ECLI:NL:RBDHA:2022:14235

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
28 december 2022
Zaaknummer
09-147503-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot oplichting door zich voor te doen als vertegenwoordiger van TU Delft

Op 15 december 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich had voorgedaan als vertegenwoordiger van TU Delft. De verdachte heeft geprobeerd om 200 robotstofzuigers te verkrijgen door middel van oplichting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen handelde en dat hij zich op verschillende manieren voordeed als een medewerker van een andere organisatie. De verdachte is op 20 januari 2021 betrapt toen hij de goederen in ontvangst nam. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan medeplegen van poging tot oplichting en heeft hem veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar, alsook een taakstraf van 70 uren. De rechtbank heeft daarbij bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder behandeling door een zorgverlener en toezicht door de reclassering. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het strafblad van de verdachte en het advies van de reclassering, die een hoog risico op herhaling signaleerden. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing zijn op de feiten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/147503-21
Datum uitspraak: 15 december 2020
Tegenspraak

(Verkort vonnis)

De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte]

geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats] ,
[adres] .
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 18 mei 2022 (regie) en 1 december 2022 (inhoudelijke behandeling).
De verdachte is verschenen op de terechtzitting van 18 mei 2022, maar niet op de terechtzitting van 1 december 2022.
De officier van justitie mr. M.L. Groeneveld heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 70 uren, subsidiair 35 dagen hechtenis.

De tenlasteleggingAan de verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 december 2020 tot en met 20 januari 2021 te Delft, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijfsnaam] te bewegen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten het leveren van 200 robotstofzuigers
- een T-shirt en een pasje met opdruk [naam 1] ” heeft gedragen,
- met een bestelbus naar de leverafspraak te gaan,
- zich als logistiek medewerker heeft voorgedaan voor de levering van de [bedrijfsnaam] robotstofzuigers,
- de goederen van [bedrijfsnaam] in ontvangst heeft genomen als ware hij daartoe door de [naam 1] gerechtigd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

De bewijsmiddelen

De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel met een opgave daarvan, zal dit plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
Bewijsoverwegingen
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de verdachte zich op 20 januari 2021 heeft voorgedaan als een medewerker van de [naam 1] met het doel om onder valse voorwendselen goederen (robotstofzuigers) van [bedrijfsnaam] . afhandig te maken. De rechtbank stelt vast dat de verdachte daarbij nauw en bewust heeft samengewerkt met anderen, te weten de [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Om de aflevering van voornoemde goederen te bewerkstelligen, hebben de medeverdachten zich in telefonische- en e-mailcontacten voorgedaan als medewerkers van de [naam 1] en in die hoedanigheid een bestelling bij [bedrijfsnaam] geplaatst voor het leveren van 200 robotstofzuigers. Hoewel de verdachte -anders dan zijn medeverdachten- geen rol lijkt te hebben gespeeld in deze contacten met [bedrijfsnaam] ., was zijn rol in het geheel desondanks van essentieel belang om de uitvoering van het plan te laten slagen. De rol van de verdachte bestond immers uit het in ontvangst nemen van de goederen van [bedrijfsnaam] . en het besturen van de bestelbus waarmee de goederen, nadat deze aan hem zouden zijn overhandigd, zouden worden vervoerd. Volgens de rechtbank kan het niet anders dan dat de verdachte vooraf op de hoogte moet zijn geweest van het plan van de medeverdachten om door middel van bedrog goederen van [bedrijfsnaam] afhandig te maken, en dat hij bovendien bewust bijdroeg aan het slagen van dat plan. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de verdachte voor zijn bijdrage een aanmerkelijk geldbedrag zou ontvangen, dat hij bij het in ontvangst nemen van de goederen was gekleed in een T-shirt met daarop het logo van de [naam 1] (terwijl hij geen band had met die organisatie) en dat hij een pas bij zich had die eveneens was voorzien van zo’n logo. Daarnaast heeft de politie in de bestelbus die de verdachte bestuurde, een orderbevestiging van [bedrijfsnaam] . aangetroffen.

De bewezenverklaring

Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft – heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat de verdachte het laste gelegde feit heeft begaan, te weten dat:
hij in de periode van 17 december 2020 tot en met 20 januari 2021 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, [bedrijfsnaam] te bewegen tot de afgifte van enig goed, te weten het leveren van 200 robotstofzuigers:
- een T-shirt en een pasje met opdruk [naam 1] ” heeft gedragen,
- met een bestelbus naar de leverafspraak
is gegaan,
- zich als logistiek medewerker heeft voorgedaan voor de levering van de [bedrijfsnaam] robotstofzuigers,
- de goederen van [bedrijfsnaam] in ontvangst heeft genomen als ware hij daartoe door de [naam 1] gerechtigd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

De strafoplegging

Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot oplichting van [bedrijfsnaam] . Daarbij heeft hij zich voorgedaan als een vertegenwoordiger van de [naam 1] . Dit deed hij met het doel [bedrijfsnaam] . een groot aantal goederen afhandig te maken. Verdachte heeft met zijn handelen slechts oog gehad voor zijn eigen financiële gewin en misbruik gemaakt van het vertrouwen dat ondernemingen stellen in de oprechtheid van deelnemers aan het handelsverkeer.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 29 november 2022. Daaruit blijkt dat de reclassering het risico op herhaling hoog acht. Er is sprake van instabiliteit op alle leefgebieden en er ontbreekt bij betrokkene de motivatie tot gedragsverandering. Volgens de reclassering lijkt de verdachte psychosociale klachten te hebben, die mogelijk samenhangen met zijn middelengebruik. Het advies van de reclassering is bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen.
Mede gelet op het voorgaande advies en met de officier van justitie, acht de rechtbank de volgende straffen passend en geboden. Aan de verdachte zal een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf voor de duur van 70 uren worden opgelegd.
Om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken, zal de rechtbank aan de hiervoor genoemde voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering geadviseerd.

De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 47 en 326 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:

medeplegen van poging tot oplichting

verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 2 (TWEE) MAANDEN;

bepaalt dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen vijf werkdagen (tussen 9.00 en 12.00 uur) volgend op het onherroepelijk worden van het vonnis meldt bij GGZ Reclassering Fivoor op het adres Vincent van Goghweg 73, 1506 JB Zaandam. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het toezicht uit te voeren.
- zich laat behandelen door ambulant centrum Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde werkt in het kader hiervan mee aan diagnostiek en het opstellen van een behandelplan ten behoeve van het maken van een adequate risicoinschatting. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
- meewerkt aan controle van het gebruik van middelen, cannabis in het bijzonder, om het middelengebruik in kaart te brengen dan wel te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
geeft opdracht aan GGZ Reclassering Fivoor tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
veroordeelt de verdachte voorts tot:

een taakstraf voor de tijd van 70 (ZEVENTIG) UREN;

beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
35 (VIJFENDERTIG) DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.R. Aaron, voorzitter,
mr. D. Gruijters, rechter,
mr. L. Mundt, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. K. Muijsert, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 december 2022.