december 2022.